Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Recht van de patiënt op informatie : een heet hangijzer? (Dehaese & Dehaese)

Auteur: Sofie Grosemans (Dehaese & Dehaese)

Publicatiedatum: april 2019

Hof van Cassatie 11.01.2019.  De saga over de informatieverplichting van de gezondheidsbeoefenaar continues.  Blijft het recht van de patiënt op goede informatie een heet hangijzer?…

In 2015 ontstond er heel wat commotie rond een uitspraak van het Hof van Cassatie, oordelend over de informatieverplichting van professionelen.

De eerste Franstalige kamer van het Hof van Cassatie oordeelde in haar arrest dd. 25/06/2015 immers dat “uit de regels betreffende de bewijslast volgt dat de advocaat dient te bewijzen dat hij zich van zijn plicht heeft gekweten om zijn cliënt in te lichten, en niet dat laatstgenoemde het negatieve feit dient te bewijzen dat de vereiste informatie hem niet werd gegeven.”

Dit arrest betekende een ware breuk met de tot toen heersende opvatting omtrent de bewijslast en bracht heel wat commotie teweeg.

In navolging van dit arrest werd deze verschuiving van de bewijslast in latere rechtspraak ook van toepassing verklaard op de informatieverplichting dewelke bestaat in hoofde van de gezondheidsbeoefenaar. Zo oordeelde het Hof van Beroep te Antwerpen in haar arrest dd. 21/11/2016 dat “uit de regels betreffende de bewijslast (art. 1315 BW en art. 870 Ger.W.) volgt dat de geneesheer(specialist) moet bewijzen dat hij zich van zijn plicht heeft gekweten om zijn patiënt in te lichten, en niet dat laatstgenoemde het negatieve feit moet bewijzen dat de vereiste informatie hem niet werd gegeven. De arts dient bijgevolg een afdoende bewijsvoering te doen van zijn bewering dat hij de patiënte voorafgaand heeft geïnformeerd omtrent alle complicaties, ook al zijn deze uitzonderlijk.”

We schrijven nu 2019 : het Hof van Cassatie lijkt in haar arrest dd. 11/01/2019 evenwel opnieuw een andere weg te zijn ingeslagen. Dit arrest had betrekking op een bejaarde patiënte die een CT-scan had ondergaan. De verpleegkundige beweerde dat hij de patiënte had gewaarschuwd te blijven zitten tot de tafel naar beneden was gehaald. Dit werd door de betreffende patiënte evenwel betwist. Zij stelde dat dit haar niet meegedeeld was en dat zij om deze reden ten val was gekomen.

Daar waar de eerste Franstalige kamer van het Hof van Cassatie in 2015 oordeelde dat de bewijslast op de professioneel rustte i.p.v. op de informatiegerechtigde, oordeelt de eerste Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie nu dat uit artikel 870 Gerechtelijk Wetboek en artikel 1315 Burgerlijk Wetboek volgt dat bij een vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid de bewijslast van de tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide in de regel op de benadeelde rust.

Het Hof besluit dan ook dat “wanneer de benadeelde aanvoert dat de door hem geleden schade werd veroorzaakt door de miskenning van de algemene zorgvuldigheidsplicht doordat de aangesprokene hem welbepaalde informatie niet heeft gegeven, hij niet alleen moet bewijzen dat de aangesprokene hem deze informatie had moeten geven maar ook dat hij dat niet heeft gedaan.”

In casu valt af te wachten of met dit recent arrest van het Hof van Cassatie de discussie omtrent de bewijslast van de informatieverplichting in hoofde van professionelen thans eindelijk definitief beslecht werd. Over dit uiteraard zeer belangrijk arrest zal nog veel inkt vloeien. Toch dienen de implicaties van deze recente cassatierechtspraak echter niet overschat te worden. Het leveren van bewijs van een negatief feit is immers “aan een lagere bewijsstandaard onderhevig”, hetgeen betekent dat een rechtbank dit bewijs ook kan afleiden uit vermoedens die volgen uit de omstandigheden van de zaak en die wijzen op een voldoende waarschijnlijkheid van het beweerde feit.

Het inbouwen van voldoende waarborgen waaruit onmiskenbaar kan worden afgeleid dat de gezondheidsbeoefenaar zich heeft gekweten van zijn informatieverplichting lijkt ons dan ook nog steeds aangewezen.

Lees hier het originele artikel