Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Aanhoudende onduidelijkheid omtrent de fiscale gevolgen van een vroegtijdige vermindering van het kapitaal van een familiale vennootschap (Cazimir)

Auteur: Cazimir Advocaten

Voor begiftigden van aandelen van familiale vennootschappen, waarvan de aandelen minder dan drie jaar voorheen werden overgedragen overeenkomstig het fiscaal gunstregime, hield dit een schending in van de continuïteitsvoorwaarde opgenomen in artikel 2.7.4.2.3, §2, 3° dan wel 2.8.6.0.6., §2, 3° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Aangezien de verschuldigde bijkomende schenk- dan wel erfbelasting destijds over het algemeen het minste van twee kwaden leek, werden er eind 2017, omwille van fiscale redenen, alsnog heel wat kapitaalverminderingen doorgevoerd.

Inmiddels is gebleken dat de omvang van de uiteindelijk verschuldigde bijkomende schenkbelasting, aldus de Vlaamse Belastingdienst, heel wat hoger is dan het bedrag waaraan de begiftigden zich hadden verwacht.

Verschillende procedures voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent zouden duidelijkheid brengen. Helaas blijft de onzekerheid aanhouden ingevolge de tegenstrijdige vonnissen.

I. VOORAFGAANDELIJKE TOELICHTING

1.1. HET FISCALE PRIJSKAARTJE VAN DE KAPITAALVERMINDERING

Kapitaalverminderingen vinden belastingvrij plaats in de mate dat:

  • de kapitaalvermindering wordt aangerekend op het fiscaal gestort kapitaal(1); en
  • voor zover deze terugbetaling van kapitaal is verkregen ter uitvoering van een regelmatige beslissing tot vermindering van het kapitaal, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen of overeenkomstig bepalingen van het vennootschapsrecht van toepassing op de buitenlandse vennootschap.(2)

Tot aan de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, kon de kapitaalvermindering integraal worden aangerekend op het fiscaal gestort kapitaal en bijgevolg geheel belastingvrij plaatsvinden.

Sinds 1 januari 2018, worden kapitaalverminderingen op fiscaal vlak over pro rata aangerekend op enerzijds het fiscaal gestort kapitaal en anderzijds op de reserves. Het gedeelte van de kapitaalvermindering aangerekend op het werkelijk gestort kapitaal blijft onbelast. Het gedeelte aangerekend op de reserves wordt, aangemerkt als een dividenduitkering, onderworpen aan roerende voorheffing.

1.2. DE VOORWAARDE INZAKE HET BEHOUD VAN KAPITAAL

Met het oog op de continuïteit van familiale vennootschappen, geldt in het Vlaamse Gewest sinds 1 januari 2012 een fiscaal gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen. Ingevolge waarvan aandelen van familiale vennootschappen met vrijstelling van schenkbelasting kunnen worden geschonken.

Teneinde de vrijstelling van schenkbelasting integraal te kunnen behouden, bepaalt artikel 2.8.6.0.6., §2, 3° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit dat het kapitaal gedurende drie jaar volgend op de datum van de authentieke akte van schenking niet door uitkeringen of terugbetalingen mag dalen.

Indien deze voorwaarde tot behoud van kapitaal wordt geschonden bepaalt artikel 2.8.6.0.7. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit dat evenredig schenkbelasting verschuldigd is overeenkomstig het gebruikelijke tarief.

De Omzendbrief 2015/2 van VLABEL ‘verduidelijkt’ verder: “Het kapitaal in de familiale vennootschappen waarvan de aandelen onder de gunstmaatregel werden overgedragen dient behouden te blijven. Voor deze situatie heeft de decreetgever de sanctie evenwel getemperd om te vermijden dat vennootschappen gedurende 3 jaar zouden vastzitten: indien het kapitaal toch zou dalen door uitkeringen of terugbetalingen, heeft dit niet het volledige verval van de vrijstelling of vermindering tot gevolg. In dit geval zal voor het bedrag van het kapitaal dat wordt uitgekeerd of terugbetaald het normaal tarief inzake de schenk- of erfbelasting van toepassing zijn.”

Eenzelfde werd herhaald in verschillende Voorafgaande beslissingen van de Vlaamse Belastingdienst. In Voorafgaande Beslissing nr. 17022 dd. 5 juli 2017 en in Voorafgaande beslissing nr. 21020 dd. 2 maart 2021 stelt de Vlaamse Belastingdienst letterlijk: “In dit geval zal voor het bedrag van het kapitaal dat wordt uitgekeerd of terugbetaald het normaal tarief inzake de schenk- of erfbelasting van toepassing zijn.” In Voorafgaande Beslissing nr. 16048 dd. 17 oktober 2016 stelt de Vlaamse Belastingdienst: “De kapitaalsvermindering van de NV die gepaard gaat met de partiële splitsing zal belast worden tegen het normaal tarief inzake erfbelasting.”(3)

1.3. KAPITAALVERMINDERINGEN DD. 2017 DOOR FAMILIALE VENNOOTSCHAPPEN ONDERWORPEN AAN DE CONTINUÏTEITSVOORWAARDEN

Gelet op voormelde, werd aldus aangenomen dat de Vlaamse Belastingdienst het begrip ‘evenredig’, waarnaar het decreet verwijst, interpreteert als zijnde ten belope van het bedrag van de kapitaalvermindering. De belastbare grondslag zou dan de kapitaalvermindering zelf betreffen, zodat een schending van de voorwaarde tot behoud van het kapitaal een heffing in de schenkbelasting met zich zou meebrengen berekend aan 3% van de waarde van de vermindering van het kapitaal dat toekomt aan de begiftigde(n).(4)

Bijgevolg werden er eind 2017 heel wat kapitaalverminderingen doorgevoerd door vennootschappen die nog onderworpen waren aan de voorwaarden tot behoud van kapitaal. De verwachte bijkomende schenkbelasting ten belope van 3% op het bedrag van de kapitaalvermindering, zou namelijk heel wat lager liggen dan de pro rata verschuldigde roerende voorheffing aan 30% die van toepassing zou zijn vanaf 1 januari 2018.

Nadat de driejaarstermijn, gedurende dewelke de continuïteitsvoorwaarden moeten worden nageleefd, verstreken is, wordt er een controle doorgevoerd door de Vlaamse Belastingdienst.

Uit deze controle is inmiddels gebleken dat de belastbare grondslag, aldus de Vlaamse Belastingdienst, niet de waarde van de kapitaalvermindering, maar het percentage van de kapitaalvermindering toegepast op de waarde van schenking betreft. Ingevolge het aanslagbiljet van de Vlaamse Belastingdienst werden de belastingplichtigen als volgt belast: 3% x (percentage vermindering kapitaal (%) x waarde van de schenking (€)).

Voorbeeld: Vader deed in 2015 een schenking van de volle eigendom van 100% van de aandelen van naamloze vennootschap X aan zijn kinderen met een totale waarde ten belope van 3.000.000 euro. Vervolgens werd er in 2017 (binnen de drie jaar volgend op de schenking) een kapitaalvermindering doorgevoerd ten belope van 50%, ingevolge waarvan het kapitaal werd verminderd van 1.000.000 euro tot 500.000 euro.

Gelet op de Omzendbrief 2015/2 van VLABEL werd rekening gehouden met een heffing in de schenkbelasting ten belope van 15.000 euro (3% x (100% x € 500.000)).

De belastingplichtigen ontvingen evenwel een aanslagbiljet ten belope van 45.000 euro (3% x (50% x € 3.000.000).

De uiteindelijk verschuldigde bijkomende schenkbelasting betrof aldus veel meer dan hetgeen waaraan de belastingplichtigen zich, conform de Omzendbrief 2015/2 van VLABEL, hadden verwacht.

II. VONNISSEN RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG GENT

Verschillende procedures voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent zouden duidelijkheid brengen omtrent de fiscale gevolgen van de vermindering van het kapitaal binnen de drie jaar volgend op de schenking onder het gunstregime. Inmiddels is evenwel gebleken dat de uitspraak verschillend is naargelang de voorzitter die de rechtbank voorzit.

2.1. VONNISSEN RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT DD. 6 JANUARI 2022

Feiten: Vader deed in 2015 een schenking van de volle eigendom van 20% van de aandelen van naamloze vennootschap X aan vier van zijn kinderen met een totale waarde ten belope van 3.000.000 euro. Vervolgens werd er in 2017 (binnen de drie jaar volgend op de schenking) een kapitaalvermindering doorgevoerd ten belope 3.600.000 euro (90%), ingevolge waarvan het kapitaal werd verminderd van 4.000.000 euro tot 400.000 euro.

De vier begiftigde kinderen ontvingen uit de kapitaalvermindering aldus, gelet op hun aandeelhouderschap ten belope van 20%, gezamenlijk een bedrag van 720.000 euro.

De begiftigden gingen er vanuit dat zij gezamenlijk een heffing in de schenkbelasting ten belope van 21.600 euro zouden ontvangen (3% x (20% x € 3.600.000)).

In de praktijk ontvingen zij evenwel een aanslagbiljet ten belope van 81.000 euro (3% x (90% x € 3.000.000)).(5)

De Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent is in haar vonnissen dd. 6 januari 2022 zeer duidelijk “Zonder twijfel dient te worden geoordeeld dat artikel 2.8.6.0.7., §1, lid 3 VCF in die zin dient te worden geïnterpreteerd dat voor het bedrag van het kapitaal dat wordt uitgekeerd of terugbetaald, het normaal tarief inzake de schenkbelasting evenredig van toepassing is.” (6)

De rechtbank stelt dat het nominaal bedrag van de kapitaalvermindering evenredig dient te worden belast met het door de belastingplichtige aangehouden percentage aandelen en dat het percentage dat de kapitaalvermindering uitmaakt van het bestaand kapitaal van de familiale vennootschap irrelevant is.

De belastingplichtigen werden aldus over de gehele lijn in gelijk gesteld. Er is enkel aanvullende schenkbelasting verschuldigd op het bedrag van de kapitaalvermindering dat werd uitgekeerd ten voordele van de begiftigden.

Verder merkt de rechtbank in haar motivering terecht op dat een taxatie die rekening houdt met het kapitaal van de vennootschap op het moment van de schenking ertoe zou leiden dat er totaal aleatoir wordt belast.(7)

Voorbeeld 1: Vader deed een schenking van de volle eigendom van 100% van de aandelen van naamloze vennootschap X aan zijn kinderen met een totale waarde ten belope van 3.000.000 euro. Deze waardering houdt rekening met een kapitaal ten belope van 100.000 euro en overige vermogensbestanddelen, waaronder bezittingen, goodwill, liquiditeiten, … ten belope van 2.900.000 euro. Binnen de drie jaar volgend op de schenking wordt er een kapitaalvermindering doorgevoerd ten belope van 50%, ingevolge waarvan het kapitaal werd verminderd van 100.000 euro tot 50.000 euro.

De Begiftigden ontvangen uit de kapitaalvermindering aldus 50.000 euro. De belastingplichtigen ontvangen een aanslagbiljet ten belope van 45.000 euro (3% x (50% x € 3.000.000)).

Voorbeeld 2: Vader deed een schenking van de volle eigendom van 100% van de aandelen van naamloze vennootschap X aan zijn kinderen met een totale waarde ten belope van 3.000.000 euro. Deze waardering houdt rekening met een kapitaal ten belope van 500.000 euro en overige vermogensbestanddelen, waaronder bezittingen, goodwill, liquiditeiten, … ten belope van 2.500.000 euro. Binnen de drie jaar volgend op de schenking wordt er een kapitaalvermindering doorgevoerd ten belope van 10%, ingevolge waarvan het kapitaal werd verminderd van 500.000 euro tot 450.000 euro.

De Begiftigden ontvangen uit de kapitaalvermindering eveneens 50.000 euro. De belastingplichtigen ontvangen desgevallend evenwel slechts een aanslagbiljet ten belope van 9.000 euro (3% x (10% x € 3.000.000)).

In bovenstaande voorbeelden is zowel de waarde van de schenking als het bedrag van de kapitaalvermindering identiek. Het fiscale prijskaartje daarentegen is erg uiteenlopend. De berekeningswijze waar de Vlaamse Belastingdienst aan vasthoudt, heeft aldus tot gevolg dat de taxatie volledig afhankelijk is van de boekhoudkundige cijfers van de vennootschap, onafhankelijk van het bedrag van het kapitaal dat aan de vennootschap wordt onttrokken.

2.2. VONNIS RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT DD. 18 JANUARI 2022

Feiten: Vader en moeder deden in 2015 een schenking van de blote eigendom van aandelen van commanditaire vennootschap X aan hun drie kinderen met een totale waarde in volle eigendom ten belope van 12.000.000 euro. Vervolgens werd er in 2017 (binnen de drie jaar volgend op de schenking) een kapitaalvermindering doorgevoerd ten belope 3.500.000 euro (62,5%), ingevolge waarvan het kapitaal werd verminderd van 5.600.000 euro tot 2.100.000 euro.

De belastingplichtigen gingen er vanuit dat zij gezamenlijk een heffing in de schenkbelasting ten belope van 105.000 euro zouden ontvangen (3% x (100% x € 3.500.000)).

In de praktijk ontvingen zij evenwel een aanslagbiljet ten belope van 225.000 euro (3% x (62,5% x € 12.000.000).(8)

De Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent oordeelt in dit vonnis geheel het tegenovergesteld. De rechtbank stelt dat de oorspronkelijk vrijgestelde schenkbelasting alsnog verschuldigd wordt en dit in evenredigheid met de vroegtijdige kapitaalvermindering.(9) De term ‘de schenkbelasting’ opgenomen in artikel 2.8.6.0.7, §1, 3e lid van de Vlaamse Codex Fiscaliteit kan, aldus de rechtbank, niet anders dan betrekking hebben op (een deel van) de oorspronkelijk verschuldigde (maar vrijgestelde) schenkbelasting.(10) De Vlaamse Belastingdienst werd aldus integraal in gelijk gesteld.

2.3. VONNIS RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT DD. 1 FEBRUARI 2022

De feiten die aanleiding hebben gegeven tot het vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 1 februari 2022 waren identiek dezelfde als de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de vonnissen van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 6 januari 2022.

De uitspraken daarentegen zijn geheel het tegenovergestelde. Net zoals in het vonnis dd. 18 januari 2022, stelt de rechtbank dat de oorspronkelijk vrijgestelde schenkbelasting alsnog verschuldigd wordt en dit in evenredigheid met de vroegtijdige kapitaalvermindering.(11) De term ‘de schenkbelasting’ opgenomen in artikel 2.8.6.0.7, §1, 3e lid van de Vlaamse Codex Fiscaliteit kan, aldus de rechtbank, niet anders dan betrekking hebben op (een deel van) de oorspronkelijk verschuldigde (maar vrijgestelde) schenkbelasting.(12)

In ondergeschikt orde werd in dit dossier door de belastingplichtige opgeworpen dat, de Vlaamse Belastingdienst middels de door hem onzorgvuldig opgestelde Omzendbrief 2015/2 desgevallend onjuiste inlichtingen verstrekt. De bepalingen opgenomen in de Omzendbrief 2015/2 worden niet toegepast, terwijl de belastingplichtige uiteraard wel op deze toepassing had gerekend. Bijgevolg heeft de belastingplichtige hierdoor schade geleden.(13) De schade bestaat erin dat de belastingplichtige nu een hogere belasting verschuldigd is dan er mocht worden verwachten. De Vlaamse Belastingdienst heeft, aldus de belastingplichtige, dan ook een fout heeft begaan in de zin van artikel 1382 en artikel 1383 van het oud Burgerlijk Wetboek.

Ook deze ondergeschikte vordering wordt door de rechtbank integraal afgewezen. De rechtbank stelt dat aangezien er geen melding werd gedaan overeenkomstig artikel 2.8.6.0.7. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit(14) niet wordt aangetoond dat de fout van de Vlaamse Belastingdienst in oorzakelijk verband tot schade heeft geleden. De schade zou volgens de rechtbank eveneens het gevolg van onzorgvuldig handelen kunnen zijn geweest, waarbij de voorwaarde inzake het behoud van kapitaal werd vergeten.(15)

De Vlaamse Belastingdienst werd aldus integraal in gelijk gesteld.

III. DOELSTELLING VAN DE DECREETGEVER

Zowel de Vlaamse Belastingdienst als de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent lijkt zich geen weg te vinden doorheen het artikel 2.8.6.0.6., §2, 3° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. De Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent spreekt tegenstrijdige vonnissen uit en de Vlaamse Belastingdienst neemt een in de Omzendbrief 2015/2 een ander standpunt in als in de praktijk.

Traditioneel stelt men dat er in fiscale zaken van een tekstuele interpretatie moet worden uitgegaan, waarbij woorden en begrippen moeten worden uitgelegd in de context waarin ze vermeld worden. Klare en duidelijke wetteksten zijn niet vatbaar voor interpretatie. Gelet op de tegenstrijdige vonnissen en de tegenstrijdigheden binnen de Vlaamse Belastingdienst, staat evenwel vast dat artikel 2.8.6.0.6., §2, 3° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit geen duidelijke bepaling betreft. Desgevallend dient te worden gekeken naar de bedoeling van de decreetgever.

De doelstelling van de Vlaamse decreetgever (en aanvankelijk de federale wetgever) is alleszins wel duidelijk. Het fiscaal gunstregime inzake de overdracht van familiale vennootschappen werd ingevoerd met het oog op het faciliteren van de continuïteit van familiebedrijven en duurzame tewerkstelling.(16)

Hierbij was het niet de bedoeling om ingebracht kapitaal dat niet langer geïnvesteerd wordt in de vennootschap en aldus niet langer bijdraagt aan de continuïteit van het familiebedrijf mee te laten genieten van het gunstregime. Omwille van deze redenen voorziet het decreet in enkele continuïteitsvoorwaarden. De Memorie van Toelichting bij het Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012 stelt hieromtrent: “De artikelen 140quater W. Reg. en 60/3 W.Succ. bevatten een aantal voorwaarden die na de verkrijging dienen voldaan te worden. De aandelen van de onderneming dienen geen 3 jaar aangehouden te worden, doch de activiteit dient behouden te blijven. De loutere omschrijving van het maatschappelijk doel in de statuten volstaat niet om aan te tonen dat de onderneming of vennootschap enige activiteit heeft. Aanvullend werd voorzien dat ook het kapitaal dient behouden te blijven, teneinde misbruiken te vermijden. Indien een onroerend goed binnen een familiale onderneming overgedragen werd met toepassing van de vrijstelling of vermindering en binnen de 3 jaar na de authentieke schenkingsakte of overlijden hoofdzakelijk tot bewoning wordt aangewend of bestemd, zal dit onroerend goed volledig overeenkomstig het gewone tarief worden belast.”(17)

Uit voorgaande blijkt duidelijk dat de voorwaarde tot behoud van kapitaal door de decreetgever werd ingevoerd als een ‘antimisbruik’-bepaling. De decreetgever wenst te vermijden dat ingebracht vermogen met vrijstelling van schenkbelasting / aan het verminderd tarief inzake erfbelasting wordt overgedragen, maar vervolgens uit de vennootschap wordt gehaald en dus niet bijdraagt aan het doel van de decreetgever (met name het faciliteren van de continuïteit van familiebedrijven en duurzame tewerkstelling). Net zoals de decreetgever in het kader van het gunstregime voor familiale ondernemingen heeft willen vermijden dat bedrijfsvastgoed met vrijstelling van schenkbelasting / aan het verminderd tarief inzake erfbelasting wordt overgedragen en vervolgens wordt aangewend/bestemd voor bewoning.

Het is aldus louter de doelstelling van de decreetgever om:

  • te vermijden dat ingebracht kapitaal kan genieten van het gunstregime en vervolgens uit de vennootschap wordt gehaald en bijgevolg niet bijdraagt aan de continuïteit van het familiebedrijf; en
  • enkel het ingebracht kapitaal dat aan de vennootschap wordt onttrokken te belasten met schenkbelasting, alsof er overgedragen werd zonder toepassing van het gunstregime.
IV. BESLUIT

Uit voormelde blijkt duidelijk dat de decreetgever wenst te vermijden dat ingebracht kapitaal dat kort na de overdracht aan de vennootschap wordt onttrokken mee kan genieten van het gunstregime inzake de overdracht van familiebedrijven. Middels artikel 2.8.6.0.6., §2, 3° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit voert de decreetgever dan ook o.i. een fictiebepaling in die ervoor moet zorgen dat het onder het gunstregime overgedragen, maar vroegtijdig uitgekeerd, kapitaal wordt belast alsof het op datum van de schenking niet tot het vermogen van de familiale vennootschap behoorde. Net zoals de decreetgever in het kader van het gunstregime voor familiale ondernemingen bepaalt dat de waarde van het overgedragen vastgoed dat vroegtijdig wordt aangewend/bestemd voor bewoning wordt onderworpen aan schenk-/erfbelasting, alsof het gunstregime nooit werd genoten. Dit blijkt tevens uit het feit dat de toepassing van artikel 2.8.6.0.6., §2, 3° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit geen belastingverhoging met zich meebrengt.(18)

De enige manier om aan voormelde doelstelling te voldoen, is dan ook door het bedrag van de kapitaalvermindering te onderwerpen aan schenk- dan wel erfbelasting. Op deze manier wordt er belast alsof de kapitaalvermindering had plaatsgevonden voorafgaandelijk aan de overdracht van de aandelen en dus afzonderlijk was overgedragen waarbij er schenk- dan wel erfbelasting werd voldaan.


(1) Zijnde de werkelijk gestorte inbrengen in geld of in natura.
(2) Artikel 18, 2° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992.
(3) Ook in een recentere Voorafgaande Beslissing, met name Voorafgaande Beslissing nr. 21034 dd. 25 mei 2021, werd eenzelfde beslissing nogmaals door de Vlaamse Belastingdienst genomen met betrekking tot kapitaalloze vennootschappen. De Vlaamse Belastingdienst stelt: “Indien het eigen vermogen daalt tot onder het bedrag van de tot op de datum van de authentieke akte van schenking verrichte inbrengen door uitkeringen of terugbetalingen, heeft dit niet het volledige verval van de vrijstelling tot gevolg. In dit geval zal voor het bedrag dat wordt uitgekeerd of terugbetaald en dat het bedrag van de tot op de datum van de authentieke akte van schenking verrichte inbrengen overschrijdt het normaal tarief inzake de schenkbelasting van toepassing zijn.”
(4) T. DUMONT, ‘‘Vlaams gunstregime voor de schenking of vererving van een familiebedrijf: de zienswijze van de fiscus’’, Nieuwsbrief Registratierechten 2012, nr. 4, 23: “Volgens het decreet wordt in voorkomend geval het normaal tarief ‘evenredig’ verschuldigd. De omzendbrief interpreteert het begrip ‘evenredig’ echter als “ten belope van het bedrag van het kapitaal dat wordt uitgekeerd of terugbetaald” en F. HERTEN en W. COPPENS, ‘‘De overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen in het Vlaams Gewest. De langverwachte omzendbrief brengt geen totale duidelijkheid en laat nog ruimte voor discussie en subjectieve beoordeling door de Vlaamse Belastingdienst’’, AFT 2012/11, 24-42: “Ten slotte is het de aandeelhouders niet toegestaan om het kapitaal van de familiale vennootschap gedurende drie jaar na de schenking of het overlijden te verminderen door uitkeringen of terugbetalingen. In tegenstelling tot de andere voortzettingsvoorwaarden is deze laatste voorwaarde niet op straffe van volledig verval van de vrijstelling. Indien er kapitaal wordt uitgekeerd of terugbetaald, zal slechts het bedrag van deze uitkering of terugbetaling onderworpen worden aan de normale tarieven van de schenkings- of successierechten. Voetnoot: Omzendbrief FB/2012/1, 20 juli 2012, BS 23 augustus 2012.”
(5) Gemakkelijkheidshalve werden de bedragen afgerond.
(6) REA Gent dd. 6 januari 2022 rolnr. 20/1850/A; REA Gent dd. 6 januari 2022 rolnr. 20/1851/A en REA Gent dd. 6 januari 2022 rolnr. 20/1853/A.
(7) REA Gent dd. 6 januari 2022 rolnr. 20/1850/A; REA Gent dd. 6 januari 2022 rolnr. 20/1851/A en REA Gent dd. 6 januari 2022 rolnr. 20/1853/A.
(8) Gemakkelijkheidshalve werden de bedragen afgerond.
(9) REA Gent dd. 18 januari 2022
(10) REA Gent dd. 18 januari 2022
(11) REA Gent dd. 1 februari 2022 rolnr 20/2075/A.
(12) REA Gent dd. 18 januari 2022
(13) V. DAUGINET, “Over de schijnbaar moeilijke verzoening tussen de legaliteit en de rechtsbescherming tegen onbehoorlijk bestuur in de fiscaliteit”, A.F.T. mei 2003, p. 237.
(14) Artikel 2.8.6.0.7.§ 2. “Als de schenkbelasting verschuldigd is doordat de voorwaarden, gesteld tot behoud van de vrijstelling, niet langer vervuld zijn, kunnen de begiftigden dat melden bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie…”
(15) REA Gent dd. 18 januari 2022 rolnr. 20/2075/A.
(16) Pagina 24 van de Memorie van Toelichting bij het Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012: “Het Vlaamse Gewest draagt de continuïteit van Vlaamse ondernemingen hoog in het vaandel. Dit werd reeds aangegeven in de memorie van toelichting bij het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997 van 20 december 1996. Ook nu nog is het een belangrijke doelstelling van het Vlaamse Gewest om de continuïteit van de Vlaamse ondernemingen te bevorderen en zo een duurzame tewerkstelling te garanderen. Voordien werd de nadruk gelegd op een verlaging en nadien vrijstelling van successierechten, vermits er van de premisse werd uitgegaan dat vooral hoge rechten de continuïteit van de onderneming in gevaar konden brengen. Uit studies blijkt evenwel dat het gebrek aan ervaring, knowhow en contacten, doordat de bedrijfsleider deze niet aan een opvolger heeft (kunnen) overbrengen, de continuïteit van de onderneming tevens in gevaar kunnen brengen. Er werd daarom geopteerd om bedrijfsleiders te stimuleren om zich actief met hun opvolging bezig te houden door bij leven zoveel mogelijk kennis over te dragen en dit door middel van een vrijstelling in de schenkingsrechten.”
(17) Pagina 26 van de Memorie van Toelichting bij het Decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012: http://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1034286.
(18) Artikel 3.18.0.0.11. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.

Bron: Cazimir