Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


Bestuurdersaansprakelijkheid
na 1 januari 2025:
een handleiding voor de bestuurder

Mr. Joris De Vos (Dentons)

Webinar op dinsdag 25 maart 2025


Bewijsrecht in ondernemingszaken:
een praktijkgericht overzicht

Dhr. Pierre Thiriar (hof van beroep Antwerpen)

Webinar op donderdag 12 juni 2025


Precontractuele aansprakelijkheid:
een overzicht van recente wetgeving en rechtspraak, inclusief voorbeeldclausules

Mr. Roeland Moeyersons (Andersen)

Webinar op donderdag 13 februari 2025


De afschaffing van de quasi-immuniteit van de bestuurder: waarom delegatie én compliance nog belangrijker zijn geworden

Mr. Stijn De Meulenaer en mr. Fien Schreurs (Everest)

Webinar op dinsdag 18 februari 2025


Successieplanning anno 2025:
wat wijzigt er?

Mr. Olivier De Keukelaere en mr. Rinse Elsermans (Cazimir)

Webinar op donderdag 24 april 2025

Aansprakelijkheid voor niet-werkende airbag. Heeft Ford Italia als leverancier dezelfde aansprakelijkheid als de Duitse producent Ford WAG? Arrest van het Hof van Justitie (Recht op zaterdag)

Auteur: Marc Vandecasteele (Recht op zaterdag)

Waarover gaat het?

Op 4 juli 2001 heeft ZP een motorvoertuig van het merk Ford gekocht bij Stracciari, een in Italië gevestigde concessiehouder van dat merk. Het betrokken voertuig was geproduceerd door Ford WAG, een in Duitsland gevestigde vennootschap, en werd vervolgens aan Stracciari geleverd via Ford Italia, die de door Ford WAG geproduceerde voertuigen in Italië distribueert. Ford WAG en Ford Italia behoren tot dezelfde ondernemingsgroep.

Op 27 december 2001 was ZP betrokken bij een auto-ongeluk, waarbij de airbag van het betrokken voertuig niet heeft gewerkt.

Op 8 januari 2004 heeft ZP bij de Tribunale di Bologna (rechter in eerste aanleg Bologna, Italië) beroep ingesteld tegen Stracciari en Ford Italia met het oog op hun veroordeling tot vergoeding van de schade die hij meende te hebben geleden als gevolg van het gebrek aan dat voertuig.

Ford Italia heeft voor deze rechter betoogd dat zij het betrokken voertuig niet had geproduceerd.

Zij heeft aangevoerd dat zij slechts de leverancier ervan was, en dat Ford WAG de producent was.

Ford Italia stelde ook dat zij op de verkoopfactuur van het betrokken voertuig wel degelijk had vermeld dat Ford WAG de producent ervan was, zodat Ford Italia in casu niet zelf als producent kon worden beschouwd in de zin van artikel 3, lid 3, van richtlijn 85/374, noch de aansprakelijkheid van een producent uit hoofde van deze richtlijn kon aanvaarden.

Bij beslissing van 5 november 2012 heeft de Tribunale di Bologna geoordeeld dat Ford Italia niet-contractueel aansprakelijk was wegens een fabricagefout in de airbag van het betrokken voertuig.

Het hoger beroep

Ford Italia heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij de Corte d’Appello di Bologna (rechter in tweede aanleg Bologna, Italië). Tot staving van haar beroep voerde Ford Italia aan dat de rechter in eerste aanleg ten onrechte had geoordeeld dat zij de producent via een gedwongen tussenkomst in het geding diende te roepen opdat haar eigen betrokkenheid daarbij kon worden beëindigd. Bovendien heeft de rechter in eerste aanleg ultra petita beslist, voor zover hij Ford Italia heeft veroordeeld als leverancier van het betrokken voertuig, terwijl ZP de veroordeling van Ford Italia als producent van dat voertuig heeft gevorderd.

Bij arrest van 21 december 2018 heeft de Corte d’Appello di Bologna het beroep van Ford Italia verworpen op grond dat aan laatstgenoemde als leverancier terecht dezelfde aansprakelijkheid was toegekend als aan de producent, aangezien haar positie „moest worden gelijkgesteld met die van de niet-aangesproken producent”. Aangezien Ford Italia heeft verzuimd Ford WAG in het geding te roepen, kon Ford Italia niet aanvoeren dat haar betrokkenheid daarbij op grond van artikel 3, lid 3, eerste zin, van richtlijn 85/374 moest worden beëindigd.

Het Cassatieberoep

Ford Italia heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld bij de Corte suprema di cassazione (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Italië), de verwijzende rechter. Ter ondersteuning van dit beroep bekritiseert Ford Italia de oplossing die de verwijzende rechter heeft gekozen in een vergelijkbare zaak, waarin de aansprakelijkheid van Ford WAG, in haar hoedanigheid van producent, was uitgebreid tot Ford Italia. De verwijzende rechter had namelijk in wezen beslist dat krachtens artikel 3, lid 3, van besluit nr. 224/1988, waarbij artikel 3, lid 1, van richtlijn 85/374 in Italiaans recht is omgezet, de leverancier van een dergelijk product met het oog op de aansprakelijkheid voor producten met gebreken als producent moet worden beschouwd wanneer zijn merk of handelsnaam en het merk of de handelsnaam van de producent geheel of grotendeels overeenstemmen, en het product onder dat merk in de handel wordt gebracht.

De verwijzende rechter vraagt zich evenwel af wat de precieze draagwijdte is van de uitdrukking „door zijn naam […] aan te brengen” in artikel 3, lid 3, van besluit nr. 224/1988 en artikel 3, lid 1, van richtlijn 85/374.

Hij vraagt zich in wezen af of de uitbreiding van de aansprakelijkheid van de producent tot de leverancier zich aldus beperkt tot gevallen waarin het „aanbrengen” erin bestaat dat de leverancier zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken fysiek op het product aanbrengt, teneinde verwarring te creëren tussen de identiteit van de leverancier en die van de producent, dan wel of deze uitbreiding ook geldt wanneer zijn identificatiegegevens louter overeenstemmen met die van de producent, zoals in casu het geval is.

De prejudiciële vraag

Daarop heeft de Corte suprema di cassazione de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Is een uitlegging volgens welke de aansprakelijkheid van de producent wordt uitgebreid tot de leverancier, zelfs indien de leverancier zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken fysiek niet op het goed heeft aangebracht, louter op grond dat de leverancier een naam, merk of ander onderscheidingsteken heeft die of dat geheel of gedeeltelijk overeenstemt met de naam, het merk of een onderscheidingsteken van de producent, verenigbaar met artikel 3[, lid 1] van [richtlijn 85/374], en zo niet, waarom?”

Het arrest van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft op 19 december 2024 beslist dat artikel 3, lid 1, van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken aldus moet worden uitgelegd dat de leverancier van een gebrekkig product moet worden beschouwd als „eenieder die zich als producent [van dat product] presenteert” in de zin van die bepaling, wanneer deze leverancier zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken niet fysiek op dat product heeft aangebracht, maar het merk dat de producent op het product heeft aangebracht overeenstemt met, ten eerste, de naam of een onderscheidingsteken van die leverancier en, ten tweede, de naam van de producent.

Lees hier het persbericht

Lees hier het arrest

Boeken in de kijker: