HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024

Het afgescheiden vermogen van de maatschap en de regels inzake het ouderlijk gezag bij minderjarige maten (Corporate Finance Lab)

Auteur: Joeri Vananroye (Corporate Finance Lab)

Publicatiedatum: 25/02/2021

De maatschap heeft een eigen vermogen, afgescheiden van de vermogens van de maten. Waar dit onder het W.Venn. door de meeste hedendaagse auteurs werd bepleit, blijkt dit sinds de invoering van het WVV duidelijk uit art. 1:1 en 4:13-4:15 WVV.

Het afgescheiden vermogen betekent dat voor vermogensrechtelijke doeleinden de onverdeelde maatschapsgoederen en de mede-eigendomsrechten in die goederen niet behoren tot het vermogen van de afzonderlijke maten. Het is het aandeel in de maatschap zelf dat in het vermogen van de maat valt.

Meestal wordt dit bekeken vanuit de verhaalsrechtelijke positie van schuldeisers:

  • Schuldeisers van de maatschap kunnen als enigen de maatschapsgoederen uitwinnen, met uitsluiting van de louter persoonlijke schuldeisers van de maten.
  • Daarenboven heeft de maatschapsschuldeiser een voorrang als hij de maatschapsgoederen uitwint: hij dient de persoonlijke schuldeisers niet te laten meedelen ten belope van het aandeel van debiteur/maat.
  • Louter persoonlijke schuldeisers kunnen in principe wel beslag leggen op het aandeel van hun schuldenaar in de ganse maatschap. Wel zal bijna altijd de uitwinning van een aandeel in een maatschap botsen op een andere juridische hinderpaal: de wettelijke en statutaire overdrachtsbeperkingen, die zakelijke werking hebben en die dan ook een executoriale verkoop kunnen frustreren.

Meer in het algemeen kan worden gesteld dat vermogensafscheiding impliceert dat enkel het aandeel in de ganse maatschap in de persoonlijke vermogens van de maten valt; niet de afzonderlijke maatschapsgoederen noch de mede-eigendom van de afzonderlijke goederen. De lotgevallen van het persoonlijk vermogen van een maat, zoals onbekwaamheid, overlijden of beschikkingsonbevoegdheid, treffen dan ook enkel het aandeel in de maatschap, niet de maatschapsgoederen.  Dit wordt elegant tot uitdrukking gebracht door art. 3.68 (nieuw) BW al. 2:

Indien de mede-eigendom betrekking heeft op een juridisch geheel van goederen, hebben de rechten van de mede-eigenaars enkel dat geheel tot voorwerp en niet de afzonderlijke goederen.

Vermogensafscheiding en onbekwaamheid van minderjarigen: de maatschapsactiva

De gevolgen van vermogens­afscheiding gaan verder dan de verhaalspositie van schuldeisers. Vermogensafscheiding impliceert dat enkel het aandeel in de ganse maatschap in de persoonlijke vermogens van de maten valt; niet de afzonderlijke maatschapsgoederen noch de mede-eigendom van de afzonderlijke goederen. De lotgevallen van het persoonlijk vermogen van een maat, zoals onbekwaamheid, overlijden of beschikkingsonbevoegdheid, treffen dan ook enkel het aandeel in de ganse maatschap, niet de maatschapsgoederen of de mede-eigendomsrechten in de afzonderlijke maatschapsgoederen.

Het voorgaande betekent ook dat de regels inzake het ouderlijk gezag (inclusief de vereisten van vrederechterlijke machtiging voor bepaalde rechtshandelingen – zie art. 378, §1 juncto 410, §1 Oud BW) niet van toepassing zijn bij beschikkingshandelingen door een bevoegde zaakvoerder over de onverdeelde maatschapsgoederen in de hypothese dat één of meerdere van de maten minderjarig zijn (Zo ook M. Gijbels, A. Van Geel en I. Verhulst, “Enkele aandachtspunten bij de oprichting en de werking van een Belgische burgerlijke maatschap”, Vermogensplanning in de praktijk 2015, 8; M. Delboo en A. Van Den Broeck, Vermogensplanning via maatschap en beheersvolmacht, Antwerpen, Intersentia, 2020, 25, nr. 83.).

Deze goederen zijn immers onttrokken aan het beschikkingsrecht van de individuele maten, waardoor de zaakvoerder over deze goederen kan beschikken overeenkomstig de statuten.

Dit betekent concreet dat de, bij veronderstelling overeenkomstig het WVV en de statuten bevoegde, zaakvoerder de volgende handelingen stellen m.b.t. de onverdeelde maatschapsgoederen zonder vrederechterlijke machtiging niettegenstaande de aanwezigheid van één of meerdere minderjarige maten:

  • de onverdeelde goederen van de maatschap (onderhands) vervreemden, hypothekeren of in pand geven;
  • een lening aangaan namens de maatschap als kredietverlener (vgl. hierna indien de maatschap kredietnemer is);
  • een pachtcontract, een handelshuurovereenkomst of een gewone huurovereenkomst van meer dan negen jaar te sluiten alsook een handelshuurovereenkomst te hernieuwen m.b.t. onverdeelde maatschapsgoederen;
  • optreden in rechte namens de maatschap.

Het betreft hier allemaal handelingen waarvoor een vrederechterlijke machtiging nodig zou zijn indien de minderjarige volle eigenaar was of mede-eigenaar in een mede-eigendom zonder afgescheiden vermogen. De zaakvoerder heeft hier verder ook niet de instemming van de ouders nodig.

Vermogensafscheiding en onbekwaamheid van minderjarigen: de maatschapspassiva

Deze analyse kan niet zomaar worden doorgetrokken voor alle passiva die een zaakvoerder namens de maatschap kan aangaan. Niet vermogensafscheiding maar onbeperkte aansprakelijkheid staat daarbij voorop. De maatschapsschulden worden immers toegerekend aan de (openlijke, i.e. niet-stille) maten en affecteren daarmee dan ook rechtstreeks de persoonlijke vermogens van de verschillende maten.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen