Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024

Hervorming van de vennootschapsbelasting: een terug- en vooruitblik (BDO)

Auteur: Hubert Hellraeth (BDO)

Publicatiedatum: 30/01/2019

Het nieuwe jaar is met de jaarafsluiting van 2018 meteen het uitgelezen moment om even terug te blikken op de inwerkingtreding van de eerste maatregelen uit de hervorming van de vennootschapsbelasting. Daarnaast kijken we ook even vooruit naar de aankomende maatregelen voor 2019 die al voorzien waren  in de wet van 25 december 2017. Sindsdien zijn ook nog enkele andere maatregelen vervat in ontwerpwetgeving. Wij verstrekken u graag een overzicht.

Maatregelen vanaf 2018 (aanslagjaar 2019)

Tarief van de vennootschapsbelasting

Het basistarief in de vennootschapsbelasting daalt vanaf 2018 van 33% naar 29% (en daalt verder naar 25% in 2020). Vennootschappen die kwalificeren als kmo in de zin van artikel 15 W. Venn. kunnen genieten van een tarief van 20% op de eerste schijf van 100.000 EUR. De voorwaarde dat er geen dividend van meer dan 13% van het gestort kapitaal mag worden uitgekeerd, is geschrapt. De minimale bezoldiging wordt wel opgetrokken naar 45.000 EUR (zie verder onder “Strijd tegen vervennootschappelijking”).

De crisisbijdrage die bovenop het basistarief is verschuldigd, daalt vanaf 2018  naar 2% (wordt vanaf 2020  (aanslagjaar 2021) volledig afgeschaft).

Minimumbelasting

Daarnaast geldt voortaan een minimumbelasting voor ondernemingen met een winst van meer dan 1 miljoen EUR. Ondernemingen met een belastbaar resultaat van meer dan 1 miljoen EUR kunnen bepaalde fiscale aftrekken boven dit bedrag niet meer volledig in mindering brengen .

De aftrek van de vorige verliezen, overgedragen DBI, overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten, overgedragen NIA en de nieuwe incrementele NIA (zie hierna) worden voortaan beperkt tot een bedrag van 1 miljoen EUR. Deze aftrekken kunnen op de winst boven 1 miljoen EUR nog slechts voor 70% in mindering worden gebracht: 30% van de winst boven 1 miljoen EUR kan derhalve niet meer worden geneutraliseerd door voormelde aftrekken.

Dit resulteert de facto in een minimumbelasting van de facto 7,5% op de belastbare winst boven 1 miljoen EUR (met name 30% x 25%). De aftrekken die niet kunnen worden toegepast door deze regeling, blijven wel naar de toekomst overdraagbaar. Voor starters worden de overgedragen verliezen gedurende de eerste vier boekjaren niet onderworpen aan de beperking.

Naar 100% DBI-aftrek

Vanaf 2018 wordt de DBI-aftrek (aftrek definitief belaste inkomsten) voor 100% worden toegepast in plaats van voor 95%.

Herziening van de notionele intrestaftrek

Het regime van de notionele intrestaftrek wordt niet langer berekend op het eigen vermogen van het voorgaande jaar. In het gewijzigde regime is het in aanmerking te nemen risicokapitaal gelijk aan één vijfde van het positieve verschil tussen het jaarlijks bedrag van het risicokapitaal aan het begin van het belastbaar tijdperk en het jaarlijks bedrag van het risicokapitaal aan het begin van het vijfde voorgaande belastbaar tijdperk.

Strijd tegen vervennootschappelijking

Nu het tarief in de vennootschapsbelasting fors daalt, wil de regering de omzetting van eenmanszaken (zelfstandige natuurlijke personen) in vennootschappen tegengaan, aan de hand van:

  • Een verhoging van de minimumbezoldiging aan tenminste één bedrijfsleider van 36.000 EUR naar 45.000 EUR om van het verlaagd tarief te kunnen genieten. Is de bezoldiging lager dan dit bedrag, dan moet deze minstens gelijk zijn aan het belastbaar resultaat van de vennootschap.
  • Een bijkomende en afzonderlijke aanslag van 5% op het tekort, wanneer de bezoldiging minder bedraagt dan het minimum van 45.000 EUR of de helft van de belastbare grondslag. Deze aanslag is wel fiscaal aftrekbaar. Voor verbonden vennootschappen waarvan minstens de helft van de bedrijfsleiders dezelfde personen zijn, kan om de hoogte van de bezoldiging te bepalen het totaal van de door deze vennootschappen aan één van diezelfde personen toegekende bezoldigingen in aanmerking worden genomen. Het totaal van de minimumbezoldiging wordt in dat geval op 75.000 EUR gebracht. Startende vennootschappen (opgericht binnen vier jaar te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar) zijn uitgesloten van deze bijzondere aanslag.

Meerwaarden op aandelen

Het belastingtarief van 0,412% op gerealiseerde meerwaarden op aandelen voor grote vennootschappen wordt vanaf 2018 afgeschaft.

De meerwaarden op aandelen zijn hierdoor opnieuw volledig vrijgesteld van vennootschapsbelasting, maar naar analogie met de voorwaarden voor de DBI-aftrek geldt dit slechts indien de participatie gedurende meer dan één jaar wordt aangehouden en minstens 10% bedraagt of wanneer de aanschaffingswaarde van de aandelen minstens 2.500.000 EUR bedraagt.

Inschakelingsbedrijven

Inschakelingsbedrijven genoten voorheen van een dubbele belastingvrijstelling: zij waren geen belasting verschuldigd op de door hen gereserveerde winsten en de door hen ontvangen tewerkstellings- en beroepsoverstappremies waren bovendien vrijgesteld van vennootschapsbelasting.

Deze dubbele vrijstelling wordt voortaan beperkt. Enerzijds zullen de door hen ontvangen subsidies niet meer kunnen worden vrijgesteld. Anderzijds wordt de vrijstelling van de gereserveerde winst beperkt tot de loonkosten van de door hen tewerkgestelde moeilijk te plaatsen werklozen.

Vooruitbetaalde kosten: fiscaal matchingprincipe

Het boekhoudkundig matchingprincipe werkt voortaan ook fiscaal door. Hiermee komt een einde aan de (eindejaars)planningstechniek, waarbij kosten die boekhoudkundig aan het volgende boekjaar moeten worden toegerekend, bij betaling in het lopende boekjaar volledig als beroepskost in aftrek worden gebracht. Door het matching principe ook in te voeren in de vennootschapsbelasting, zijn kosten verbonden aan activiteiten of inkomsten van een volgend boekjaar nog slechts aftrekbaar in dit volgende boekjaar.

Beperkingen voorzieningen en kosten

Om te voorkomen dat voorzieningen voorafgaand aan de tariefdaling in de vennootschapsbelasting (zie hoger) zouden worden aangelegd om deze later (zonder aanwending) terug te nemen aan een lager nominaal belastingtarief, wordt de terugname van deze voorzieningen belast aan het nominale tarief dat van toepassing was op het moment van aanleg van de voorziening. Bovendien kunnen enkel voorzieningen die voortvloeien uit een wettelijke of contractuele verplichting fiscaal nog worden vrijgesteld.

Taxatie herbeleggingsmeerwaarden

Ook voor de herbeleggingsmeerwaarden kunnen ondernemingen niet meer anticiperen op een tariefverlaging onder het stelsel van de gespreide taxatie. De herbeleggingsmeerwaarden die worden belast omdat:

  • ze niet worden herbelegd binnen de wettelijk voorziene voorwaarden en termijn; of
  • de meerwaarden die spontaan belastbaar worden gesteld vóór het verstrijken van de herbeleggingstermijn

zijn voortaan belast aan het tarief dat van toepassing was op het moment dat de meerwaarden verwezenlijkt werden. Bovendien zijn op meerwaarden die spontaan belastbaar worden gesteld zonder afdoende herbeleggingen voortaan ook nalatigheidsintresten verschuldigd.

Roerende voorheffing op kapitaalverminderingen

Kapitaalverminderingen worden voortaan onderworpen aan de roerende voorheffing in verhouding tot het aandeel van de nog aanwezige belaste reserves in het gestort kapitaal, verhoogd met de belaste reserves buiten het kapitaal. Ingevolge de pro rata aanrekening van een kapitaalvermindering op de belaste reserves wordt derhalve roerende voorheffing van (in principe) 30% verschuldigd.

Belastingvrije reserves blijven in principe buiten schot. Een kapitaalvermindering mag er niet toe leiden dat hierdoor belastingvrije reserves moeten worden belast. Dat is enkel het geval wanneer een kapitaalvermindering het totaal aan kapitaal en belaste reserves zou overstijgen. Bovendien kunnen de krachtens artikel 537 WIB “vastgeklikte” reserves onder de hiertoe geldende voorwaarden volledig belastingvrij worden uitgekeerd.

Eenmalige investeringsaftrek tijdelijk 20%

De eenmalige investeringsaftrek wordt voor kalenderjaren 2018 en 2019 opgetrokken van 8% naar 20% voor kmo’s en eenmanszaken. Deze tijdelijke maatregel is niet gekoppeld aan een aanslagjaar maar aan een periode waarin de investering plaatsvindt (van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019).

De overgedragen investeringsaftrek maakt geen deel uit van de korf van fiscale aftrekken die voortaan beperkt zal worden (zie hoger, minimumbelasting).

Nalatigheidsinteresten en moratoriuminteresten

De berekening van nalatigheidsinteresten en moratoriuminteresten wijzigt. De nalatigheidsintresten worden jaarlijks vastgesteld binnen een vork van 4% tot 10% en zullen steeds 2% hoger zijn dan de moratoriumintresten.

Zwaardere sancties niet-aangifte

Het niet-indienen van de aangifte wordt zwaarder gesanctioneerd. De minimale belastbare basis stijgt, maar volgt wel de dalende evolutie van het nominale tarief van de vennootschapsbelasting (34.000 EUR voor aanslagjaar 2019 en 2020, 40.000 EUR voor aanslagjaar 2021). Bovendien wordt niet-aangifte gesanctioneerd met een verhoging van de belastbare winst (variërend van 25% voor tweede inbreuk tot 200% voor vijfde en volgende inbreuk).

Ondernemingen die niet- of onvoldoende voorafbetalingen verrichten, ondergaan een verhoging van de basisrentevoet waarop het vermeerderingspercentage wordt vastgesteld.

Verder zijn geen uitzonderingen meer toegestaan (o.a. geen vermeerdering indien deze lager is dan een bepaalde limiet) op de toepassing van de belastingverhoging wegens niet- of onvoldoende voorafbetalingen.

Belastingsupplementen

Met uitzondering van de DBI-aftrek van het jaar zelf worden geen fiscale aftrekken meer toegestaan op belastingsupplementen die gevestigd worden naar aanleiding van een fiscale controle wanneer een belastingverhoging wordt opgelegd.

Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing

De vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing die geldt voor personeel tewerkgesteld in het wetenschappelijk onderzoek, geldt voortaan ook voor houders van bepaalde academische bachelor diploma’s: biotechniek, industriële wetenschappen en technologie, nautische wetenschappen, product ontwikkeling, handelswetenschappen en bedrijfskunde (opleiding gericht op informatica). De vrijstelling bedraagt 40% voor 2018 en 2019.

Verlaagde roerende voorheffing

Het verlaagd tarief in de roerende voorheffing van 1,69% dat werd ingevoerd om als gevolg van het Europese Tate & Lyle-arrest bepaalde buitenlandse vennootschappen niet te benadelen, werd herwerkt omdat dit regime gebaseerd is op een DBI-aftrek van 95%. Aangezien de DBI-aftrek stijgt naar 100%, is voorzien in een nieuwe vrijstelling voor de betrokken dividenden, betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018.

Tax shelter voor groeibedrijven

De bestaande tax shelter-regeling voor startende ondernemingen breidt uit naar groeibedrijven en geldt dus niet langer enkel voor start-ups. Groeibedrijven zijn kleine vennootschappen met minstens 10 voltijdse equivalenten en waarvan de jaaromzet over de laatste twee aanslagjaren gemiddeld ten minste 10% stijgt of waarvan het aantal voltijdse equivalenten aan personeel gemiddeld met 10% per aanslagjaar stijgt.

De belastingvermindering bedraagt 25%, met een maximum van 100.000 EUR per belastbaar tijdperk. Dit is wel een globale grens voor zowel de taks shelter voor starters als deze voor groeibedrijven.

Aanpassingen taks shelter voor audiovisuele werken en podiumkunsten

Het regime van de taks shelter voor audiovisuele werken en podiumkunsten wijzigt conform het nieuw tarief in de vennootschapsbelasting, zodat hetzelfde rendement kan worden gegarandeerd als vóór de tariefverlaging.

Autokosten

De aftrekbeperking bij doorrekening van autokosten aan derden zal voortaan enkel gelden in hoofde van deze derde en dus niet bij de belastingplichtige die doorrekent. De kosten moeten wel afzonderlijk en duidelijk op de factuur worden vermeld.

Maatregelen vanaf 2019 (aanslagjaar 2020)

Fiscale consolidatie

De regering wil vanaf aanslagjaar 2020 (verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste begint op 1 januari 2019) een systeem van beperkte fiscale consolidatie invoeren naar Zweeds model. Hierdoor hebben de groepsleden nog steeds verschillende belastbare basissen, maar dragen ze bij in de verliezen van de groep. Een lid van de consolidatie kan aldus een “groepsbijdrage” in mindering brengen van zijn belastbare gereserveerde winst, en deze groepsbijdrage is belastbaar bij de ontvangende vennootschap in hetzelfde belastbare tijdperk. Een antimisbruikbepaling zorgt er echter voor dat vennootschappen al minstens 5 belastbare tijdperken verbonden moeten zijn alvorens een aftrekbare groepsbijdrage kan worden gedaan.

Overdracht van bestanddelen

Voor de zogenaamde ‘inbound transfers’ waarbij bestanddelen (activa) vanuit het buitenland naar België worden overgedragen, worden deze bestanddelen bij later gerealiseerde meerwaarden, minderwaarden, afschrijvingen en waardeverminderingen gewaardeerd aan werkelijke waarde op het ogenblik van de verrichting en dus niet aan boekwaarde of aanschafwaarde.

Het betreft volgende transacties:

  • De overdracht van bestanddelen verbonden aan een buitenlandse inrichting (waarvan de winst in België wordt vrijgesteld) naar een Belgische vennootschap
  • De overdracht van bestanddelen van een buitenlandse vennootschap naar een Belgische inrichting
  • De overdracht van bestanddelen van een buitenlandse inrichting naar een Belgische inrichting voor zover beide deel uitmaken van eenzelfde buitenlandse vennootschap
  • De overdracht van bestanddelen (die blijvend worden aangewend) van een buitenlandse inrichting van een buitenlandse vennootschap bij verplaatsing van die inrichting naar België.
  • Deze maatregelen treden in werking voor de overdrachten die plaatsvinden vanaf 1 januari 2019.

Internationale fiscaliteit

De internationale ATAD-richtlijnen worden vanaf 2019 (aanslagjaar 2020) of later verder omgezet in nationale wetgeving:

Invoering CFC-wetgeving

Aanpassingen aan de exit taxatie: tariefdaling van 16,5% naar 12,5%

Regeling tegen hybride mismatches

Maatregelen ter bestrijding van belastingfraude en -ontwijking in de roerende voorheffing

Voortaan wordt de verkrijger van roerende inkomsten als schuldenaar van de roerende voorheffing worden aangewezen wanneer een onrechtmatige vrijstelling van roerende voorheffing heeft plaatsgevonden of ten onrechte roerende voorheffing aan hem is terugbetaald.

Om een dubbele terugbetaling van roerende voorheffing te vermijden, wordt de terugbetaling voortaan ook afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de belastingplichtige de volle eigendom moet hebben gehad van de onderliggende effecten op datum waarop de rechthebbenden van de dividenden worden geïdentificeerd.

Deze maatregelen zijn in werking getreden op dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad, i.e. 22 januari 2019.

In de pipeline

Voor 2019 lopen nog een aantal wetsontwerpen met maatregelen die bedoeld zijn om per 1 januari 2019 (mits enkele uitzonderingen) in werking te treden, maar door de huidige politieke impasse nog niet gestemd werden:

Nieuwe regel voor interestaftrekbeperking

De nieuwe intrestaftrekbeperking ter uitvoering van de ATAD-richtlijn (Anti-Tax Avoidance richtlijn) zou initieel in werking treden per 1 januari 2020, maar zou nu met het lopende wetsontwerp 1 jaar worden vervroegd en dus per 1.01.2019 in werking treden. De aftrekbaarheid van intresten wordt daardoor beperkt tot het hoogste van volgende bedragen: ofwel 3 Mio EUR of 30% van de EBITDA.

Wettelijke fictie bij bezoldiging betaald door buitenlandse vennootschap

Wanneer werknemers of bedrijfsleiders uitbetaald worden door een verbonden buitenlandse vennootschap en niet door de vennootschap of rechtspersoon waarvoor ze werken, bestaat er momenteel in de meeste gevallen geen verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden of fiches op te maken. Om te vermijden dat dergelijke bezoldigingen niet opgemerkt worden door de fiscus, wordt een wettelijke fictie in het leven geroepen. Volgens deze fictie wordt de vennootschap/rechtspersoon voor wie de betrokken werknemers/bedrijfsleiders werken voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing geacht de bezoldigingen ontvangen van een verbonden buitenlandse vennootschap zelf te hebben toegekend. De vennootschap/rechtspersoon moet dan de bedrijfsvoorheffing ook inhouden en de nodige fiches opstellen.

Voorziene inwerkingtreding: de fictie geldt voor bezoldigingen toegekend vanaf inkomstenjaar 2019.

Verstrengde regels voor UBO-register

Belgische bevoegde autoriteiten zenden op verzoek van buitenlandse belastingautoriteiten de gegevens door die bijgehouden worden in het UBO-register (register ‘Ultimate Beneficial Owner’). Aan deze regelgeving wordt nu toegevoegd dat de Belgische bevoegde autoriteit deze zonder enige beperking kan opvragen bij de meldingsplichtige entiteiten (bvb. banken).

Voorziene datum van inwerkingtreding: 10 dagen na publicatie van de wet in het B.S.

Voorafgaande beslissingen in relatie tot vluchtlanden

De Dienst Voorafgaande Beslissingen kan geen rulings afvaardigen wanneer de essentiële elementen van de beschreven verrichting of situatie betrekking hebben op een “vluchtland” dat niet samenwerkt met de OESO. Voortaan is het niet meer nodig dat die elementen meer essentieel zijn. Bovendien mag de rulingsdienst ook geen ruling meer uitvaardigen wanneer een land betrokken is dat voorkomt op de lijst van belastingparadijzen. Er geldt wel een uitzondering wanneer er met dat land een overeenkomst bestaat inzake uitwisseling van gegevens die nodig zijn om de uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomst sluitende staten.

Voorziene inwerkingtreding: 10 dagen na publicatie in het B.S.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen