Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Hof van Cassatie bevestigt de “verlenging” van de verjaringstermijn van de RSZ tot 5 jaar (Bellaw/SoConsult)

Auteur: Willy van Eeckhoutte (Bellaw/SoConsult)

De verjaringstermijnen

De RSZ beschikt in beginsel over een termijn van 3 jaar om de socialezekerheidsbijdragen te vorderen van de werkgever die ze verschuldigd is. Nadien is het vorderingsrecht van de RSZ verjaard. Alleen als sprake is van bedrog, dan wel van valse of opzettelijk onvolledige aangiften, geldt een langere verjaringstermijn, van 10 jaar.

Niet, niet-tijdig of niet-correct socialezekerheidsbijdragen betalen, is een misdrijf. Burgerlijke vorderingen op grond van een misdrijf verjaren maar na 5 jaar. De vraag is dan ook gerezen of de RSZ socialezekerheidsbijdragen kan vorderen op grond van een misdrijf en zich dan kan beroepen op de langere verjaringstermijn die voor een dergelijke vordering geldt.

Dat zou de RSZ zelfs toelaten soms meer dan 5 jaar in de tijd terug te gaan, meer bepaald wanneer het misdrijf als “voortgezet” zou kunnen worden gekwalificeerd. Dat zou het geval zijn als opeenvolgende misdrijven, met name herhaalde, zonder onderbreking gebeurde, tekortkomingen bij de betaling van socialezekerheidsbijdragen, onderling verbonden zouden zijn door één enkel opzet of schuldige nalatigheid. De verjaring van een burgerlijke vordering op grond van een voortgezet misdrijf begint inderdaad maar te lopen op het ogenblik waarop het laatste van tot één misdrijf verbonden misdrijven heeft plaatsgehad, m.a.w. vanaf de laatste tekortkoming in de betaling van de socialezekerheidsbijdragen.

In het verleden is hierover discussie gerezen (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2022-2023, nr. 671). Met het hieronder nader aangewezen arrest van het Hof van Cassatie lijkt die definitief beslecht.

Schade veroorzaakt door een misdrijf

De burgerlijke vordering op grond van een misdrijf is niets anders dan een vordering tot schadeherstel op basis van een onrechtmatige daad. Vereist is dan ook dat wie dergelijke vordering stelt, schade heeft geleden en dat zijn vordering strekt tot herstel daarvan.

Lijdt de RSZ schade door de niet-betaling van socialezekerheidsbijdragen door de werkgever?

Wat betreft de administratiekosten die een wanbetaling van bijdragen veroorzaakt, lijkt dat wel degelijk het geval. Dat de RSZ de bijdrageopslagen als schadeherstel terugvordert op grond van een misdrijf, is dan ook aannemelijk. En misschien kan men ook van de interest zeggen dat hij de schade vergoedt als gevolg van het niet renderen van de onbetaalde bijdragen. Het is in ieder geval in die zin dat het Hof van Cassatie met betrekking tot beide verhogingen oordeelt in het hieronder nader aangewezen arrest.

Maar gaat dat ook op voor de socialezekerheidsbijdragen zelf? Men kan daaraan twijfelen omdat de bijdragen niet ten goede komen aan de RSZ zelf, als instelling van sociale zekerheid met een eigen rechtspersoonlijkheid. Zij zijn bestemd voor de financiering van de sociale zekerheid voor werknemers en de RSZ moet ze daarom verdelen en doorbetalen aan de socialezekerheidsinstellingen van de deelregelingen van de sociale zekerheid die instaan voor de betaling van de prestaties.

Het Hof van Cassatie volgt die redenering niet. Volgens hem vormt de niet-betaling van socialezekerheidsbijdragen wel degelijk een persoonlijke schade van de RSZ. Die schade staat in oorzakelijk verband met de fout en de verplichting tot doorbetaling van de RSZ doorbreekt dat oorzakelijk verband niet.

De RSZ kan volgens het Hof dus zowel de socialezekerheidsbijdragen als de interest en de bijdrageopslagen als herstel in natura vorderen op grond van een misdrijf. Daarmee wordt de verjaringstermijn de facto van 3 jaar tot 5 jaar verlengd. Dat is een terugkeer tot de situatie die gold tot 1 januari 2009. Voordien bedroeg de verjaringstermijn voor “civiele” vorderingen van de RSZ inderdaad 5 jaar…

Voor de arbeidsgerechten of voor de strafrechter

De RSZ kan zijn vordering op grond van een misdrijf stellen voor de arbeidsgerechten. Die moeten dan, zonder de werkgever strafrechtelijk te kunnen veroordelen, civielrechtelijk oordelen of alle bestanddelen van het misdrijf aanwezig zijn en of eventueel sprake is van een voortgezet misdrijf.

Maar de RSZ kan zich ook burgerlijke partij stellen voor de strafrechter wanneer de werkgever effectief wordt vervolgd. Dat het Sociaal Strafwetboek de strafrechter die de werkgever veroordeelt, verplicht hem ambtshalve te veroordelen tot betaling van de bijdragen en de verhogingen daarvan, belet dat niet. Ook dat staat te lezen in het hier besproken cassatiearrest.

Cass. 3 april 2023, S.22.0013.N

Bron: Bellaw/SoConsult

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid