Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024

‘L’aveu en action’ opnieuw bevestigd door het Hof van Cassatie – Het gedrag van partijen kan het bestaan van een aannemingsovereenkomst bewijzen (Schoups)

Auteurs: Els Op de Beeck en Eva Sterkens (Schoups)

Sinds jaar en dag verleent een constante rechtspraak van het Hof van Cassatie bewijsrechtelijke betekenis aan de uitvoering van de overeenkomst door de partij tegen wie een bewijsvoering moet worden gedaan. In een recent arrest van 5 december 2022 heeft het Hof van Cassatie dit principe nogmaals bevestigd en verduidelijkt dat ook het gedrag van partijen het bestaan van een aannemingsovereenkomst kan bewijzen.

In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het Cassatiearrest van 5 december 2022 vorderde de aannemer de betaling van een factuur voor schilderwerken aan de woning waar de verweerder samen met zijn moeder woont. De verweerder weigerde deze factuur te betalen omdat hij meende dat hij niet de opdrachtgever was van de werken, maar dat het zijn moeder was die op de offerte was ingegaan en bijgevolg de opdrachtgever van de werken was. Tijdens de uitvoering van de werken had de verweerder evenwel verschillende meerwerken besteld (wat hij ook niet betwistte). De appelrechter oordeelde dat de verweerder inderdaad niet gehouden waren tot betaling van de factuur bij gebrek aan schriftelijk bewijs van een aannemingsovereenkomst tussen de aannemer en de verweerder. De verweerder zou volgens de appelrechter ook geen rechtshandelingen hebben gesteld die de uitvoering van een aannemingsovereenkomst uitmaakten.

Het Hof van Cassatie vernietigde deze beslissing bij arrest van 5 december 2022 (C.22.0134.N). Het Hof overwoog hierbij uitdrukkelijk dat een aannemingsovereenkomst kan worden bewezen door het gedrag van een van de partijen zoals de bestelling van meerwerken.

Bron: Schoups