HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Uitzendarbeid van 55 maanden: is dit nog als tijdelijk te beschouwen? Hof van Justitie van 17 maart 2022 (LegalNews)

Auteur: LegalNews

Richtlijn 2008/104/EG verzet er niet tegen dat een werknemer met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau ter beschikking wordt gesteld van een inlenende onderneming teneinde een functie te vervullen die permanent bestaat zonder daarbij iemand te vervangen.

Richtlijn 2008/104 moet aldus worden uitgelegd dat door het verlengen van achtereenvolgende opdrachten voor dezelfde functie bij een inlenende onderneming voor een duur van 55 maanden, misbruik wordt gemaakt van de toewijzing van achtereenvolgende opdrachten aan een uitzendkracht, in het geval dat de achtereenvolgende opdrachten van een uitzendkracht bij dezelfde inlenende onderneming tot gevolg hebben dat de duur van de activiteit bij die onderneming langer is dan wat – gelet op alle relevante omstandigheden, waaronder met name de specifieke kenmerken van de sector, en in de context van de nationale regeling – redelijkerwijs als „tijdelijk” kan worden aangemerkt, en geen objectieve verklaring wordt gegeven voor het feit dat de betrokken inlenende onderneming gebruikmaakt van achtereenvolgende uitzendovereenkomsten, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

Richtlijn 2008/104 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling waarbij een maximumduur voor de terbeschikkingstelling van een uitzendkracht aan dezelfde inlenende onderneming is vastgesteld, indien deze regeling een overgangsbepaling bevat op grond waarvan bij de berekening van die duur perioden van vóór de inwerkingtreding van deze regeling niet in aanmerking worden genomen, waardoor het voor de nationale rechter niet mogelijk is om de daadwerkelijke duur van die terbeschikkingstelling in aanmerking te nemen bij de beoordeling of de terbeschikkingstelling van een uitzendkracht „tijdelijk” van aard is in de zin van de richtlijn, hetgeen die nationale rechter dient vast te stellen. Een nationale rechter bij wie een geding tussen uitsluitend particulieren aanhangig is, is niet louter op grond van het Unierecht verplicht een met dat recht strijdige overgangsbepaling buiten toepassing te laten.

Richtlijn 2008/104 moet aldus worden uitgelegd dat bij gebreke van een nationaalrechtelijke bepaling waarbij sancties worden gesteld op de niet-naleving van deze richtlijn door uitzendbureaus of inlenende ondernemingen, uitzendkrachten aan het Unierecht geen subjectief recht kunnen ontlenen op het ontstaan van een arbeidsverhouding met de inlenende onderneming.

Richtlijn 2008/104 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling waarbij de sociale partners worden gemachtigd om, op het niveau van de sector van de inlenende ondernemingen, af te wijken van de in die regeling vastgestelde maximumduur voor de terbeschikkingstelling van uitzendkrachten.

Lees hier het arrest van het Hof van Justitie van 17 maart 2022

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid