Vlaamse erfbelasting:
10 fictiebepalingen onder de loep (Incl. Handboek)
Webinar op 29 september 2023
Valse contracten? Kanttekeningen inzake contracten en simulatie in fiscalibus
Webinar op 25 mei 2023
Het Hof van Cassatie bevestigt de nietigheid van lijfrenteovereenkomsten bij gebrek aan alea (Laga)
Auteurs: Alain Laurent Verbeke en Bart Verdickt (Laga)
Publicatiedatum: 16/01/2018
Een lijfrente is een kanscontract
Het Burgerlijk Wetboek kwalificeert de lijfrente als een kanscontract (1). Partijen verbinden zich niet tot gelijkwaardige prestaties, in tegenstelling tot wat geldt voor vergeldende contracten. Ze voorzien in een gelijkwaardige kans op winst of verlies voor elke partij. Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat de rentegenieter winst maakt indien “het lijf” langer leeft dan voorzien. Indien “het lijf” vroeger overlijdt dan voorzien, maakt de renteplichtige winst. Indien er voor één van beide partijen geen reële kans op winst bestaat, ontbreekt het kanselement (ook wel alea genoemd). De overeenkomst is dan nietig.
Hof van Cassatie 18 september 2017
Dit principe wordt opnieuw bevestigd in een recent arrest van het Hof van Cassatie (2), waarin het een uitspraak van het Hof van Beroep van Bergen van 2013 bevestigt (3). De feiten waren de volgende. In 2007 verkocht een alleenstaande dame van 86 jaar de blote eigendom van haar appartement op lijfrente. Daarbij bepalen partijen dat de kopers een maandelijkse rente van 650 euro betalen, wat neerkomt op 7.800 euro per jaar. De waarde van de blote eigendom van het onroerend goed bedraagt 293.880 euro. In 2008, nauwelijks een jaar na de verkoop, overlijdt de verkoopster. Zij laat geen erfgenamen na, maar ze duidt in een eigenhandig testament wel een algemene legataris aan. Die betwist de geldigheid van de verkoop op lijfrente omdat zij meent dat de verkoopster geen reële kans maakte op winst. De verkoopster was 86 jaar toen ze de verkoopovereenkomst sloot. Op basis van de afgesproken rente diende ze nog 37 jaar in leven te blijven om de waarde van de blote eigendom van het onroerend goed in rente terug te krijgen. Het Hof van Cassatie oordeelde daarom dat de verkoopster geen kans maakte op winst. Het is immers volledig illusoir aan te nemen dat zij deze leeftijd ooit zou bereiken. Bijgevolg bestond er ook geen risico op verlies in hoofde van de renteplichtigen. Bij afwezigheid van alea bevestigde het Hof van Cassatie de nietigheid (ex tunc) van de overeenkomst van lijfrente. Gelet op het feit dat de kopers ook geen animus donandi konden aantonen in hoofde van de verkoopster, kon
de overeenkomst ook niet geherkwalificeerd worden in een (vermomde) schenking.
Praktische gevolgen van het arrest
Partijen en adviseurs dienen zich ervan bewust te zijn dat een lijfrente nog steeds een kanscontract is en dat elke partij dus wel degelijk een kans moet hebben op winst en verlies. Het Hof van Cassatie herhaalt duidelijk dat de geldigheid van de overeenkomst op het spel staat indien het kanselement wordt genegeerd. Enige voorzichtigheid bij het gebruiken en opstellen van lijfrenteovereenkomsten is dus aangewezen.
Vooral het berekenen van de rente verdient de nodige aandacht.
Indien partijen in het besproken geval daadwerkelijk een kanscontract ten bezwarende titel wilden tot stand brengen, moesten zij in een hogere lijfrente voorzien. Hadden zij dat gedaan, dan hadden de renteplichtigen een gouden zaak gedaan. Wie een kanscontract aangaat moet het spel van bij het begin correct spelen, zoniet riskeert hij de nietigverklaring van de overeenkomst.
(1) VERBEKE, Bijzondere overeenkomsten in kort bestek 2004, p. 114 e.v.; A. VERBEKE & B. TILLEMAN (eds.), Knelpunten kanscontracten, 2004 p. 39 e.v.; A. VAN OEVELEN, “De verkoop van een onroerend goed tegen betaling van een lijfrente”, Tendensen Vermogensrecht 2016, p. 84.
(2) Cass. 18 september 2017, T.Not. 2017, 921; zie in dezelfde zin ook Cass. 20 juni 2005, Pas.,2005, 1375.
(3) Bergen 16 oktober 2013, JLMB 2014/37, 1765.