Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024

CBN-advies gepubliceerd: Wat biedt de toekomst voor uw maatschap? (Delboo)

Auteur: Delboo

Publicatiedatum: 28/10/2019

1. Inleiding

Sinds de recente hervorming van het ondernemingsrecht zijn maatschappen verplicht een boekhouding te voeren. Voor (familiale) maatschappen waarvan de activiteit zich beperkt tot het beheer van een bepaald roerend vermogen, werd aangenomen dat het zou gaan om een vereenvoudigde boekhouding, niet om een volledige dubbele boekhouding. Ondernemingen met een omzet van 500.000 euro (exclusief btw) of minder hoeven immers geen dubbele boekhouding te voeren en de inkomsten van dergelijke maatschappen beantwoorden niet aan de gemeenrechtelijke boekhoudrechtelijke definitie van het begrip “omzet” (het bedrag van de verkoop van goederen en de levering van diensten aan derden, in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening).

De boekhouding die de meeste maatschappen al van vóór de hervorming van het ondernemingsrecht voerden, zou – zo werd aangenomen – ook na de hervorming volstaan.

2. Wetswijziging

Enige tijd geleden werd er echter voor ondernemingen die een vereenvoudigde boekhouding (willen) voeren een afwijkende definitie van het begrip “omzet” ingevoerd: het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten.

Omdat de draagwijdte van deze nieuwe definitie onduidelijk was, heeft de Commissie voor Boekhoudkundige Normen hierover een ontwerpadvies opgesteld. In dit ontwerpadvies wordt gesteld dat met “ontvangsten” alle ontvangsten worden bedoeld, ongeacht of deze in een dubbele boekhouding een opbrengst zouden uitmaken (in een dubbele boekhouding wordt slechts het verschil tussen de boekwaarde en de verkoopprijs als opbrengst geboekt). Met “recurrent” wordt volgens het ontwerpadvies bedoeld dat het gaat om courant voorkomende ontvangsten voor de betrokken onderneming, die dus niet uitzonderlijk zijn. Door deze ruime interpretatie zouden veel maatschappen verplicht worden een dubbele boekhouding te voeren, ook als ze maar een relatief beperkt vermogen hebben.

3. Discussie

Omdat wij het niet eens zijn met deze ruime interpretatie, hebben wij onze juridische en praktische bezwaren kenbaar gemaakt aan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Wij hebben er hierbij ook op gewezen dat familiale maatschappen niet volwaardig deelnemen aan het rechtsverkeer, geen personeelsleden, schuldeisers of andere externe stakeholders hebben en bovendien fiscaal transparant zijn. Dit alles rechtvaardigt een beperkende interpretatie en toepassing van de nieuwe boekhoudkundige verplichtingen voor maatschappen.

4. Beslissing

Inmiddels heeft de Commissie voor Boekhoudkundige Normen haar definitief advies vastgelegd en gepubliceerd op haar website (Klik hier voor het volledige advies). Voor maatschappen werden aan de hand van een voorbeeld weliswaar een aantal beperkte verduidelijkingen en nuanceringen toegevoegd, maar helaas zijn de grote lijnen van het ontwerpadvies overeind gebleven.

Hierdoor zou er dus toch voor de meeste maatschappen een dubbele boekhouding vereist zijn, die u vervolgens aan niemand hoeft mee te delen en enkel in uw kast hoeft te leggen. Niet aan de overheid, niet aan derden en ook niet aan uw bank. Ook de belasting op uw beleggingen wordt door uw Belgische bank aan de bron ingehouden (behalve voor beleggingen via buitenlandse banken waar aangifte van de inkomsten vereist is) waardoor ook fiscaal een dubbele boekhouding volstrekt onnuttig is.

De verplichting tot het voeren van een dubbele boekhouding is dus op elk vlak een volstrekt zinloze verplichting.

Het spreekt voor zich dat wij het definitieve advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen grondig zullen analyseren en u uitvoerig zullen informeren over de gevolgen voor uw maatschap.

5. Gevolg: hogere jaarlijkse kosten

Wat nu al duidelijk is, is dat het voeren van een dubbele boekhouding in de maatschappen waarvoor dat nodig zal zijn een aanzienlijke bijkomende kost zal teweegbrengen. Hoewel wij van mening zijn dat een maatschap een zeer goed instrument blijft voor een evenwichtige vermogensplanning, begrijpen wij dat niet iedereen bereid zal zijn om deze bijkomende jaarlijkse kost voor zijn maatschap te dragen.

Hoe hoog die kost zal oplopen zal afhangen van hoe er belegd wordt of hoe deze beleggingen zullen worden ingevuld. Een zeer actieve belegger in directe lijnen zal uiteraard meer verrichtingen hebben dan een passieve en zal al vlug aan een “omzet” van 500.000 euro komen.

Wij zullen desgewenst bepleiten dat de kosten van de accountants zo laag mogelijk worden gehouden. Evenwel kan niemand echt op voorhand voorspellen hoe één en ander zal evolueren. Misschien is deze kost de eerste jaren laag, maar loopt die in de toekomst op of misschien wordt de publicatie van die boekhouding later toch verplicht.

Het voeren van een boekhouding enkel en alleen om in de kast te leggen is immers dermate absurd dat dit op termijn ofwel weer afgeschaft zal worden ofwel dat de publicatie ervan verplicht zal worden of dat er nog andere gevolgen aan gekoppeld zullen worden.

6. Inwerkingtreding

Voor de meeste maatschappen is er nog wel even tijd om na te gaan wat dit alles concreet inhoudt. Belangrijk is ook dat de Commissie voor Boekhoudkundige Normen reeds een volgend meer gedetailleerd advies voorbereidt, waarin nog een aantal uitzonderingen in verband met de boekhoudplicht voor maatschappen zouden worden opgenomen.

Voor maatschappen die vóór 1 november 2018 werden opgericht, is de boekhoudplicht immers van toepassing vanaf het eerste volledige boekjaar dat aanvangt na 30 april 2019. Voor maatschappen waarvan het boekjaar samenvalt met een kalenderjaar, betekent dit dus dat zij pas in het jaar 2020 voor het eerst boekhoudplichtig zullen zijn.

Maatschappen die vanaf 1 november 2018 werden opgericht, zijn wel meteen boekhoudplichtig.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen maakt daarbij de nuance dat voor het eerste jaar waarin een onderneming boekhoudplichtig wordt, zij op basis van vooruitzichten te goeder trouw dient in te schatten of het grensbedrag al dan niet zal zijn overschreden. Blijkt de geprojecteerde omzet niet meer te bedragen dan 500.000 euro (exclusief btw), dan mag de onderneming voor dat eerste jaar een vereenvoudigde boekhouding voeren.

De meeste maatschappen zullen bijgevolg pas in 2020 onderworpen zijn aan de nieuwe regels. Dit geeft hen voldoende tijd om alle elementen rustig af te wegen en begin 2020 eventueel de keuze te maken voor een volwaardig alternatief voor de maatschap.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen