Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Is een vaste vertegenwoordiger voor de fiscus een bedrijfsleider? (Van Havermaet)

Auteur: Stijn Janssens (Van Havermaet)

Publicatiedatum: 31/03/2020

Het is al jaren onduidelijk of een vaste vertegenwoordiger fiscaal gezien moet worden als een bedrijfsleider. Het Hof van Cassatie heeft deze knoop nu recent doorgehakt.

De vaste vertegenwoordiger in het vennootschapsrecht

Een vennootschap (A) die een mandaat als bestuurder opneemt in een andere vennootschap (B) is, overeenkomstig het vennootschapsrecht, verplicht een natuurlijk persoon aan te stellen. Die moet als zogenaamde “vaste vertegenwoordiger” in vennootschap B uitvoering geven aan dat mandaat voor rekening van vennootschap A. Belangrijk juridisch gevolg daarvan is dat de natuurlijk persoon hoofdelijk aansprakelijk is alsof hij dat mandaat in eigen naam en voor eigen rekening in vennootschap B had uitgeoefend.

De vaste vertegenwoordiger in het fiscaal recht

Op fiscaal vlak zijn er een aantal specifieke gevolgen als je beschouwd wordt als “bedrijfsleider”. De meest gekende zijn :

  • De herkwalificatie van interesten in dividenden
  • De herkwalificatie van huurinkomsten in bezoldigingen.

Een bestuurder van een vennootschap is dergelijke “bedrijfsleider”. Zoals vermeld was er lang een discussie of een “vaste vertegenwoordiger” al dan niet ook als een “bedrijfsleider” moet worden beschouwd. Dat kwam recent tot uiting in een discussie over de herkwalificatie van interesten in dividenden.

Herkwalificatie van interesten in dividenden

Wanneer een natuurlijk persoon een bepaald bedrag leent aan zijn vennootschap, wordt de ontvangen interest in bepaalde gevallen op fiscaal vlak behandeld als een dividend. Gevolg daarvan is dat de interest niet langer aftrekbaar is voor de vennootschap.

De herkwalificatie is van toepassing indien en in de mate dat :

  • De toegekende geldlening hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van het belastbare tijdperk
  • De interestvergoeding hoger is dan de marktrente.

Het wetboek van inkomstenbelastingen bepaalt dat die herkwalificatie maar geldt wanneer welbepaalde personen de lening verstrekken. Dat is onder meer het geval voor “bedrijfsleiders” van de “eerste categorie”. Daarmee wordt volgens de wet bedoeld: iedereen die binnen de vennootschap een opdracht uitvoert als een bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies.

Is een vaste vertegenwoordiger een bedrijfsleider van de eerste categorie?

De fiscale vraag is dus: hoe omgaan met een natuurlijk persoon die niet rechtstreeks het mandaat van bestuurder opneemt maar wel als vaste vertegenwoordiger van een andere vennootschap. Is dat een “gelijksoortige functie”? Indien dat zo is, zijn de herkwalificatieregels mogelijks van toepassing op de interesten betaald aan de vaste vertegenwoordiger.

In een concreet geval heeft het hof van beroep te Gent enkele jaren geleden geoordeeld dat het inderdaad een gelijksoortige functie is. Wat dergelijke natuurlijke persoon als vaste vertegenwoordiger doet, valt de facto samen met het besturen van de vennootschap.

De belastingplichtige was het daar niet mee eens en trok naar het Hof van Cassatie.

Het Hof van Cassatie hakt de knoop door.

Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 23 januari 2020 het arrest van het hof van beroep te Gent bevestigd. Cassatie oordeelt dat vaste vertegenwoordigers bedrijfsleiders van de eerste categorie zijn. De herkwalificatieregeling is dus van toepassing.

Andere gevolgen?

Die uitspraak heeft nog andere belangrijke fiscale gevolgen.

Zoals vermeld bestaat ook een regeling inzake huurherkwalificatie. De huurprijs die een vennootschap betaalt aan een bedrijfsleider van de eerste categorie voor de huur van een gebouwd onroerend goed wordt geherkwalificeerd in een bedrijfsleidersbezoldiging in de mate dat de huurprijs hoger is dan 5/3e van het gerevaloriseerde kadastraal inkomen.

Wanneer bijgevolg een vaste vertegenwoordiger een gebouwd onroerend goed verhuurt aan de bestuurde vennootschap, zal de huur die hij daarvoor verkrijgt wellicht deels belastbaar zijn als bezoldiging. De concrete gevolgen zijn voornamelijk als volgt :

  • Financieringslasten zijn niet aftrekbaar over het gedeelte dat als bezoldiging wordt beschouwd.
  • Over bezoldigingen zijn sociale bijdragen verschuldigd.

Ander fiscaal gevolg is dat, wanneer de bestuurde vennootschap voordelen van alle aard (bijv. een bedrijfswagen) verstrekt aan deze vaste vertegenwoordiger, die voordelen rechtstreeks in hoofde van de vaste vertegenwoordiger belast kunnen worden als bedrijfsleidersbezoldigingen.

Conclusie?

Vaste vertegenwoordigers moeten fiscaal gezien beschouwd worden als bedrijfsleiders met alle gevolgen daaraan gekoppeld.

Het verdient bijgevolg aanbeveling uw situatie goed na te kijken en te beoordelen of uw fiscale positie door die rechtspraak wordt beïnvloed. Graag bekijken wij samen met u of een aanpassing wenselijk of noodzakelijk is.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen