Boek 7 ‘Bijzondere contracten’
en de impact voor de bouw- en vastgoedsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven

(Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op donderdag 7 november 2024


Appartementsrecht:
een overzicht van recente ontwikkelingen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Andersen)

Webinar op donderdag 5 december 2024


Precontractuele aansprakelijkheid:
een overzicht van recente wetgeving en rechtspraak, inclusief voorbeeldclausules

Mr. Roeland Moeyersons (Andersen)

Webinar op donderdag 13 februari 2025

Over de kennisname- en aanvaardingclausule in algemene voorwaarden en de zwarte lijst van steeds onrechtmatige bedingen tussen ondernemingen (Advocatenbureau Van Cauter)

Auteur: Advocatenbureau Van Cauter

Over de kennisname- en aanvaardingclausule in algemene voorwaarden en de zwarte lijst van steeds onrechtmatige bedingen tussen ondernemingen

Het arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 15 februari 2023 is één van de eerste toepassingen aangaande bedingen die de wetgever steeds als onrechtmatige beschouwt in de contractuele relatie tussen ondernemingen in de ‘hogere’ rechtspraak

Samenvatting van de feiten. Op 14 juni 2021 sluit een bakkerij (hierna ‘appellante’) een samenwerkingsovereenkomst met een onderneming die actief is in de uitzendsector (hierna ‘geïntimeerde’) op basis waarvan deze laatste uitzendkrachten ter beschikking stelt van de bakkerij. De ondertekende samenwerkingsovereenkomst bevat de volgende clausule:

Middels het ondertekenen van deze samenwerkingsovereenkomst erkent de klant kennis genomen te hebben van, alsmede akkoord te gaan met onze algemene voorwaarden die als bijlage gaat bij deze overeenkomst zijn gevoegd en hiervan een intrinsiek deel uitmaken. Behoudens andersluidende schriftelijke overeenkomst, zullen deze algemene voorwaarden integraal van toepassing zijn op alle overeenkomsten die tussen T.J. en de klant worden aangegaan.”

Geïntimeerde stelt dat appellante na beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst twee uitzendkrachten rechtstreeks via een arbeidsovereenkomst in dienst heeft genomen zodat zij voor elk van hen een selectievergoeding verschuldigd is. Geïntimeerde heeft deze selectievergoeding op 6 oktober 2021 aan appellante gefactureerd en beroept zich daarbij op artikel 12 van haar algemene voorwaarden die in deze selectievergoeding voorziet.

Ondanks het voormelde kennisname- en aanvaardingsbeding in de ondertekende samenwerkingsovereenkomst betwist appellante het verschuldigd karakter van deze selectievergoeding. Volgens appellante is  dit beding immers nietig op grond van artikel VI. 91/4, 4° van het Wetboek van Economisch Recht (hierna ‘WER’).

De zwarte lijst van bedingen in het WER die steeds onrechtmatig zijn. Sinds 1 december 2020 zijn er vier bedingen in de contractuele relatie tussen ondernemingen die steeds onrechtmatig zijn (1). Deze vier bedingen, zijn allen vervat in art. V.91/4 WER (2) en zijn  van toepassing op elke contractuele relatie tussen ondernemingen ongeacht de omvang van de onderneming of de aard van de contractuele relatie (aanneming, onderaanneming, architectuur, studie, verkoop, projectontwikkeling, verhuur, etc.)(3).

In het arrest van 15 februari 2023 toetste het Hof van Beroep van Antwerpen de voormelde clausule van de samenwerkingsovereenkomst af aan artikel V.91/4, 4° WER. Overeenkomstig art. V.91/4, 4° WER is onrechtmatig het beding dat ertoe strekt:

op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst.”

Volgens het Hof van Beroep van Antwerpen is de voormelde clausule van de samenwerkingsovereenkomst een kennisname- en aanvaardingsbeding in de zin van art. VI.91/4, 4° WER. Op grond van deze clausule werd appellante, behoudens andersluidend schriftelijk akkoord, door de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst immers geacht kennis genomen te hebben van de algemene voorwaarden van geïntimeerde en deze aanvaard te hebben ook al had appellante van deze algemene voorwaarden geen kennis genomen voorafgaand aan de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst. Wegens strijdigheid met art. VI.91/4, 4° WER werd deze contractuele clausule door het hof als nietig beschouwd.

Bewijs blijft mogelijk dat algemene voorwaarden toch van toepassing zijn. Belangrijk is dat het Hof van Beroep van Antwerpen in zijn arrest van 15 februari 2023 verduidelijkt dat de nietigheid van de voormelde clausule niet verhinderde dat een onderneming toch kan bewijzen dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn.

Dit was in casu volgens het hof echter niet geval (4). Geïntimeerde reikte immers geen enkel element aan waaruit bleek dat haar algemene voorwaarden gevoegd waren aan de samenwerkingsovereenkomst die appellante op 14 juni 2021 had ondertekend. In de overeenkomst werd ook geen vindplaats (vb. een website) vermeld waar de algemene voorwaarden geconsulteerd konden worden. De algemene voorwaarden waren ook niet ondertekend. Evenmin bleek dat deze algemene voorwaarden op de achterzijde van de facturen van geïntimeerde waren afgedrukt. Er werd op de voorzijde van de facturen ook niet naar deze algemene voorwaarden verwezen, noch naar een vindplaats (vb. een website) waar appellante deze algemene voorwaarden kon consulteren. In de correspondentie tussen partijen werd ook niet naar deze algemene voorwaarden verwezen.

Vermits geïntimeerde niet aantoonde dat appellante kennis had gekregen van de algemene voorwaarden dan wel redelijkerwijze daarvan kennis kon nemen en deze algemene voorwaarden aanvaard had, anders dan door een verwijzing naar de voormelde kennisname- en aanvaardingsclausule in de samenwerkingsovereenkomst, zijn de algemene voorwaarden van geïntimeerde volgens het hof dan ook niet tegenwerpelijk aan appellante.

Gevolg was dat geïntimeerde zich volgens het hof niet op art. 12 van haar algemene voorwaarden kon beroepen om een selectievergoeding van appellante te eisen.

(1)Ingevoerd door de Wet van 4 april 2019 houdende wijziging van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen, BS 24 mei 2019.

(2) Het is een zwarte lijst van bedingen. Indien deze bedingen voorkomen in een contract tussen ondernemingen, worden deze steeds als nietig beschouwd.

(3) BUSSCHER, S., “Onrechtmatige bedingen in bouwcontracten tussen ondernemingen”, in TILLEMAN, B. (ed.), Themis 2023-2024 nr. 128 Bijzondere overeenkomsten, Brussel, Lefebvre Sarrut Belgium NV, 2024, 189-193.

(4) Antwerpen 15 februari 2023, Limb. Rechtsl. 2023, 3de kwartaal, p. 202. In casu speelde ook mee dat er geen bestendige handelsrelatie tussen partijen bestond waarbij geïntimeerde in een eerdere handelsrelatie had verwezen naar haar algemene voorwaarden waartegen appellante geen voorbehoud had geformuleerd.

Bron: Advocatenbureau Van Cauter

» Bekijk alle artikels: Verbintenissen & Goederen

Boeken in de kijker: