De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Schipper mag ik overvaren? Ja, maar op eigen risico! (Caluwaerts Uytterhoeven)

Auteurs: Ignace Kroos en Olivier Nys (Caluwaerts Uytterhoeven)

In welke mate is de overheid (de waterwegbeheerder) nog aansprakelijk voor schade die zich voordoet op waterwegen die zij onder haar bewaring heeft? Wordt artikel 1384, eerste lid (oud) Burgerlijk Wetboek sinds de invoering van het Vlaamse Scheepvaartdecreet buiten spel gezet?

Overheidsaansprakelijkheid

Reeds sinds het pioniersarrest van het Hof van Cassatie in 1920 werd een einde gemaakt aan de aansprakelijkheidsimmuniteit waarvan de overheid jarenlang heeft genoten. Het zogenaamde Flandria-arrest verbrak de bijzondere positie die de overheid tot dan innam en determineerde dat de overheid als publieke rechtspersoon ook aansprakelijk kon worden gesteld op grond van artikel 1382 (oud) Burgerlijk Wetboek voor handelingen die zij stelde (of moest stellen, maar niet stelde). 
Gedurende de 20ste eeuw verfijnde het Hof de overheidsaansprakelijkheid aan de hand van mijlpaalarresten. Vandaag kan de overheid aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit de schending van een algemene zorgvuldigheidsnorm. Op grond van artikel 1384, eerste lid (oud) Burgerlijk Wetboek staat de overheid in voor de veiligheid van de wegen die zij onder haar bewaring heeft. Het betreft een inspanningsverbintenis die rust op de overheid om abnormaal gevaar te vermijden. Onder meer oordeelden Belgische rechters in het verleden dat het de opdracht is van de overheid om olievlekken te verwijderen en er een verplichting rust op de overheid om aangepaste verkeerssignalisatie te voorzien.

Oorspronkelijk gold hetzelfde voor waterwegen. Zo oordeelde het Hof van Cassatie in het verleden dat drijfhout en een touw in het water of andere ronddrijvende voorwerpen een gebrek inhielden van de waterweg. Hiervoor stelde rechters de overheid aansprakelijk op grond van artikel 1384, eerste lid (oud) Burgerlijk Wetboek waarbij zij de “gebrekkige zaak” (lees: “het gebrek in de waterweg EN de waterweg als één geheel”) vergeleken met een “modelzaak” (lees: “een normale waterweg van hetzelfde type”). Deze oorspronkelijk invulling hield in dat wanneer een schip in aanraking kwam met een “vreemd” voorwerp in de waterweg, de schipper de overheid (in realiteit de waterwegbeheerder en diens verzekeraar) aansprakelijk kon stellen voor de geleden schade.

Volgens Vlaams Minister van Mobiliteit en Openbare Werken, Minister Lydia Peeters, leed deze foutloze aansprakelijkheid nogal snel tot een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding in hoofde van de waterwegbeheerder. Dit kwam onder meer doordat de schadelijder de mogelijkheid had om het negatief bewijs van het “gebrek” te leveren (lees: “het aannemelijk maken dat het ongeval enkel door een gebrek van de zaak kon worden verklaard”).

Aansprakelijkheidsbeperkingen

Ter beperking van de hoge schadeclaims die de waterwegbeheerders dienden te betalen, introduceerde de Vlaamse Overheid per 21 januari 2022 een aantal aansprakelijkheidsbeperkingen met de invoering van het Scheepvaartdecreet (in werking sinds 1 juli 2022).

Aansprakelijkheidsbeperking voor de “gebrekkige waterweg”

Wat de beperking van aansprakelijkheid voor de “gebrekkige waterweg” betreft, wordt verwezen naar de artikelen 7 en 8 Scheepvaartdecreet. Deze luiden als volgt:

“De aanwezigheid van voorwerpen en afwijkingen van de vastgestelde of gangbare vaarmogelijkheden in een waterweg als gevolg van natuurlijke processen vormt voor de toepassing van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geen gebrek of abnormaal kenmerk van de waterweg.”

“De waterwegbeheerder is niet aansprakelijk op grond van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek voor de niet uit een natuurlijk proces volgende aanwezigheid van voorwerpen en afwijkingen van de vastgestelde of gangbare vaarmogelijkheden in een waterweg die van boven de waterspiegel niet met het blote oog waarneembaar zijn.”

Concreet betekent dit dat de aansprakelijkheid van de waterwegbeheerder, als bewaarder van de waterweg, wordt gemilderd op het vlak van afwijkingen van de vaarmogelijkheden als gevolg van natuurlijke processen, alsook op het vlak van niet-waarneembare afwijkingen onder de waterspiegel.

Wat de afwijkingen als gevolg van “natuurlijke processen” betreft (waaronder drijfhout, lage waterstand, …), argumenteert de overheid dat deze niet als een abnormaal kenmerk kunnen worden beschouwd. Zo leest men in de Memorie van Toelichting dat dit normale, natuurlijke verschijnselen zijn die evenmin een abnormaal kenmerk van de waterweg vormen als bijvoorbeeld de gladheid van een besneeuwde (land)weg.

Ter duiding van de “niet met het blote oog waarneembare afwijkingen” verwijst de Memorie van Toelichting naar voorwerpen die op de bodem van een waterweg zouden zijn terechtgekomen, maar die men van op het dek van een schip niet kan zien liggen. De overheid is hierbij van mening dat het voor een beheerder van een waterweg onmogelijk zou zijn om op elk moment te garanderen dat zich onder de waterspiegel geen onzichtbare voorwerpen zouden bevinden.

Motivering aansprakelijkheidsuitsluiting

De algemene motivering voor de invoering van deze uitsluiting van aansprakelijkheid luidt dat deze artikelen grotere rechtszekerheid beogen, nodeloze betwistingen en rechtszaken dienen te vermijden en zij geen afwijking van artikel 1384, eerste lid (oud) Burgerlijk Wetboek, inhouden, maar slechts een interpretatieve verduidelijking ervan.

Hiertegenover staan de bemerkingen van een aantal leden van de Mobiliteitsraad Vlaanderen (MORA) en de cascoverzekeraars van binnenschepen. Zij uitten hun bezorgdheid over de impact van de gewijzigde aansprakelijkheidsregeling op de vaarweggebruikers en het financiële effect dat deze aansprakelijkheidsbeperking zou kunnen hebben op verzekeringspremies.

Ter reactie hierop is de overheid van mening dat zij een billijk evenwicht beoogt te realiseren, waarbij de overheid niet als kosteloze verzekeraar van de binnenscheepvaart fungeert, maar het principe ‘de gebruiker betaalt’ hanteert.

Ter besluit…

De artikelen 7 en 8 Scheepvaartdecreet impliceren de uitsluiting van aansprakelijkheid van de waterwegbeheerder. Alleszins sluiten zij zeer specifieke gevallen uit als “gebrek” in de zin van artikel 1384, eerste lid (oud) Burgerlijk Wetboek. Het Scheepvaartdecreet bevat bovendien nog bepalingen waarin de aansprakelijk van de waterwegbeheerder wordt beperkt. Op deze laatste bepalingen (artikelen 9 t.e.m. 11 Scheepvaartdecreet) wordt in deze blog niet ingegaan.

Verder geldt de uitsluiting van aansprakelijkheid betreffende de gebrekkige waterweg enkel op de Vlaamse  waterwegen. Weliswaar is er een vergelijkbare aansprakelijkheidsregeling voor de Vlaamse havenbedrijven op grond van het Vlaams Havendecreet (artikelen 23bis en 23ter).

De bepalingen van artikel 7 en 8 Scheepvaartdecreet hebben geen invloed op de eventuele foutaansprakelijkheid van de waterwegbeheerder op basis van artikel 1382 (oud) Burgerlijk Wetboek (bijvoorbeeld indien een voorwerp in de vaarweg reeds enige tijd geleden was gemeld aan de waterwegbeheerder, maar deze geen passende maatregelen zou hebben ondernomen om schade te voorkomen).

Tenslotte wordt opgemerkt dat de rechtspraak zich nog zal moeten vormen sinds de invoering van deze bepalingen. Open normen zoals “vastgestelde of gangbare vaarmogelijkheden”, “natuurlijke processen”, … kregen namelijk geen definitie. Bovendien wordt het afwachten hoe nationale rechtbanken zullen omspringen met de lokalisatie van het gebrek dat aan de oorzaak lag van schade (voorbeeld: “waar deed de schade zich voor” o.a. Wallonië, Nederland, …) en hoe zal het foutcriterium nu verder worden ingevuld indien een schipper de schade tracht te verhalen op grond van artikel 1382 (oud) Burgerlijk Wetboek gelet op het feit dat de schade niet meer (eenvoudigweg) kan worden verhaald op basis van artikel 1384, eerste lid (oud) Burgerlijk Wetboek.

» Bekijk alle artikels: Verzekeringen & Aansprakelijkheid