Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


Boek 7 BW. Nieuwe regels voor
bijzondere contracten op komst

Prof. dr. Thijs Tanghe en mr. Tijl Eggers (Eubelius)

Webinar op dinsdag 21 oktober 2025


Ondernemingscontracten redigeren:
mogelijke valkuilen (inclusief boek)

Mr. Arie Van Hoe (Janson)
Mr. Olivier Vanden Berghe (Liedekerke)
Dhr. Dirk Deschrijver (Legal Advisor)
Dhr. Marc Taeymans (Thomas More Hogeschool)

Webinar op donderdag 2 oktober 2025


Samenwerkingsvormen in de bouw:
een praktijkgericht overzicht van diverse contracten

Mr. Jens Rediers, mr. Jef Feyaerts

en mr. Sophie De Krock (Schoups)

Webinar op dinsdag 10 juni 2025


De belangrijkste nieuwigheden
voor de bouw- en vastgoedsector in 2025:
het Federaal regeerakkoord en Boek 7

Mr. Marco Schoups, mr. Jens Rediers

en mr. Jef Feyaerts (Schoups)

Webinar op donderdag 3 juli 2025


Internationale koop- en verkoopovereenkomsten: een aantal knipperlichten onder de loep

Mr. Kim Swerts (Monard Law)

Webinar op vrijdag 10 oktober 2025

Boek 7 ‘Bijzondere contracten’ en de impact voor de bouwsector – deel 1 (Recht op zaterdag)

Auteur: Marc Vandecasteele (Recht op zaterdag)

Lees ook deel 2 en deel 3 van dit artikel

Op 20 februari 2025 werd het wetsvoorstel inzake Boek 7 opnieuw ingediend.

Het voorstel neemt de tekst over van het vorige voorstel, maar houdt, op meerdere punten, rekening met de opmerkingen die geformuleerd werden tijdens de publieke consultatie die de minister van Justitie had ingesteld.

Voor de bouwsector zal zeker Titel 4 over de dienstencontracten een impact hebben wat de bouwsector betreft, zodat we hier alvast een aantal aandachtspunten behandelen en dit op basis van een eigen selectie uit de Memorie van Toelichting.

Algemeen (uitgebreid toegelicht in de Memorie van Toelichting)

Het voorstel van Titel 4 ‘Dienstencontract’ gaat uit van de volgende vier krachtlijnen:

  1. de invoering, of beter: bestendiging van een regime inzake gemeenrechtelijke dienstencontracten;
  2. de vereenvoudiging van de regeling van de dienstencontracten in het licht van het gemeen contractenrecht;
  3. de afstemming van de regeling van de dienstencontracten op het kooprecht;
  4. dit alles in het licht van de Belgische rechtstraditie.
Eigen selectie van een aantal volgens ons relevante artikelen

Artikel 7.4.5. Samenwerkingsverbintenis

‘De opdrachtgever en de opdrachtnemer zijn met oog op de uitvoering van de opdracht tot wederzijdse samenwerking verplicht.

In het bijzonder stelt de opdrachtgever de opdrachtnemer de instructies en inlichtingen, evenals de vergunningen en machtigingen ter beschikking die de opdrachtnemer redelijkerwijze kan verwachten van de opdrachtgever en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.

Evenzo verschaft de opdrachtnemer de opdrachtgever alle inlichtingen over de uitvoering van de opdracht die deze laatste redelijkerwijze kan verwachten. Hij verschaft de opdrachtgever de mogelijkheid om na te gaan of hij de opdracht conform het contract uitvoert. Hij volgt de instructies van de opdrachtgever als bedoeld in het tweede lid. Niettemin kan hij, indien die instructies onaangepast of manifest onredelijk zijn, de uitvoering ervan weigeren of, indien hij instemt met de uitvoering ervan, maakt hij voorafgaandelijk voorbehoud.’

Toelichting in het wetsvoorstel (eigen selectie)

Het eerste lid codificeert het principe dat in hoofde van de partijen in de loop van de uitvoering van de opdracht door de opdrachtnemer een wederzijde samenwerkingsverbintenis bestaat. In de rechtspraak en rechtsleer zijn talrijke toepassingen van deze wederzijdse samenwerkingsverbintenis te vinden. Deze wederzijdse samenwerkingsverbintenis vloeit voort uit de verbintenis van de partijen om het contract te goeder trouw uit te voeren (art. 5.71, eerste lid). Aangezien het dienstencontract noodzakelijkerwijs een duurcomponent bevat en het welslagen van het contract zowel van de opdrachtnemer als van de opdrachtgever afhankelijk is, verdient het aanbeveling de wederzijdse samenwerkingsverbintenis voor dienstencontracten – niettegenstaande zij al uit het gemene contractenrecht voortvloeit – in de wet te concretiseren. De wederzijdse samenwerkingsverbintenis van de opdrachtgever en de opdrachtnemer is een contractuele verbintenis, die geldt gedurende de fase van uitvoering van de opdracht. De niet-naleving ervan wordt via artikel 5.83 gesanctioneerd. Zij is het logisch verlengstuk van de precontractuele informatieplichten van de partijen van artikel 5.16, die de fase voorafgaand aan de contractsluiting betreft, maar mag daarmee niet worden verward. Een miskenning van de precontractuele informatieplicht wordt uitsluitend op buitencontractuele basis wordt gesanctioneerd (art. 5.17).

Het tweede lid bevat een aantal voorbeelden van wat deze wederzijdse samenwerkingsverbintenis voor de opdrachtgever inhoudt. Het derde lid bevat dan weer een aantal voorbeelden van wat deze verbintenis voor de opdrachtnemer inhoudt. De opsommingen van het tweede en derde lid zijn niet-limitatief. Zo voorziet het tweede lid dat de opdrachtgever in de loop van de uitvoering van de opdracht de opdrachtnemer alle instructies moet verschaffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van opdracht door de opdrachtnemer, bijvoorbeeld wanneer de opdracht in het contract niet tot in elk detail werd uitgewerkt en nog bepaalde keuzes door de opdrachtgever moeten worden gemaakt, in de loop van de uitvoering van het contract.

Het derde lid bepaalt dat de opdrachtnemer de instructies die de opdrachtgever dienovereenkomstig formuleert, moet volgen. Niettemin mag hij, indien de instructies van de opdrachtgever onaangepast of manifest onredelijk zijn, de uitvoering ervan weigeren. In bepaalde gevallen moet de opdrachtnemer de instructies van de opdrachtgever zelfs weigeren, bijvoorbeeld indien zij tot een manifest gevaarlijke situatie aanleiding geven. Indien de opdrachtnemer, in een geval waarin hij niet verplicht is de instructies van de opdrachtgever te weigeren maar zulks enkel een mogelijkheid is, toch met de uitvoering van de een onaangepaste of manifest onredelijke instructie instemt, moet hij voorafgaandelijk voorbehoud maken. Dringt de opdrachtgever ondanks een dergelijk voorbehoud toch aan op de naleving door de opdrachtnemer van zijn instructies, en veroorzaakt dit nadien problemen, dan kan de opdrachtnemer van elke aansprakelijkheid worden ontheven. Een instructie is “onaangepast” wanneer zij vanuit objectief oogpunt problematisch is, bijvoorbeeld wanneer zij technisch of praktisch onhaalbaar of moeilijk realiseerbaar is. Een instructie is “manifest onredelijk” wanneer zij vanuit een meer subjectief oogpunt problematisch is, bijvoorbeeld omdat zij de omvang van de opdracht aanzienlijk vergroot of omdat zij dreigt de uitvoering van de opdracht aanzienlijk te vertragen of aanzienlijk duurder te maken. Aldus weegt op de opdrachtnemer een waarschuwingsplicht.

Artikel 7.4.8. Ongekende omstandigheden

‘De opdrachtnemer voert de opdracht voor de overeengekomen prijs uit. Wanneer een forfaitaire prijs werd overeengekomen, kan de opdrachtnemer geen enkele verhoging eisen, zelfs wanneer de opdracht meer werk of meer uitgaven vereist dan hetgeen werd voorzien. Onverminderd de toepassing van artikel 5.74, kan de opdrachtnemer evenwel aan de opdrachtgever vragen om het contract opnieuw te onderhandelen met het oog op de aanpassing of beëindiging ervan indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  1. omstandigheden die bij de contractsluiting al bestonden, maken de uitvoering van het contract buitengewoon bezwarend, dermate dat de uitvoering ervan redelijkerwijze niet kan worden geëist;
  2. die omstandigheden waren bij contractsluiting onvoorzienbaar;
  3. die omstandigheden zijn niet aan de opdrachtnemer toerekenbaar;
  4. de opdrachtnemer heeft dit risico niet voor zijn rekening genomen; en
  5. de wet noch het contract sluiten die mogelijkheid uit.

De partijen blijven hun verbintenissen nakomen in de loop van de heronderhandelingen. Bij afwijzing of mislukking van de heronderhandelingen binnen een redelijke termijn, kan de rechter, op verzoek van één van de partijen, ofwel het contract aanpassen om het in overeenstemming te brengen met hetgeen de partijen redelijkerwijze zouden zijn overeengekomen op het tijdstip van de contractsluiting indien zijn met de daaraan voorafbestaande omstandigheden rekening hadden gehouden, ofwel het contract geheel of gedeeltelijke beëindigen op een datum die niet mag voorafgaan aan de vraag tot heronderhandeling en volgens de nadere regels die de rechter vaststelt. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.’

Toelichting in het wetsvoorstel (eigen selectie)

Het voorgestelde artikel codificeert de theorie van de sujétions imprévues, die de rechtspraak en de rechtsleer in de context van bouwaanneming ontwikkelden, en breidt het toepassingsgebied daarvan uit tot alle dienstencontracten. Wanneer een dienstencontract tegen vaste of forfaitaire prijs werd gesloten, kan de opdrachtnemer in principe geen enkele verhoging van de overeengekomen prijs eisen, zelfs wanneer de opdracht meer werk of meer uitgaven vereist dan hetgeen werd voorzien. De theorie van de sujétions imprévues houdt een uitzondering op dat principiële uitgangspunt in: wanneer de opdrachtnemer in de loop van de uitvoering van de opdracht met moeilijkheden wordt geconfronteerd die al op het ogenblik van contractsluiting bestonden maar op dat ogenblik onvoorzienbaar waren en die moeilijkheden de uitvoering van het contract voor hem buitengewoon bezwarend maken, dermate dat de uitvoering redelijkerwijze niet kan worden geëist, kan hij op een aanpassing van de prijs dan wel een gehele of gedeeltelijke beëindiging van het contract aanspraak maken, althans voor zover de desbetreffende moeilijkheden hem niet toerekenbaar zijn en het risico dienaangaande niet contractueel op zich heeft genomen. Het voorgesteld artikel geldt enkel wanneer een dienstencontract tegen vaste of forfaitaire prijs werd gesloten. Ook wanneer een dienstencontract tegen relatief forfaitaire prijs werd gesloten, kan de opdrachtnemer op het artikel beroep doen voor zover de discussie het deel van de opdracht betreft waarvoor het forfait geldt.

De theorie van de sujétions imprévues verschilt van de imprevisieleer (zie art. 5.74).

De toepassingsvoorwaarden van beide leerstukken verschillen. Een uitdrukkelijke codificatie van de theorie van de sujétions imprévues is dan ook vereist. Terwijl de imprevisieleer omstandigheden betreft die zich tijdens de uitvoering van het contract voordoen, moet voor de toepassing van het leerstuk van de sujétions imprévues sprake zijn van moeilijkheden die al bestonden bij het sluiten van het contract, maar die aan de partijen op dat ogenblik niet bekend waren en redelijkerwijze ook niet bekend konden zijn. Het mag dus voor een toepassing van het leerstuk van de sujétions imprévues niet gaan om materiële moeilijkheden die bij contractsluiting niet bestonden, maar die pas later zijn ontstaan (en die zo, naargelang het geval, tot overmacht of imprevisie aanleiding zouden kunnen geven). Het weze opgemerkt dat de codificatie van de theorie van de sujétions imprévues uiteraard op geen enkele wijze afbreuk doet aan de imprevisieleer van artikel 5.74 en aan de mogelijkheid voor de opdrachtnemer om zich op die imprevisieleer te beroepen wanneer aan de toepassingsvoorwaarden ervan is voldaan. Beide leerstukken kunnen cumulatief van toepassing zijn. De theorie van de sujétions imprévues, in zijn huidige vorm, bepaalt dat, in zoverre aan de toepassingsvoorwaarden ervan is voldaan, het enkel de rechter toekomt een prijsaanpassing door te voeren. Naar het voorbeeld van hetgeen in artikel 5.74 is voorzien, wordt er in het voorgesteld artikel evenwel voor geopteerd om in eerste instantie op minnelijke onderhandelingen in te zetten, ofwel met het oog op een prijsaanpassing ofwel met het oog op de gehele of gedeeltelijke beëindiging van het contract. Maar wanneer die onderhandelingen mislukken, of de opdrachtgever heronderhandelingen weigert, kan de opdrachtnemer de rechter vatten.

Artikel 7.4.9. Aanvaarding en inontvangstname

‘§ 1. De opdrachtgever aanvaardt de afgewerkte opdracht op de plaats en het tijdstip van levering. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren, op voorwaarde dat zij vaststaat. De opdrachtnemer kan een uitdrukkelijke aanvaarding eisen. Wanneer de opdracht niet tijdig afgewerkt of niet conform is, weigert de opdrachtgever de opdracht te aanvaarden of aanvaardt hij de opdracht al dan niet met formulering van een of meerdere voorbehouden. De aanvaarding van de opdracht zonder voorbehoud houdt de bevestiging in door de opdrachtgever dat de opdracht tijdig is geleverd en vrij is van enig conformiteitsgebrek dat na een aandachtig onderzoek door een voorzichtig en redelijk opdrachtgever in dezelfde omstandigheden aan het licht kan komen.

Als de opdracht de overhandiging veronderstelt van een goed dat het resultaat is van de opdracht, neemt de opdrachtgever het in ontvangst op de plaats en het tijdstip van aanvaarding.’

Toelichting in het wetsvoorstel (eigen selectie)

Paragraaf 1 expliciteert de verbintenis van de opdrachtgever om de afgewerkte opdracht te aanvaarden, i.e. te bevestigen dat: 1° de opdracht tijdig is afgewerkt; en 2° de opdracht op het eerste gezicht conform is afgewerkt, d.w.z. vrij is van enig conformiteitsgebrek dat de opdrachtgever op het ogenblik van aanvaarding kan vaststellen. Deze verbintenis van de opdrachtgever is eigen aan dienstencontracten. De aanvaarding kan, naargelang het geval, geheel of in delen gebeuren (zie art. 1791, eerste zin, van het oud Burgerlijk Wetboek). Dit behoort tot de contractsvrijheid van de partijen. Wat de modaliteiten van de aanvaarding betreft, beoogt het voorgestelde artikel een codificatie van de vigerende principes, zoals de rechtspraak en rechtsleer ze heeft ontwikkeld. De aanvaarding gebeurt op de plaats en het tijdstip van levering. Zo preciseert paragraaf 1, eerste lid, artikel 5.203, tweede en derde lid, in de context van dienstencontracten. Overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid, kan de aanvaarding zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend plaatsvinden, zij het dat van een stilzwijgende aanvaarding maar sprake kan zijn wanneer de ondubbelzinnige wil van de opdrachtgever om de opdracht te aanvaarden, vaststaat, d.w.z. voor geen andere uitleg vatbaar is. Zo kan de opdrachtgever bijvoorbeeld (weerlegbaar) worden vermoed de opdracht ondubbelzinnig te willen aanvaarden wanneer hij de opdracht in ontvangst neemt of gebruikt, dan wel de prijs zonder enig voorbehoud betaalt (vgl. wat dat laatste betreft met artikel 1791, tweede zin, van het oud Burgerlijk Wetboek). De opdrachtnemer kan de opdrachtgever echter om een uitdrukkelijke aanvaarding verzoeken, teneinde uitdrukkelijke bevestiging van de opdrachtgever te krijgen dat de opdracht tijdig werd geleverd en conform is. In dat geval kan de onwettige weigering van de opdrachtgever om de opdracht te aanvaarden, zelfs onder voorbehoud, na ingebrekestelling, aanleiding geven tot een rechterlijke beslissing die als (uitdrukkelijke) aanvaarding zal gelden, overeenkomstig artikel 5.236.

Wanneer de afgewerkte opdracht tijdig werd geleverd en aan de vereisten van artikel 7.4.15 beantwoordt, is de opdrachtgever verplicht om de opdracht te aanvaarden. Wanneer dat niet het geval is, kan de opdrachtgever niet verplicht worden de opdracht te aanvaarden. In voorkomend geval kan de opdrachtgever hetzij de opdracht aanvaarden met formulering van een of meerdere voorbehouden, hetzij de aanvaarding weigeren. De opdrachtgever kan de aanvaarding evenwel maar weigeren wanneer de niet-tijdige levering van de opdracht of een conformiteitsgebrek een normaal gebruik van de opdracht (i.e. het gebruik dat contractueel bedongen werd of dat impliciet is verondersteld) door de opdrachtgever verhindert. Verhindert een conformiteitsgebrek het normaal gebruik van de opdracht niet, dan moet de opdrachtgever aanvaarden met formulering van een voorbehoud voor het desbetreffende conformiteitsgebrek. De aanvaarding in een dergelijk geval zomaar weigeren, zou immers rechtsmisbruik inhouden. Paragraaf 2 expliciteert de verbintenis van de opdrachtgever om, wanneer de opdracht de overhandiging van een goed veronderstelt dat het resultaat is van de opdracht, dat goed in ontvangst te nemen. Aanvaardt de opdrachtgever de opdracht, hetzij voorbehoudsloos hetzij met een of meerdere voorbehouden, dan moet hij de opdracht in ontvangst nemen en zal hij er bijgevolg vanaf dat ogenblik de vrije beschikking over hebben. Weigert hij te aanvaarden, dan moet hij de opdracht niet in ontvangst nemen en zal hij niet de vrije beschikking er over hebben. In dat geval moet de opdrachtnemer de grote tekortkomingen die werden gesignaleerd, remediëren, om de opdrachtgever daarna tot een nieuwe aanvaarding en inontvangstname uit te nodigen.

Artikel 7.4.10. Coördinatie

‘Wanneer in de uitvoering van de opdracht meerdere opdrachtnemers tussenkomen die elk met de opdrachtgever door een afzonderlijk contract verbonden zijn, verzorgt de opdrachtgever hun coördinatie.’

Toelichting in het wetsvoorstel (eigen selectie)

In het kader van complexe projecten stelt een opdrachtgever voor de verschillende deelaspecten van het project vaak verschillende (gespecialiseerde) opdrachtnemers aan, die in principe naast elkaar opereren en elk door een afzonderlijk dienstencontract met de opdrachtgever verbonden zijn. Het voorgesteld artikel legt in een dergelijk geval aan de opdrachtgever de verbintenis op om de werkzaamheden van de verschillende opdrachtnemers te coördineren. Vanzelfsprekend moet de opdrachtgever enkel de werkzaamheden coördineren van de opdrachtnemers waarmee hij zelf een contract heeft. De opdrachtgever moet niet de werkzaamheden coördineren van de hulppersonen waarop zijn opdrachtnemers een beroep doen. Dat laatste is een verbintenis van de desbetreffende opdrachtnemers. Wanneer de opdrachtgever aan deze verbintenis tekortkomt en één of meerdere opdrachtnemers daardoor schade lijden, kunnen zij de opdrachtgever daarvoor contractueel aansprakelijk stellen. De opdrachtgever kan zelf voor deze coördinatie instaan, dan wel die coördinatie contractueel aan een van de opdrachtnemers opdragen. In dergelijk geval moet de desbetreffende opdrachtnemer voor die coördinatie als een hulppersoon van de opdrachtgever in de zin van artikel 5.229 worden beschouwd. Indien de opdrachtnemer de werkzaamheden niet of niet voldoende coördineert, en de andere opdrachtnemers daardoor schade lijden, kunnen zij de opdrachtgever daarvoor aansprakelijk stellen. Enkel het geval waarin de verschillende opdrachtnemers door afzonderlijke dienstencontracten met de opdrachtgever verbonden zijn, wordt uitdrukkelijk voorzien. Wanneer bij de realisatie van een opdracht verschillende opdrachtnemers betrokken zijn, maar op basis van één enkel contract tussen de opdrachtgever enerzijds en de verschillende opdrachtnemers anderzijds, dient immers voor wat de coördinatie van de werkzaamheden van de opdrachtnemers betreft, naar het contract te worden verwezen.

Lees ook deel 2 en deel 3 van dit artikel

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed, Verbintenissen & Goederen

Boeken in de kijker: