Herstructurering, collectief ontslag en sluiting

Mr. Hanne Cattoir (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Sociaal strafwetboek:
een grondige hervorming werd goedgekeurd

Mr. Kenny Decruyenaere en mr. Veerle Van Keirsbilck (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 5 december 2024

Pleidooi voor de inzet van een videoverhoor door de sociale inspectie (Mploy)

Auteur: Steven Renette (Mploy)

Arbrb. Hasselt 9 april 2024, onuitg.

Een sociaal inspecteur van de RVA nodigt een werkgever uit voor een verhoor om toelichting te krijgen over het gebruik van het stelsel van economische werkloosheid. De werkgever trekt zonder advocaat naar het verhoor.  De inspecteur stelt de vragen waarop de werkgever antwoordt. De inspecteur noteert deze antwoorden in het door hem voorbereide ontwerp van proces-verbaal van verhoor.

Na afloop drukt de sociaal inspecteur het proces-verbaal af en legt hij het ter ondertekening voor aan de werkgever. Die is het niet eens met de wijze waarop de inspecteur een bepaalde zinsnede heeft geformuleerd en laakt de tendentieuze voorstelling van zaken.  Hij weigert het proces-verbaal te ondertekenen, waarna het verhoor wordt afgebroken.  Daaropvolgend neemt de RVA een weigeringsbeslissing o.m. op basis van de verklaring van de werkgever.

De werkgever vecht de weigeringsbeslissing aan voor de arbeidsrechtbank.

Eén van de argumenten die de werkgever opwerpt, is dat de rechter geen rekening mag houden met de niet ondertekende verklaring. De arbeidsrechtbank volgt de werkgever op dit punt niet. Zij wijst erop dat de werkgever niet aannemelijk maakt dat de inhoud van het proces-verbaal niet overeenstemt met de door hem afgelegde verklaring. Indien dit het geval zou zijn geweest, zou – volgens de arbeidsrechtbank – de sociaal inspecteur hiervan melding hebben gemaakt in het proces-verbaal of zou de werkgever onmiddellijk nadien zijn opmerkingen op de inhoud van de verklaring hierover wel kenbaar hebben gemaakt. De volgehouden weigering van de werkgever om het proces verbaal te ondertekenen, volstaat duidelijk niet als de uitdrukking van het feit dat hij het niet eens is met de inhoud ervan.  Het proces-verbaal kan blijvend dienen als “inlichting”.

De uitspraak stelt de houding op scherp die een ondervraagde moet aannemen tijdens een verhoor.  Indien hij het niet eens is met de neergeschreven bewoordingen, volstaat het niet om het proces-verbaal niet te ondertekenen. De ondervraagde zal voet bij stuk moeten houden tot de inspecteur de verklaring aanpast.  Dat mag op het eerste gezicht voor de hand liggen maar het maakt toch in grote mate abstractie van het machtsonevenwicht zoals dat bestaat tijdens een verhoor. Een verhoorde bevindt zich in een precaire positie en beschikt over geen enkele hefboom om een sociaal inspecteur te dwingen een eerder genoteerde verklaring aan te passen. De formele waarborgen van artikel 62, tweede lid van het Sociaal Strafwetboek (“Aan het einde van het verhoor geeft men de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen.

Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wenst toe te voegen.”) veranderen daar niets aan.

Deze problemen kunnen vermeden worden indien verhoren zouden worden opgenomen. Het lijkt ons meer dan het experiment waard om na te gaan of een videoverhoor kan bijdragen tot een verhoogde kwaliteit van het proces-verbaal.

Iedereen die ooit aanwezig was bij een verhoor,  zal de ervaring toch onderschrijven dat de organisatie ervan een zeer tijdrovende bezigheid is die de capaciteit van de diensten danig op de proef stelt. Bovendien is het voor vele inspecteurs een huzarenstuk om tegelijk aandachtig te luisteren naar de antwoorden op de gestelde vragen en om deze ook instant woordelijk te noteren (en dan laten we de situaties waarbij een tolk moet tussenkomen nog onvermeld). Niet zelden leidt dit tot processen-verbaal vol kromme zinsbouw, de afwezigheid van interpuncties en sterk gecondenseerde zinnen.

Het videoverhoor kan ook komaf maken met de nog vaak terugkerende kritiek dat sociaal inspecteurs zich tijdens het verhoor vooringenomen zouden hebben opgesteld.  Aan de hand van een audiovisuele opname kan een rechtbank zich ervan vergewissen of dit een gratuite achterafuitleg betreft dan wel of deze kritiek steekhoudt.

Ten slotte: men zou kunnen opwerpen dat de Salduz-reglementering in het leven werd geroepen om erover te waken dat de rechten van de ondervraagde zouden worden gerespecteerd. Was het immers niet zo dat het net de taak van de advocaat was om erop toe te zien dat er tijdens het verhoor geen ontoelaatbare druk wordt uitgeoefend? Dat is zonder meer juist maar het correct verloop van een verhoor zou toch niet mogen afhangen van de aanwezigheid van een advocaat.

In afwachting van legistieke verduidelijking zouden ondervraagden sociaal inspecteurs zelf al kunnen verzoeken om hen toe te laten een geluidsopname te maken van hun verhoor.

Bron: Mploy

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid