Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Vruchtgebruik: rechten en verplichtingen van partijen na de Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek, gepubliceerd in het Staatsblad van 17 maart 2020. Deel 2 : wat wijzigt er inzake verplichtingen? (LegalNews)

Auteur: LegalNews

Lees hier ‘Deel 1 : wat wijzigt er inzake rechten?

Beschrijving van de goederen (art. 3.150)

1. Oud artikel

Art. 600 BW: “De vruchtgebruiker neemt de zaken in de staat waarin zij zich bevinden; hij kan echter in het genot daarvan niet treden dan nadat hij, in tegenwoordigheid van de eigenaar of deze behoorlijk opgeroepen zijnde, een boedelbeschrijving van de roerende goederen en een staat van de onroerende goederen die aan het vruchtgebruik onderworpen zijn, heeft doen opmaken.”

2. Nieuw artikel

Art.3.150: “Niettegenstaande enig andersluidend beding, maken de vruchtgebruiker en de blote eigenaar bij aanvang van het vruchtgebruik, een beschrijving van de bezwaarde goederen op. Bij gebreke aan akkoord wordt een beschrijving en schatting opgesteld door een deskundige die zij gezamenlijk aanstellen of, bij gebreke aan akkoord, laten aanstellen door de rechtbank. Zolang dergelijke beschrijving niet is opgemaakt, heeft de blote eigenaar recht op de vruchten en kan hij de afgifte van het bezwaarde goed aan de vruchtgebruiker opschorten, overeenkomstig artikel 73 van titel XVII van boek III van het oude Burgerlijk Wetboek, tenzij indien de vruchtgebruiker van rechtswege in het bezit van de goederen treedt. Indien de vruchtgebruiker de bevoegdheid krijgt om de bezwaarde goederen of een deel van de bezwaarde goederen te vervreemden, moet de beschrijving gepaard gaan met een schatting van de bezwaarde goederen of het bezwaarde geheel. Bovendien moet de vruchtgebruiker in dat geval eenmaal per jaar, op eerste verzoek van de blote eigenaar, opgave doen van de goederen die niet meer aanwezig zijn en van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen.”

3. Reden van de wijzigingen

Onder het regime van art. 600 BW was het opstellen van een staat en inventaris een eenzijdige plicht ten laste van de vruchtgebruiker. In het kader van de moderne opvatting van vruchtgebruik, is er een wederkerige plicht tussen de blote eigenaar en de vruchtgebruiker van gemaakt. Dat spoort overigens ook met het wederkerige karakter van de instandhoudingsplicht tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar. Wel blijft het vruchtgebruik op verzoek van de blote eigenaar zonder uitwerking zolang de vruchtgebruiker die verplichting niet is nagekomen. De voorgestelde bepaling schaft de verplichte authentieke staat bij onroerende goederen af, ten einde aan partijen toe te laten om zelf, volgens hun eigen inzichten, de wijze te kiezen waarop ze de beschrijving van de goederen doen. Ook de verplichting om een zekerheid te stellen bij aanvang van het vruchtgebruik tot waarborg van de naleving van diens verplichtingen, wordt afgeschaft. In belangrijke praktijkgevallen van wettelijk vruchtgebruik geldt deze verplichting niet, namelijk bij het hereditaire vruchtgebruik van de ouders. Ook bij de in de praktijk voornaamste wijze van vestiging van een vruchtgebruik, namelijk het voorbehoud ervan, is de vruchtgebruiker van deze verplichting vrijgesteld. In de andere gevallen komt het aan de partijen toe om contractueel te bepalen of al dan niet een zekerheid moet worden verleend. In het kader van die “de-formalisering” was het raadzaam om het dwingende karakter van die verplichting tot het opstellen van een inventaris, die onder het huidige recht al bestaat, te handhaven.

Verzekeringsplicht van de vruchtgebruiker (art. 3.151)

1. Nieuw artikel

Art.3.151: “§ 1. De vruchtgebruiker is verplicht het goed in volle eigendom te verzekeren voor de gebruikelijke risico’s, en hiervoor de premies te betalen. In ieder geval is de vruchtgebruiker van een onroerend goed verplicht dit tegen brand te verzekeren. De vruchtgebruiker moet het bewijs van de verzekeringspolis aan de blote eigenaar voorleggen op diens eerste verzoek.

§ 2. Indien de vruchtgebruiker niet aan de in de paragraaf 1 omschreven verplichtingen voldoet, mag de blote eigenaar zelf een verzekering nemen en is de vruchtgebruiker verplicht hem de kosten daarvan onmiddellijk te vergoeden.”

2. Reden van de wijzigingen

In tegenstelling tot in een aantal buitenlandse rechtsstelsels bestaat naar Belgisch recht geen specifieke wettelijke verplichting voor de vruchtgebruiker om het goed te verzekeren. Dergelijke verplichting kan wel kaderen in zijn zorgvuldigheidsplicht in het kader van het beheer van het goed, maar dat leidt vaak tot rechtsonzekerheid. De verzekering van de goederen kadert in de instandhoudingsplicht met betrekking tot die goederen. In principe is de vruchtgebruiker ertoe gehouden om de goederen in volle eigendom te doen verzekeren tegen de gebruikelijke risico’s.

Indien het verzekerde risico zich realiseert, kan de blote eigenaar door het mechanisme van zakelijke subrogatie dan een zakenrechtelijke aanspraak op de uitkering laten gelden. Het is daartoe niet vereist dat de verzekering uitdrukkelijk afgesloten is “voor rekening”. In het kader van de wederkerigheid van de instandhoudingsplicht, kan de blote eigenaar echter ook zelf die verzekering nemen, en hiervoor regres tegen de vruchtgebruiker uitoefenen.

Vordering in rechte (art. 3.152)

1. Nieuw artikel

Art.3.152: “§ 1. Zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar zijn gerechtigd om een rechtsvordering in te stellen betreffende de bezwaarde goederen die zowel aan hun eigen recht als aan het recht van de andere partij raakt, zij het dat hij er dan toe gehouden is om de andere partij onverwijld in tussenkomst in de procedure te betrekken.”

2. Reden van de wijzigingen

Ook deze bepaling is schatplichtig aan het wederkerig maken van de instandhoudingsplicht in het kader van de verhouding tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar. Partijen kunnen elkaars belangen behartigen in een procedure tot vrijwaring van de bezwaarde goederen. Uiteraard moeten ze dan wel, in het kader van hun samenwerkingsplicht, de andere partijen in tussenkomst in de procedure betrekken.

Onderhoudsherstellingen (art. 3.153)

1. Oud artikel

Art. 605 BW: “De vruchtgebruiker is slechts verplicht de herstellingen tot onderhoud te doen.

De grove herstellingen blijven ten laste van de eigenaar, behalve indien zij veroorzaakt zijn door het verzuimen van herstellingen tot onderhoud sinds de aanvang van het vruchtgebruik; in welk geval de vruchtgebruiker ook daartoe verplicht is.”

Artikel 606 BW: “Grove herstellingen zijn die van zware muren en van gewelven, de vernieuwing van balken en van gehele daken; Eveneens de vernieuwing van dijken en van steun- en afsluitingsmuren in hun geheel. Alle andere herstellingen zijn herstellingen tot onderhoud.”

2. Nieuw artikel

Art.3.153: “De vruchtgebruiker is ertoe gehouden om onderhoudsherstellingen ten aanzien van het goed te verrichten die, op korte of lange termijn, nodig zijn om de waarde van het goed te vrijwaren, onder voorbehoud van normale slijtage, ouderdom of overmacht.”

3. Reden van de wijzigingen

De opstellers van het ontwerp hebben ervoor gekozen met open categorieën te werken, en niet met opsommingen. De evolutie van de bouwtechnieken leidt er immers toe dat de wetgeving snel veroudert. Het onderscheid tussen onderhoudsherstellingen en grove herstellingen geeft in het huidige recht echter aanleiding tot heel wat rechtsonzekerheid.

Grove herstellingen (art. 3.154)

1. Oud artikel

Art. 605 BW: “De vruchtgebruiker is slechts verplicht de herstellingen tot onderhoud te doen. De grove herstellingen blijven ten laste van de eigenaar, behalve indien zij veroorzaakt zijn door het verzuimen van herstellingen tot onderhoud sinds de aanvang van het vruchtgebruik; in welk geval de vruchtgebruiker ook daartoe verplicht is.”

Art. 606 BW: “Grove herstellingen zijn die van zware muren en van gewelven, de vernieuwing van balken en van gehele daken; Eveneens de vernieuwing van dijken en van steun- en afsluitingsmuren in hun geheel. Alle andere herstellingen zijn herstellingen tot onderhoud.”

2. Nieuw artikel

Art.3.154: “§ 1. Grove herstellingen zijn herstellingen die betrekking hebben op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of waarvan de kosten manifest de vruchten van het goed te boven gaan. § 2. De blote eigenaar moet deze herstellingen uitvoeren na overleg met de vruchtgebruiker. Deze laatste kan hiervoor geen aanspraak maken op een gebruiksvergoeding. In afwijking op het eerste lid, is de blote eigenaar noch gehouden tot de grove herstellingen die betrekking hebben op de bouwwerken en beplantingen die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht, noch tot de herstellingen die uitsluitend aan de vruchtgebruiker te wijten zijn.

§ 3. De blote eigenaar die de grove herstellingen uitvoert kan van de vruchtgebruiker eisen dat hij proportioneel bijdraagt in de kosten van deze herstellingen. Deze bijdrage wordt bepaald in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik tegenover de waarde van de volle eigendom, berekend overeenkomstig artikel 745sexies § 3 van het oude Burgerlijk Wetboek.”

3. Reden van de wijzigingen

Er wordt met een open omschrijving gewerkt, om de evoluties in de bouwtechnieken toe te laten. Het enkele feit dat het gaat om werken die een belangrijke financiële weerslag hebben, volstaat ook onder die nieuwe omschrijving niet om die werken als grove herstellingen te beschouwen; ze moeten manifest de vruchten te boven gaan.

In de klassieke opvatting zijn de onderhoudsherstellingen ten laste van de vruchtgebruiker, terwijl de grove herstellingen ten laste van de blote eigenaar zijn. De huidige bepaling wenst hierop meer verfijning aan te brengen.

Het moet echter verhinderd worden dat de blote eigenaar de financiële last van de door hem uitgevoerde werken alleen moet dragen, aangezien hij – zeker indien het om een jonge vruchtgebruiker gaat – geen gebruik en genot heeft (en dit in sommige gevallen voor zijn ganse leven). Een evenwichtige oplossing is dat de vruchtgebruiker en de blote eigenaar deze werken financieren volgens de waarde van het vruchtgebruik respectievelijk de blote eigendom in verhouding tot de waarde van de volle eigendom. Een bijkomende hefboom bestaat erin dat de waarde van vruchtgebruik en blote eigendom objectief kan worden berekend, waarvoor art. 745sexies § 3 van het Burgerlijk Wetboek de grondslag vormt. Indien de vruchtgebruiker nog jong is, zal de blote eigenaar niet veel te verwachten hebben om op korte termijn het gebruik en genot te krijgen, maar zal hij ook slechts een beperkt gedeelte van de werken moeten betalen. Is de vruchtgebruiker daarentegen al ouder, dan zal de blote eigenaar een veel groter gedeelte moeten dragen, maar hij kan statistisch op kortere termijn ook het gebruik en genot verwachten.

Een dergelijk systeem vinden de opstellers van het ontwerp billijker dan een systeem waarin de grove herstellingen volledig ten laste van de vruchtgebruiker zouden worden gelegd, en pas na het einde van het vruchtgebruiker kunnen worden teruggevorderd van de blote eigenaar.
De verplichting om de grove herstellingen te doen, is een actuele verplichting, die dus reeds tijdens het vruchtgebruik kan worden afgedwongen.

Op de verplichting van de blote eigenaar om de grove herstellingen uit te voeren, worden twee uitzonderingen opgenomen. Indien het gaat om bouwwerken of beplantingen die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht, heeft hij hierop een accessoir opstalrecht. De tweede uitzondering is klassiek: het gaat om de herstellingen die aan de vruchtgebruiker te wijten zijn.

Afdwinging (art. 3.155)

1. Nieuw artikel

Art.3.155: “Indien de vruchtgebruiker of de blote eigenaar zijn herstellingsplicht niet nakomt, kan de andere partij de rechter verzoeken om hem reeds tijdens de duur van het vruchtgebruik daartoe te verplichten, in voorkomend geval onder verbeurte van een dwangsom. Alternatief kan hij aan de rechter vragen om zelf de noodzakelijke werken te mogen uitvoeren waarbij de kosten overeenkomstig het wettelijke regime op de andere partij kunnen verhaald worden.”

2. Reden van de wijzigingen

Ook deze bepaling kadert in de moderne opvatting dat de blote eigenaar en vruchtgebruiker moeten samenwerken met het oog op de instandhouding van het bezwaarde goed. De respectieve herstellingsplichten zijn actuele verplichtingen die reeds tijdens het vruchtgebruik kunnen worden afgedwongen. Bij gebreke aan nakoming, kan de andere partij uitvoering in natura ten laste van de ene partij of de indeplaatsstelling vorderen.

Lasten van het bezwaarde goed (art. 3.156)

1. Oud artikel

Art. 608 BW: “De vruchtgebruiker is, gedurende zijn genot, gehouden alle jaarlijkse lasten van het erf te dragen, zoals belastingen en andere die volgens het gebruik als lasten van de vruchten worden beschouwd.”

Art. 609 BW: “Wat de lasten betreft waarmee het eigendom gedurende het vruchtgebruik kan worden bezwaard, dragen vruchtgebruiker en eigenaar daartoe bij als volgt: De eigenaar is verplicht deze te betalen en de vruchtgebruiker wordt hem de interest daarvan schuldig. Indien de vruchtgebruiker de lasten voorgeschoten heeft, kan hij, bij het eindigen van het vruchtgebruik, het kapitaal terugvorderen.”

2. Nieuw artikel

Art.3.156: “De vruchtgebruiker is gehouden alle periodieke lasten van het bezwaarde goed te dragen die verband houden met het gebruik en genot ervan. De blote eigenaar staat in voor de buitengewone lasten van het bezwaarde goed, zelfs indien ze periodiek moeten worden betaald. Heeft de vruchtgebruiker zelf bouwwerken of beplantingen aangebracht, dan moet hij hiervoor tijdens de duur van het vruchtgebruik zowel de gewone als de buitengewone lasten dragen.”

3. Reden van de wijzigingen

Net zoals bij de herstellingen, geldt ook bij de lasten dat ze zoveel mogelijk de keerzijde van het gebruik en genot van het bezwaarde goed moeten zijn. Enkele voorbeelden van gewone of jaarlijkse lasten zijn de directe belastingen met betrekking tot het bezwaarde goed, onroerende voorheffing, leegstandsheffingen, canonverplichting indien het vruchtgebruik betrekking heeft op een recht van erfpacht onder bezwarende titel, kosten van borgstelling, enz. Die gewone of jaarlijkse lasten kunnen aan de vruchtgebruiker worden opgelegd voor zover ze zijn ontstaan vóór het einde van het vruchtgebruik. Als voorbeelden van buitengewone lasten kunnen worden gegeven de jaarlijkse aflossingen op de lening tot verkrijging van het bezwaarde goed, de volstorting van aandelen die met een vruchtgebruik zijn bezwaard, een vermogensbelasting, enz.

Correlatieve schulden (art. 3.157)

1. Oud artikel

Art. 611 BW: “De vruchtgebruiker onder bijzondere titel is niet gehouden tot betaling van de schulden waarvoor het erf met hypotheek is bezwaard; indien hij wordt genoodzaakt deze te betalen, heeft hij zijn verhaal op de eigenaar, behoudens hetgeen bepaald is bij artikel 1020, in de titel Schenkingen onder de levenden en testamenten.” Artikel 612 BW: “De algemene vruchtgebruiker of de vruchtgebruiker onder algemene titel moet met de eigenaar in de betaling van de schulden bijdragen als volgt: Men schat de waarde van het erf dat aan het vruchtgebruik is onderworpen; men bepaalt vervolgens, naar evenredigheid van deze waarde, de bijdrage in de schulden. Indien de vruchtgebruiker de som waarvoor het erf moet bijdragen, wil voorschieten, wordt hem, bij het eindigen van het vruchtgebruik, het kapitaal zonder enig interest teruggegeven.

Indien de vruchtgebruiker dit voorschot niet wil doen, heeft de eigenaar de keus om, ofwel deze som te betalen, in welk geval de vruchtgebruiker hem de interest daarvan gedurende het vruchtgebruik schuldig wordt, ofwel een gedeelte van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen tot het verschuldigde bedrag te doen verkopen.”

2. Nieuw artikel

Art.3.157: “De algemene vruchtgebruiker of de vruchtgebruiker onder algemene titel moet in de betaling van de schulden van de boedel bijdragen naar verhouding tot de waarde van zijn vruchtgebruik, berekend overeenkomstig artikel 745sexies § 3 van het oude Burgerlijk Wetboek.”

3. Reden van de wijzigingen

Deze bepaling geldt indien het vruchtgebruik is ontstaan door een rechtsovergang onder algemene titel, d.i. een rechtsovergang die alle rechten en verplichtingen of een evenredig deel van de rechten en verplichtingen overdraagt. Het gaat dus vooral om het hereditaire vruchtgebruik, gevestigd door het erfrecht, algemeen legaat of contractuele erfstelling. De vruchtgebruiker moet het evenredig deel van de schulden van de nalatenschap dragen waarop het vruchtgebruik betrekking heeft.

Lees hier het goedgekeurde wetsvoorstel

» Bekijk alle artikels: Verbintenissen & Goederen