HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024

Worden niet-urgente vragen om een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek dringend? (Corporate Finance Lab)

Auteur: Joeri Vananroye (Corporate Finance Lab)

Publicatiedatum: 25/09/2019

Het vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek onder het WVV

Het vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek van art. 168 W.Venn. is geschreven als een procedure ten gronde.

Het vennootschapsrechtelijk onderzoek in het WVV verwijst daarentegen expliciet naar de procedure in kort geding. Zie bv. voor de BV art. 5:106.

“Op verzoek van één of meer aandeelhouders die aandelen bezitten die ten minste 10 % vertegenwoordigen van het aantal uitgegeven aandelen kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, in kort geding één of meer deskundigen aanstellen []”.

Deze wijziging beslecht drie twistpunten maar roept er één nieuw op.

Wat wordt opgelost

1/ Waar geen twijfel over kan bestaan is dat de nieuwe regels ingaan tegen een bepaalde tendens in de rechtspraak over art. 168 W.Venn. om een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek in kort geding toe te staan zonder dat er voldaan is aan de wettelijke voorwaarden (zie kritisch over die tendens : J. Vananroye, “De vordering van een aandeelhouder tot aanstelling van een deskundige”, TRV 2001, 50-51).

2/ De memorie van toelichting (p. 166) maakt terecht ook duidelijk dat die wettelijke voorwaarden niet gelden als een aandeelhouder een gemeenrechtelijk deskundigenonderzoek vordert voor persoonlijke schade die hij beweert te lijden:

“Deze procedure tot de aanstelling van deskundigen staat er niet aan in de weg dat een of meer aandeelhouders die een eigen belang hebben als bedoeld in de artikelen  17  en 18  van het Gerechtelijk Wetboek, bijvoorbeeld omdat zij een eigen schade hebben geleden die niet door alle aandeelhouders in verhouding tot hun aandelenbezit werd geleden ten gevolge van een aantasting van het vennootschapsvermogen, een deskundigenonderzoek voor de voorzitter zetelend in kort geding kunnen vorderen, indien de voorwaarden daartoe zijn vervuld. In dat geval gelden de hier bepaalde drempels niet.”

Zie eerder in die zin voor art. 168 W.Venn.: J. Vananroye, “De vordering van een aandeelhouder tot aanstelling van een deskundige”, TRV 2001, 52.  Zulk gemeenrechtelijk deskundigenonderzoek zal in de regel een beperktere draagwijdte hebben dan een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek.

3/ De wetswijziging maakt ook zeer duidelijk dat het vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek, binnen de wettelijke grenzen, gevraagd kan worden in kort geding. Bepaalde rechtspraak suggereerde dat dit onder art. 168 W.Venn. niet kon, dat het per se in een procedure ten gronde moest. Eerder hebben we geargumenteerd dat die tendens verkeerd is ( J. Vananroye, “De vordering van een aandeelhouder tot aanstelling van een deskundige”, TRV 2001, 51). Art.168 W.Venn. is immers geen uitzondering op de bevoegdheid van de rechter in kort geding. Het legt gewoon de voorwaarden op waaraan een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek moet voldoen, ongeacht de procedure waarin dit wordt gevorderd. Indien het vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek in kort geding wordt gevorderd, dient wel voldaan te zijn aan de urgentie die een gegrondheidsvoorwaarde is in deze procedure.

Nieuw vraagpunt: is urgentie nu een vereiste voor elke vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek?

Het WVV maakt het zeer duidelijk een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek in kort geding kan worden gevraagd. Die duidelijkheid doet echter de vraag rijzen of het deskundigenonderzoek nog wel ten gronde kan worden gevorderd. Een letterlijke lezing van de artikels zou kunnen denken van niet: de verwijzing naar kort geding lijkt beperkend.  Een vennootschapsrechtelijk deskundigen onderzoek moet in die lezing volgens de procedure in kort geding. De praktische relevantie daarvan is dat het dan ook nodig is om de urgentie aan te tonen.

Dit lijkt niet de bedoeling te zijn geweest van de wetgever van 2019. De memorie van toelichting (p. 166) stelt:

“Voorts wordt de vordering mogelijk voor de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, zetelend in kort geding. Algemeen werd aangenomen dat de procedure voor de gewone rechtbank, die in de artikelen 168 en 169 W.Venn. werd voorgeschreven, niet meer aan de hedendaagse behoeften van het bedrijfsleven beantwoordt en overigens is achterhaald door de evolutie van de rechtspraak van de voorzitters in kort geding.”

De nadruk ligt op het mogelijk maken van de procedure in kort geding, zonder een procedure ten gronde uit te sluiten. De bedoeling lijkt te zijn geweest om de eiser te faciliteren, zonder dat ergens blijkt dat de urgentie een bijkomende voorwaarde is.

Het komt me voor dat, in dat licht, de wetgever wellicht er beter aan had gedaan om te bepalen dat de vordering zoals in kort geding kan worden ingesteld. Dan heb je de procedureregels van kort geding, zonder de vereiste van urgentie.

Wellicht kunnen de Voorzitters van de Ondernemingsrechtbanken hier aan tegemoet komen door de voorwaarde van urgentie coulant in te vullen. Men zou kunnen argumenteren dat de vereiste van  “aanwijzingen  dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen” die geldt voor de gegrondheid van een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek ipso facto urgentie veronderstelt.

Anderzijds: in de praktijk wordt een deskundigenonderzoek vaak niet bevolen om een toekomstig ernstig gevaar af te wenden. Het is vaak, en misschien zelfs vooral, een onderzoeksmaatregel, voor beweerde historische onrechtmatigheden, die wel al eens een tijdje duren vóór de vordering wordt ingesteld, met het oog op schadeherstel d.m.v. een minderheidsvordering. Heel urgent klinkt dat niet allemaal.

* * *

Om deze onzekerheid weg te nemen zou onze aanbeveling aan de wetgever dan ook zijn: voeg “zoals” toe aan de nieuwe bepalingen.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen