Boek 7 BW. Nieuwe regels voor
bijzondere contracten op komst

Prof. dr. Thijs Tanghe en mr. Tijl Eggers (Eubelius)

Webinar op dinsdag 21 oktober 2025


Aannemingsrecht anno 2026

Mr. Frank Burssens (Everest)

Mr. Els Op de Beeck (Schoups)

Mr. Simon Verhoeven (Equator)

Webinar op donderdag 29 januari 2026


SUMMER DEAL 2025
10 webinars on demand naar keuze

10 webinars on demand voor €595

OVB – IBJ – ITAA – FSMA – BIV – NKN – Sam-Tes


Contractuele aspecten
voor en na een cyberincident

Mr. Bernd Fiten (Timelex)

Webinar op dinsdag 30 september 2025


Ondernemingscontracten redigeren:
mogelijke valkuilen (inclusief boek)

Mr. Arie Van Hoe (Janson)
Mr. Olivier Vanden Berghe (Liedekerke)
Dhr. Dirk Deschrijver (Legal Advisor)
Dhr. Marc Taeymans (Thomas More Hogeschool)

Webinar op donderdag 2 oktober 2025


Internationale koop- en verkoopovereenkomsten: een aantal knipperlichten onder de loep

Mr. Kim Swerts (Monard Law)

Webinar op vrijdag 10 oktober 2025

Imprevisieleer als alternatief voor het verval wegens verdwijning van de oorzaak (Blog Privaatrecht)

Auteur: Femke Gorissen (Blog Privaatrecht) 

Een contract is geen gegeven op zich, maar wordt afgesloten binnen een context van feitelijke omstandigheden. Wanneer die omstandigheden wijzigen, moet elk rechtssysteem zich uitspreken over de impact van die wijziging op de overeengekomen verbintenissen. Vóór Boek 5 luidde het Belgisch antwoord: pacta sunt servanda (behoudens overmacht). Met Boek 5 voerde de wetgever de imprevisieleer in. De erkenning van die imprevisieleer in artikel 5.74 BW is ongetwijfeld een van de grootste innovaties in het nieuwe verbintenissenrecht. Onder strikte voorwaarden (die elk de risicotoewijzing veruitwendigen) kan een schuldenaar actie ondernemen indien diens verbintenissen buitensporig bezwarend worden door een verandering van omstandigheden. Onvermijdelijk na deze hervorming is de discussie over de verhouding met de – onder het oude recht ruim geïnterpreteerde – overmachtsleer. Hoewel deze blogpost geen afbakeningsoefening tot voorwerp heeft, gaat het kort in op een specifieke problematiek die de rechtspraak in het verleden onder de Belgische overmachtsleer probeerde onder te brengen, maar eigenlijk in het verlengde van de imprevisieleer ligt.

Problematiek: verlies van nut of belang

Het betreft namelijk situaties waarin het nut van contractuele verplichtingen en rechten verloren gaat voor een contractpartij. Het belang dat zij dacht te hebben is niet meer. De feiten uit een arrest van het hof van beroep te Gent van 2 april 2012 kunnen dienen als voorbeeld. Een bedrijf sluit een overeenkomst met de organisator van de Open Bedrijvendag om in ruil voor een deelnameprijs deel te nemen aan de Open Bedrijvendag. Later meldt het bedrijf niet meer te willen/kunnen deelnemen door wegenwerken voor de ingang: het gebouw wordt moeilijk bereikbaar terwijl het wel de bedoeling was bezoekers over en weer te laten gaan. Het lot van de deelnameprijs zorgt voor discussie.

Verval wegens verdwijning van oorzaak: in verval

Gewijzigde omstandigheden kunnen er dus voor zorgen dat een partij geen belang meer heeft bij de uitvoering van de overeenkomst. In één adem haalde de rechtsleer aan dat in zo’n situatie de subjectieve oorzaak (de determinerende beweegreden om te contracteren) is weggevallen. In beginsel is de oorzaak een ontstaansvoorwaarde en geen bestaansvoorwaarde waardoor het wegvallen ervan na het ontstaan van de verbintenis geen impact heeft op die verbintenis: “Cause à l’origine, cause toujours!” Toch erkende  rechtspraak met een beperkt toepassingsgebied het verval van de verbintenis door het verdwijnen van de oorzaak. Boek 5 kaart de discussie aan door geen algemene autonome rechtsgrond voor het verval wegens verdwijning van de oorzaak op te nemen. De determinerende beweegreden om te contracteren is een vluchtige werkelijkheid en het erkennen van het verval wegens verdwijning van de oorzaak brengt de rechtszekerheid in gedrang. Wel verwijst de parlementaire voorbereiding naar andere figuren zoals rechtsmisbruik of de stilzwijgende ontbindende voorwaarde.

Overmacht: genera non pereunt

Uit een rechtspraakanalyse blijkt dat bepaalde rechtspraak overmacht dermate ruim interpreteert dat soms ook het wegvallen van de oorzaak opgevangen wordt. Overmacht wordt dan impliciet toegepast op betalingsverbintenissen, wat het adagium genera non pereunt op de helling zet. Het Open Bedrijvendagarrest is een typevoorbeeld: zowel de organisator (die voor promotie moest zorgen) als het deelnemend bedrijf (dat de deelnameprijs diende te betalen) kunnen hun verbintenissen nog nakomen. Wanneer de oorzaak geïncorporeerd wordt in het voorwerp van de overeenkomst en de verbintenissen, kan er inderdaad besloten worden dat bij het onmogelijk worden van het behalen van de doelstelling, er sprake is van overmacht. In de feitenconstellatie van het Open Bedrijvendagarrest lijkt dat echter niet het geval en wordt er toch gegrepen naar een ruime interpretatie van overmacht in het licht van de partijbedoeling en de doelstelling van het contract. Maar: “not all those who wander are lost”. De rechters bewandelen hier eigenlijk het pad van de welgekomen imprevisieleer, en toch zorgt zelfs dat pad voor discussie in het licht van Boek 5.

Imprevisieleer: drie toepassingsgevallen

Volgens de nieuwe imprevisiebepaling mag de schuldenaar de schuldeiser verzoeken het contract te heronderhandelen wanneer een verandering van omstandigheden de uitvoering van het contract buitensporig bezwarend maakt, dermate dat de uitvoering ervan redelijkerwijze niet langer kan worden geëist (5.74, 2e lid, 1° BW) – naast andere voorwaarden zoals de ontoerekenbaarheid en onvoorzienbaarheid van de omstandigheden. De kerngedachte achter de imprevisieleer is dat de schuldenaar een grondslag moet krijgen om actie te ondernemen wanneer de contractuele economie dermate is verstoord dat de risico’s – zoals toegewezen door de partijen en zoals vervat in de goede trouw – overschreden worden (cf. 5.74, 2e lid, 4° BW). Consensus is er over de eerste twee toepassingsgevallen van de imprevisieleer en wat dus zeker voor een buitensporige bezwaring kan zorgen: (i) een bemoeilijking van de uitvoering van de eigen prestatie (bv. door de stijging van de kosten), en (ii) een daling van de waarde van de tegenprestatie (bv. door inflatie).

Een derde geval zorgt voor meer discussie: de verstoring van de contractuele doelstelling. De (inter)nationale rechtsleer omschrijft dit toepassingsgeval ook als een verlies van belang of het nut dat een contractpartij had bij het sluiten van het contract. Het Open Bedrijvendagarrest is zo’n voorbeeld: de doelstelling van de overeenkomst was een deelname aan de Open Bedrijvendag die door wegenwerken minder open wordt. Niet elk rechtsstelsel omarmt dit derde toepassingsgeval onder andere wegens het nauw verband met het verval wegens verdwijning van de oorzaak, hoewel de doelverstoringscategorie eigenlijk kan worden beschouwd als een toepassing van het tweede toepassingsgeval, de waardedaling van de tegenprestatie. Nu de Belgische bepaling en parlementaire voorbereiding zowel argumenten pro als contra bevat, argumenteer ik in mijn bijdrage om ook de doelverstoringscategorie te omarmen in het licht van de Belgische imprevisiebepaling onder het motto “in the middle of difficulty lies opportunity”.

Argument en conclusie

Mijn bijdrage is geen pleidooi om een partij wiens determinerende beweegreden tot contracteren is weggevallen steeds een beroep op de imprevisieleer toe te laten. Wel is het een oproep om het wegvallen van de oorzaak te analyseren in het passend en toereikend kader dat de wetgever aanreikt. Het is niet meer nodig om dogmatisch vast te houden aan het concept van de oorzaak wanneer de vraag wordt gesteld naar de gevolgen bij het verdwijnen van die oorzaak. Op functionele, en vooral pragmatische, wijze kan de risicotoewijzing – als kern van het imprevisieleerstuk – een antwoord bieden op de vraag of het wegvallen van de oorzaak van contracteren een invloed moet hebben op het verdere verloop van het contract. Wanneer die oorzaak te vinden is in een gemeenschappelijke doelstelling van de contractpartijen en deze doelstelling dermate wordt verstoord dat een partij abnormale risico’s komt te dragen, is een verzoek tot heronderhandeling en desnoods een beroep op de rechter op basis van de imprevisieleer gerechtvaardigd.

Voor een volledige uiteenzetting en een toepassing van verscheidene rechtsfiguren (verdwijning van de oorzaak, overmacht, rechtsmisbruik, imprevisieleer en stilzwijgende ontbindende voorwaarde) op deze problematiek, verwijs ik graag naar mijn bijdrage in het Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk Recht (GORISSEN F., ‘(On)nut van de imprevisieleer voor nutteloos geworden contracten in het nieuwe verbintenissenrecht: parels voor de zwijnen?’, TBBR 2025/6, 326. Voor een antwoord op praktische vragen over overmacht en imprevisie in Boek 5 verwijs ik naar een Themis-bijdrage van dr. Sander Van Loock en mezelf: GORISSEN F. en VAN LOOCK S., ‘Overmacht en verandering van omstandigheden (imprevisie) in Boek 5 BW: knelpunten en praktische oplossingen’ in STIJNS S. en DE BOECK A. (eds.), Verbintenissenrecht: Themis 2024-25, nr. 133, Larcier-Intersentia, 2025, 33.

Bron: Blog Privaatrecht

» Bekijk alle artikels: Verbintenissen & Goederen

Boeken in de kijker: