Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024

Het WVV en het statuut van de bestuurder-werknemer: wat kan nog? (Caluwaerts Uytterhoeven)

Auteurs: Kristiaan Caluwaerts en Berk Cimen (Caluwaerts Uytterhoeven)

Publicatiedatum: 10/02/2021

De FOD Economie is reeds geruime tijd duidelijk wat het sociaal statuut van zelfstandigen betreft: 

“In een vennootschap worden zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten als zelfstandigen beschouwd en zijn ze onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen.”

Het KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen stelt in haar artikel 3 §1, vierde lid dan ook: 

“Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 5bis en 13, § 3, worden personen die aangesteld zijn tot mandataris in een vereniging of vennootschap naar rechte of in feite die zich met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt of die, zonder aangesteld te zijn, een mandaat uitoefenen in een dergelijke vereniging of vennootschap, op weerlegbare wijze geacht een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen.”

Het oude Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.) had echter geen enkele bepaling die het verplicht zelfstandig statuut aan zaakvoerders/bestuurders oplegde, waardoor algemeen aanvaard werd dat onder andere in NV’s de leden van het directiecomité hun opdracht konden uitvoeren onder een arbeidsovereenkomst met de vennootschap.

Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) lijkt duidelijkheid te scheppen en bepaalt thans uitdrukkelijk voor zowel NV’s alsook voor BV’s en CV’s dat bestuurders/leden van de directieraad/leden van de raad van toezicht “in deze hoedanigheid niet door een arbeidsovereenkomst met de vennootschap (kunnen) zijn verbonden.”

Het WVV lijkt aldus komaf te maken met het statuut van bestuurder-werknemer, maar de bewoordingen van het WVV spreken dat toch tegen. Artikelen 5:70 (BV), 6:58 (CV), 7:85, 7:105 en 7:107 (allen NV) bevatten namelijk uitdrukkelijk de drie woorden “in deze hoedanigheid”, en dat is niet toevallig.

Bestuurders in een vennootschap kunnen namelijk in principe nog steeds gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst, maar deze overeenkomst mag geen betrekking hebben op de functie als bestuurder. De functies en het bijhorend takenpakket als werknemer enerzijds en bestuurder anderzijds dienen dan ook duidelijk afgebakend te zijn. Vanzelfsprekend dient dan ook voldaan te zijn aan de bepalingen van de zogenaamde arbeidsovereenkomstenwet en dient er sprake te zijn van een band van ondergeschiktheid.

De oefening zal er in bestaan duidelijke overeenkomsten met de vennootschap af te sluiten die het onderscheid tussen beide functies aantonen.

Lees hier het originele artikel