HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Het financieel plan bij oprichting: let op wanneer het schild een wapen wordt… (Van Steenbrugge Advocaten)

Auteur: Sofie Mombaerts (Van Steenbrugge Advocaten)

In een recent gepubliceerd vonnis[1] oordeelde de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Dendermonde dat een cijferberoeper mede aansprakelijk is voor een gebrekkig financieel plan indien hij aan de oprichters niet het advies gaf om met een dergelijk financieel plan de vennootschap niet op te richten. Terwijl het financieel plan oprichters doorgaans beschermt tegen aansprakelijkheid bij faillissement, kan het in de praktijk dus als een boemerang bij de cijferberoeper terugkomen.  

Oprichters van een vennootschap zijn verantwoordelijk om een aanvangsvermogen te voorzien dat toereikend is voor de voorgenomen activiteiten. Oprichters dienen dus vooraf de verwachte inkomsten en uitgaven van de vennootschap in kaart te brengen en voldoende financieringsbronnen te voorzien. Financiering kan bestaan uit een inbreng (het vroegere “aanvangskapitaal”) maar ook externe financieringsbronnen, zoals bankleningen of leverancierskredieten, tellen mee.

Indien achteraf blijkt dat het aanvangsvermogen kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen activiteiten over ten minste twee jaar kunnen de oprichters hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de verbintenissen van de vennootschap indien die in de eerste drie jaar failliet gaat.

Het financieel plan behoedt de oprichters voor een al te gemakkelijke post factum beoordeling door de rechter. Aan de hand van het financieel plan kunnen de oprichters met name aantonen dat zij op het ogenblik van de oprichting van de vennootschap, met de kennis die zij op dat moment hadden, als een redelijk vooruitziend en voorzichtig persoon handelden.

In het besproken vonnis lagen de feiten anders. Nog los van enkele vormelijke onregelmatigheden bleken uit het financieel plan geen al te gunstige prognoses voor de vennootschap. Het financieel plan toonde bijvoorbeeld een manifest gebrek aan financiering waardoor zich al in het eerste jaar een liquiditeitstekort zou voordoen. Bovendien was de omzet nog manifest overschat en de te verwachten kosten manifest onderschat. Elke redelijk vooruitziende en voorzichtige oprichter zou besluiten dat zulke vennootschap niet met zulke beperkte financiële middelen mag worden opgericht. Dat de rechter tot hoofdelijke aansprakelijkheid van de oprichters besloot, verbaast dus niet.

De oprichters keerden zich echter tot hun cijferberoeper en verzochten de rechtbank dat deze zou veroordeeld worden in vrijwaring.

De beroepsbeoefenaar trachtte zich te verdedigen aan de hand van een contractueel bevrijdingsbeding, met name dat uitsluitend de oprichters verantwoordelijk zijn voor de juistheid en de volledigheid van de aangeleverde informatie.

Het punt in kwestie was echter niet de juistheid of de volledigheid van de aangeleverde informatie maar wel de voorspellingen die uit deze cijfers volgden. Uit het financieel plan dat werd opgesteld door de cijferberoeper op basis van de aangeleverde informatie, bleek dat de vennootschap manifest te weinig middelen zou hebben om de voorgenomen activiteiten uit te oefenen. Bij die vaststelling had de cijferberoeper de oprichters moeten adviseren om de vennootschap niet op te richten, minstens om bijkomende financiering te voorzien. Indien de cijferberoeper deze adviesplicht had nageleefd, bestond de kans dat de oprichters dit advies hadden gevolgd, stelt de rechter. Om die reden werd de cijferberoeper mede aansprakelijk gesteld voor een deel van de schulden van de vennootschap.

Opvallend is dat het besproken vonnis betrekking had op feiten waarop het oude wetboek vennootschapsrecht van toepassing was. Sinds de invoering van het nieuwe WVV moet de naam van de externe deskundige die bijstand verleende bij de opmaak in voorkomend geval expliciet in het financieel plan voorkomen. In de rechtsleer werd reeds gevreesd dat dit vaker tot de aansprakelijkheid van de cijferberoeper zou leiden. Het besproken vonnis toont alvast aan dat ook zonder deze expliciete naamsvermelding de cijferberoeper de dans niet ontspringt.

[1] Ond. Gent, afd. Dendermonde 18 oktober 2021, TRV-RPS 2022, 327, noot F. MERTENS.

Bron: Van Steenbrugge Advocaten

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen