Vennootschapsrecht:
recente wetgeving en rechtspraak
anno 2025
Mr. Joris De Vos en mr. Laurens Engelen (Dentons)
Webinar op vrijdag 17 oktober 2025
Prijszetting in het kader van M&A
Mr. Francis van der Haert (Cazimir)
Webinar op dinsdag 14 oktober 2025
Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?
Overweeg dan zeker ons jaarabonnement
Krijg toegang tot +150 opleidingen
Live & on demand webinars
Voor uzelf en/of uw medewerkers
Participatie in de aandelen
door werknemers
Mr. Francis van der Haert (Cazimir)
Webinar op donderdag 27 november 2025
SUMMER DEAL 2025
10 webinars on demand naar keuze
10 webinars on demand voor €595
OVB – IBJ – ITAA – FSMA – BIV – NKN – Sam-Tes
Overname van activa of activiteiten van een onderneming in moeilijkheden, in een procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag of in (stil) faillissement
Mr. Jens Vrebos en mr. Marlies De Brabandere
(Crivits legal)
Webinar op dinsdag 21 oktober 2025
Inbreng van een handelszaak in een vennootschap en niet-concurrentieverplichting. Cassatie-arrest van 10 januari 2025 (Recht op zaterdag)
Op 10 januari 2025 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over een zaak rond de inbreng van een handelszaak in een vennootschap en de bijbehorende niet-concurrentieverplichting.
Het Hof van Beroep in Brussel oordeelde eerder (op 19 oktober 2022) dat:
- Wie een handelszaak inbrengt in een vennootschap, daarna geen concurrentie mag aangaan met zijn mede-aandeelhouders of de vennootschap zelf.
- Het verstandig is om de afspraken hierover duidelijk vast te leggen in de inbrengovereenkomst of de statuten.
- De duur van de niet-concurrentieverplichting losstaat van de vraag of de inbrenger vennoot blijft en moet worden bepaald volgens de algemene regels over dergelijke verplichtingen.
- Er geen bewijs was dat de eiseres bij de inbreng van de handelszaak afspraken had gemaakt met de betrokken partijen over een concurrentiebeding met een maximale duur van vijf jaar, beperkt in ruimte en activiteiten.
- Na hun vertrek als bestuurders op 29 augustus 2019 de verweerders niet langer gebonden waren aan een (impliciet) concurrentieverbod en was er geen bewijs dat zij hun discretieplicht hadden geschonden.
Het Hof van Cassatie stelt dat het Hof van Beroep onvoldoende heeft onderbouwd waarom de niet-concurrentieverplichting maximaal vijf jaar mocht duren en niet langer dan de bestuursperiode van de betrokkenen.
Conclusie: het cassatieberoep is gegrond.
» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen