De nieuwe wet op de private opsporing
Dhr. Bart De Bie (i-Force) en
mr. Stijn De Meulenaer (Everest)
Webinar op donderdag 17 oktober 2024
Vennootschapsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak
anno 2024
Mr. Joris De Vos en mr. Michaël Heene (DLA Piper)
Webinar op donderdag 21 november 2024
Franse dividenden: Cassatie maakt een einde aan dubbele belasting (De Broeck, Van Laere & Partners)
Auteur: De Broeck, Van Laere & Partners
Publicatiedatum: 31/07/2017
De belasting die in Frankrijk betaald is op een dividend dat een Franse vennootschap uitkeert aan een Belgische aandeelhouder, moet verrekend worden met de Belgische belasting, ook al sluit de interne Belgische wetgeving dat eigenlijk uit. Dat heeft te maken met een specifieke passage in het dubbelbelastingverdrag België-Frankrijk. Het Hof van Cassatie maakt daarmee een einde aan een jarenlange discussie over de dubbele belasting van dividenden van Franse oorsprong.
Wie een dividend ontvangt van een Franse vennootschap, wordt twee maal belast: één keer in Frankrijk (waar 15% bronheffing ingehouden wordt) en één keer in België (waar het saldo dat overblijft na Franse belasting, belast wordt als een gewoon roerend inkomen, dus aan – intussen al – 30%). Wie een dividend ontvangt van een Belgische vennootschap, betaalt slechts één keer belasting: in principe wordt er 30% roerende voorheffing ingehouden. Van een Belgisch dividend houdt de aandeelhouder dus netto 70 over, van een Frans dividend slechts 59,5.
Fiscaal worden Belgische beleggers dus ontmoedigd om Franse aandelen te kopen, wat eigenlijk de vrije markt binnen Europa belemmert. De kwestie is dan ook al herhaalde malen voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. Maar dat Hof heeft telkens geweigerd om België te veroordelen. De Belgische wetgeving op zich is immers niet discriminerend. Die maakt geen onderscheid tussen Belgische en Franse dividenden. Alleen het ongelukkige samenspel van de Franse en Belgische wetgeving leidt in dit geval tot een hogere belasting van Franse dividenden in vergelijking met Belgische. Zoiets moeten de betrokken landen onderling oplossen via een belastingverdrag, oordeelt het Hof van Justitie.
België schaft “interne” FBB af in 1988
Opmerkelijk genoeg is dat al in 1964 gebeurd. In het dubbelbelastingverdrag dat België en Frankrijk toen afgesloten hebben, staat dat “het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting” aftrekbaar moet zijn van de Belgische wetgeving (artikel 19, A, 1). Maar er staat ook bij: “onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden”.
Tot 1988 bevatte de Belgische wetgeving een FBB-regeling (FBB staat voor “forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting”), maar die is nadien grotendeels afgeschaft. Particulieren zijn sowieso uitgesloten sinds 1988. Sindsdien weigert de fiscus een verrekening van de buitenlandse belasting met de Belgische belasting.
Wat met voorrang van verdrag?
Die houding van de fiscus is altijd fel bekritiseerd. Want normaal gezien heeft een verdrag voorrang op nationale wetgeving. Dus als het dubbelbelastingverdrag voorschrijft dat België zijn belasting moet verminderen met de in het buitenland betaalde belasting, dan moet België dat gewoon zo toepassen, wat er ook in de nationale wet staat (of niet staat). Maar de fiscus vindt dat het anders ligt als het verdrag expliciet naar de nationale wetgeving verwijst. Indien die nationale wetgeving dan geen FBB-regeling bevat of allerlei categorieën uitsluit (bijv. particulieren), dan wordt de voorrang van het verdrag niet geschonden door geen FBB toe te kennen. Het verdrag doet immers niets meer dan zeggen dat de nationale regels toegepast moeten worden.
Het Hof van Cassatie heeft de fiscus gelijk gegeven in 2000. De discussie betrof toen het (oude) verdrag België-Nederland. Dat verdrag verwijst gewoon naar de interne FBB-regels, en dus mag de fiscus FBB-verrekening weigeren op basis van die interne regels.
Frans verdrag is specifiek
Het verdrag België-Frankrijk is echter niet vergelijkbaar met het genoemde verdrag met Nederland of met de meeste andere verdragen, stelt het Hof van Cassatie nu vast in een nieuw arrest. Het verdrag met Frankrijk voegt immers na de verwijzing naar de nationale wetgeving nog toe: “zonder dat [het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting] minder dan 15 pct. van het evenvermelde nettobedrag mag belopen”. De verrekening moet dus verleend worden volgens de nationale regels maar zonder dat de verrekening minder dan 15% mag bedragen.
Door die specifieke toevoeging wordt de voorrang van het verdrag op de nationale wetgeving eigenlijk hersteld. Ook al is de FBB-regeling afgeschaft, België moet toch rekening houden met een FBB van (minstens) 15%.
Concreet zal, bij een Frans dividend van 100, het in België belastbare nettobedrag (85) verminderd moeten worden met (minstens) 15%. Netto houdt de belastingplichtige dus nog 72,25 over in plaats van 59,5. De Belgische belasting bedraagt voortaan 12,75 in plaats van 25,5. Fiscaal wordt een Frans dividend daardoor zelfs interessanter dan een Belgisch.
Bron: arrest van het Hof van Cassatie van 16 juni 2017
» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen