Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Een nv mag bestuurder niet meer zomaar aan de deur zetten (Sirius Legal)

Auteur: Andries Hofkens (Sirius Legal)

Publicatiedatum: 28/06/2019

Het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen voert twee belangrijke wijzigingen door in de relatie van de vennootschap met haar bestuurders. Het klassieke verbod op de opzegbescherming voor bestuurders in de nv wordt afgeschaft. En de mogelijkheid tot het uitoefenen van een bestuursmandaat onder een arbeidsovereenkomst wordt sterk beperkt.

Naar een opzegbescherming voor bestuurders

Onder het voormalige vennootschapsrecht gold het principe van de zogenaamde “ad nutum” herroepbaarheid van het mandaat van een bestuurder. Zulks betekende dat een algemene vergadering het lopende mandaat van een bestuurder onmiddellijk kon beëindigen. Er moest geen opzegtermijn worden gegeven, noch opzegvergoeding worden betaald. De algemene vergadering moest zelfs geen redenen opgeven voor de beëindiging van het mandaat.

De “ad nutum” herroepbaarheid kon worden omzeild door laterale afspraken. Zo kon de bestuurder in kwestie bijkomende opdrachten krijgen, waarbij de betrokken overeenkomst wél voorzag in opzegbescherming. Of er konden – in voorkomend geval – op groepsniveau garantieafspraken worden gemaakt ten gunste van de bestuurder.

Van de regeling rond de “ad nutum” herroepbaarheid bij nv’s kon niet worden afgeweken, niet statutair, noch tussen partijen. De regeling was dan ook van openbare orde. Net daar voert het nieuwe WVV een verandering door. De “ad nutum” herrroepbaarheid blijft nog wel bestaan, maar de regel wordt van suppletief recht. Er kan dus een soort van “ontslagregeling” worden uitgewerkt binnen de nv en deze kan worden onderhandeld met de kandidaat-bestuurder bij aanstelling. Voorwaarde is wel dat de opzegregeling in de statuten wordt voorzien. Wordt er niet van afgeweken, valt men terug op de wettelijke regeling van de “ad nutum” herroepbaarheid.

Wanneer een opzegregeling wordt voorzien, komt ook het leerstuk van onmiddellijke beëindiging om wettige redenen in zicht. Zelfs wanneer de statuten in een opzegregeling voorzien hebben, moet het immers nog mogelijk zijn om het bestuursmandaat onmiddellijk te beëindigen in uitzonderlijke gevallen. Wanneer een bestuurder zich schuldig maakt aan zeer ernstige fouten of fraude, beschikt een algemene vergadering alsnog over de mogelijkheid om die bestuurder onmiddellijk en zonder opzeg of vergoeding af te zetten.

De “ontslagbescherming” voor bestuurders kan in de nv nog worden versterkt. Dit is mogelijk wanneer de nv kiest voor het bestuursmodel met de enige bestuurder. In dat geval kunnen de benoeming van de bestuurder en diens bescherming in de statuten verankerd worden.

Voor de bv’s en cv’s verandert er op dit vlak zo goed als niets. Daar was de “ad nutum” herroepbaarheid reeds van suppletief recht en mocht er dus van worden afgeweken in de statuten.

Geen bestuursmandaat meer onder arbeidsstatuut

De tweede wijziging focust eerder op het (sociaal) statuut van de bestuurder. Voor bestuurders en leden van het directiecomité was het vooralsnog niet mogelijk om hun mandaat uit te oefenen onder een arbeidsovereenkomst (met de betrokken vennootschap). Dit was voornamelijk het geval wanneer het bestuursorgaan of het bestuurslid in kwestie voldoende beslissingsmacht kon uitoefenen binnen de vennootschap en tevens over voldoende vertegenwoordigingsbevoegdheid beschikte.

Met name bij de oude bvba’s kon gedacht worden aan de hypothese waarbij gekozen werd voor een “college van zaakvoerders” en er onderling een duidelijke hiërarchie werd bepaald. In dat geval kon er immers voorzien worden dat een collega-zaakvoerder zijn mandaat wel kon dragen onder een arbeidsovereenkomst.

Thans laat het WVV nog weinig marge tot interpretatie. De mogelijkheid voor bestuurders van vennootschappen om te opereren onder een arbeidsovereenkomst wordt uitgesloten. Dit geldt eveneens voor de leden van het voormalige “directiecomité”, de huidige “directieraad”. Voor zover werknemers van de vennootschap zetelen als lid van het directiecomité, en er wordt gekozen voor een duale beheersstructuur met “directieraad” met effectieve bestuursbevoegdheden, zullen de leden-werknemers een ander statuut moeten aannemen.

Net zoals dat vroeger ook mogelijk was, is het niet ondenkbaar dat een bestuurder of lid van de directieraad ook uitvoerende opdrachten heeft binnen de vennootschap en in dien hoofde een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten met de vennootschap. Een cumul van een bestuursmandaat en een gewone bezoldigde activiteit is dus niet helemaal onverenigbaar. In dat geval zal toch moeten worden aangetoond dat beide statuten los staan van elkaar. Concreet moet de bezoldigde activiteit effectief verschillen van het bestuursmandaat en moet er – net zoals bij andere arbeidsrelaties – sprake zijn van een ondergeschikt verband.

Voor de gedelegeerd bestuurder verandert er met de wetswijziging op dit punt niets. Deze kunnen in principe kiezen voor een statuut als werknemer, dan wel hun diensten leveren als zelfstandige dienstverlener.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen