Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Kunnen oude constructies nog geviseerd worden in het kader van een herstelvordering voor nieuwe constructies? (Publius)

Auteur: Meindert Gees (Publius)

Publicatiedatum: 02/10/2018

Het antwoord op deze vraag is bevestigend als er gewaagd kan worden van eenzelfde eenheid van opzet en/of er sprake is van een zgn. voortgezet misdrijf.

Minister Schauvliege werd recent door Vlaams parlementslid Lode Ceyssens in dit opzicht bevraagd over de verjaring van de herstelvordering.

De vraag betrof het geval waarin er zich diverse onvergunde constructies op een site bevinden, waarbij er zich een geruime tijd bevindt tussen de oprichting van de oude constructies en de oprichting van de nieuwe:

‘Stel dat er na het verstrijken van de verjaringstermijn van de op het terrein aanwezige constructies, constructies worden bijgeplaatst, bijvoorbeeld een afzonderlijk bijgebouw.

Indien de herstelvorderende overheid in zo’n geval zou ageren naar aanleiding van de recente misdrijven, beschikt zij dan over de mogelijkheid om de oude misdrijven mee te nemen, en ook hiervan herstel te vragen?’

De minister antwoordde op 2 oktober 2018 het volgende :

‘Artikel 6.3.1, tweede lid VCRO stelt dat het bevolen herstel steeds de volledige illegaliteit ter plaatse dekt, ook al werd die mee veroorzaakt door stedenbouwkundige misdrijven en inbreuken die niet bij de rechter aanhangig zijn. Dit is eigenlijk een letterlijke overname van wat het Hof van Cassatie heeft uitgesproken in een arrest van 24 april 2012 (P11.1061N). Het ging over in de tijd opeenvolgende verbouwingen zonder vergunning door verschillende opeenvolgende eigenaars aan dezelfde constructie. De laatste werd veroordeeld tot het integrale herstel, ook al had hij de eerste aanpassingen niet zelf uitgevoerd. Ervan uitgaande dat er geen eenheid van opzet speelt zoals bedoeld in artikel 65 van het Strafwetboek, zal een tijdig ingestelde en ontvankelijke herstelvordering met betrekking tot de oprichting van een constructie niet tot gevolg hebben dat een herroepelijk verjaarde herstelvordering, met betrekking tot eerder opgerichte andere constructies, alsnog herleeft. Er zal dus moeten nagegaan worden tot hoe ver “het geheel” zich strekt en meer in concreto vanaf wanneer iets niet tot dezelfde schade behoort en afsplitsbaar is.’

[eigen aanduiding]

Er zal zodus in ieder afzonderlijk dossier moeten worden onderzocht of er nu sprake is van eenzelfde opzet tussen de misdrijven. Dit betreft aldus een feitenappreciatie die moet worden gemaakt.

Enkel in de veronderstelling dat het eenheid van opzet niet voorhanden is, zou de hierboven aangehaalde verjaring kunnen intreden.

De minister werd in dit opzicht ook bevraagd over de impact van de notie van het voortgezet misdrijf  in de adviespraktijk van de Hoge Raad van de Handhavingsuitvoering (sinds 1 maart 2018 de opvolger van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid) in de gemaakte dergelijke veronderstelling met oude en nieuwe constructies..

De minister antwoordde dat het aan het Openbaar Ministerie en desgevallend de rechtbank toekomt om een uitspraak te doen over de aanwezigheid van een voortzettingsmisdrijf en de evt. aanwezige verjaring:

‘Het is inderdaad zo dat zolang de strafvordering niet verjaard is, de herstelvordering in principe volgens artikel 26 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering niet kan verjaren. Het al dan niet kunnen kwalificeren van verschillende feiten als een voortgezet misdrijf wordt soeverein door de feitenrechter geapprecieerd. Op uw vraag over hoe de Hoge Raad hiermee omgaat in haar adviespraktijk, geeft de Hoge Raad aan dat het Openbaar Ministerie en, indien de zaak voor de rechter wordt gebracht, de rechter met voldoende kennis van zaken kunnen oordelen over de verjaring van zowel de strafvordering als de herstelvordering. Hoewel de Hoge Raad bij het verlenen van advies onder andere rekening houdt met het tijdsverloop sinds de bouwovertreding werd begaan, spreekt de Hoge Raad zich nooit uit over de mogelijke verjaring. Zo is het principieel niet uitgesloten dat de Hoge Raad een positief advies verleent over een herstelvordering waarbij de rechter later vaststelt dat de feiten verjaard zijn.’

[eigen aanduiding]

De volledige vraagstelling en antwoord vindt u hier.

Lees hier het originele artikel

Lees hier meer bijdragen over de ‘omgevingsvergunning’

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed