Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Weg ermee! Geen dubbele erfbelasting op buitenlandse goederen (aternio)

Auteur: Eveline Smet (aternio)

Niemand betaalt graag dubbel. Dat is zo in het dagelijkse leven en dat is dus niet anders wanneer het over bijzondere gebeurtenissen gaat zoals een overlijden. In deze bijdrage gaat het specifiek over de erfbelasting naar aanleiding van het overlijden van iemand met fiscale woonplaats in België die goederen bezit in het buitenland.

Het is al jarenlang een wettelijke regel dat erfgenamen in principe geen Belgische erfbelasting moeten betalen op buitenlandse onroerende goederen. Meer bepaald kan de erfbelasting die betrekking heeft op de buitenlandse onroerende goederen, verminderd worden met de buitenlandse erfbelasting op deze goederen. Voor roerende goederen (aandelen, bank- en effectenrekeningen, …) was er geen regeling voorzien. Het Grondwettelijk Hof heeft daar nu, in een arrest van 3 juni 2021, evenwel paal en perk aan gesteld. Onderscheid maken in belastbaarheid tussen buitenlandse onroerende en roerende goederen is ongrondwettig.

Een beetje geschiedenis inzake internationale erfbelasting

De wet van 10 augustus 1923 heeft een successieregel ingevoerd om dubbele erfbelasting te vermijden. Echter, in die wetgeving ging het enkel over dubbele belasting op onroerende goederen. Meer specifiek kan men de belasting die in het buitenland betaald werd op onroerende goederen, verrekenen met de in België verschuldigde erfbelasting op deze buitenlandse onroerende goederen. Weliswaar mits het voldoen van de cruciale voorwaarde dat de erfbelasting ook daadwerkelijk in het buitenland is betaald. De erfgenamen bewijzen dit aan de hand van een behoorlijk gedateerd betalingsbewijs, een afschrift van de buitenlandse aangifte en een berekening van de buitenlandse belasting.

Raar maar waar, over roerende goederen wordt in een Belgische context met geen woord gerept. Wat niet uitsluit dat er in het andere land geen vermindering zou kunnen zijn van de in België verschuldigde erfbelasting.

Daar is het Grondwettelijk Hof

Bijna honderd jaar na de wet van 1923 heeft het Grondwettelijk Hof de rug gerecht en uitspraak gedaan over het redelijk en objectief verantwoord karakter van dit verschil in behandeling.

De feiten

Een man is Belgisch rijksinwoner, maar overlijdt in Spanje. De erfgenamen dienden Belgische en Spaanse aangiftes in. België zal namelijk belasten op het wereldwijde vermogen, maar ook Spanje wil de lokale onroerende goederen en banktegoeden belasten. De erfgenamen zien zich dus geconfronteerd met dubbele erfbelasting en de fiscale administratie wou enkel verrekening doorvoeren voor het onroerend vermogen.

De uitspraak

Het Grondwettelijk Hof stelt dat niets de verantwoording voor het verschil in behandeling nog kan staande houden. Historisch gezien vormde het onroerend goed quasi het enige belangrijke deel van het vermogen. Vandaag de dag moeten roerende goederen daar vaak niet meer voor onder doen. Het tegendeel is soms zelfs waar. Het Hof kan dan ook niet anders dan besluiten tot een schending van het grondwettelijk (fiscaal) gelijkheids en non-discriminatiebeginsel.

Het Grondwettelijk Hof heeft bijgevolg de betreffende bepaling van het federale Wetboek van successierechten (art. 17 W.Succ) ongrondwettig verklaard. Voor Vlaanderen is echter sinds 1 januari 2015 de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF), met eigen regels, van kracht. Het arrest heeft echter ook belang voor Vlaanderen, aangezien er eenzelfde letterlijke bepaling in de VCF (art. 2.7.3.2.1 VCF) is opgenomen.

Het is nu aan de verschillende wetgevers om deze ongelijkheid (zo snel mogelijk) op te heffen.

Het gevolg

Het arrest van het Grondwettelijk Hof maakt het mogelijk om teruggave te bekomen van de ten onrechte teveel betaalde belasting. De termijn hiervoor bedraagt vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting werd gevestigd. Voor het Vlaamse Gewest kan dit met een bezwaar dan wel een verzoek tot ambtshalve ontheffing. Voor de andere gewesten kan een verzoek tot teruggave worden ingesteld.

Conclusie

Erfgenamen kunnen op basis van het voornoemde arrest, de in het buitenland betaalde erfbelasting voor roerende goederen alvast verrekenen met de in België betaalde erfbelasting. Dit kan uiteraard niet zonder meer. De belastingsplichtige dient een aantal bewijsstukken voor te leggen, zoals het betalingsbewijs, de buitenlandse aangifte en berekening van de erfbelasting.

Weet wel dat, als de betaalde buitenlands erfbelasting lager is dan die in België, dat men nog gedeeltelijk zal moeten bijbetalen. Als de buitenlandse erfbelasting hoger is, dan hoeft u hier in België niets meer te voldoen.

Het arrest is alleen maar toe te juichen, aangezien de ongelijkheid in behandeling al enkele jaren een doorn in het oog is van menig fiscalist.

Bron: aternio

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen