Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Vlabel zaait verwarring over combinatie maatschap – levensverzekering (Delboo)

Auteur: Delboo

In een recente voorafgaande beslissing heeft de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) zich uitgesproken over de belastingheffing op de uitkering van een levensverzekering afgesloten door de maatschap (voorafgaande beslissing nr. 23012 van 8 mei 2023). In casu wensten de zaakvoerders met het vermogen van de maatschap een levensverzekering van het type tak 23 af te sluiten, waarbij na het overlijden van de langstlevende van de zaakvoerders-ouders de polis uitgekeerd zou worden aan de maatschap. Vlabel oordeelde dat, aangezien de ouders eveneens vennoten zijn van de maatschap, er voor de begunstiging uitgaande van de ouders sprake was van een beding ten behoeve van een derde, waardoor een gedeelte van de uitkering aan erfbelasting onderworpen is. Vlabel laat echter na te verklaren welk gedeelte er hierbij concreet aan erfbelasting zou onderworpen zijn. Gezond verstand geeft het antwoord.

Aanvraag

In 2018 richtten de ouders samen met hun twee kinderen een maatschap op. Na verschillende transacties ziet het aandelenbezit in 2022 er als volgt uit: ouder A en ouder B bezitten elk 2 aandelen in volle eigendom en 3.495 aandelen in vruchtgebruik, kind C en kind D hebben elk 1 aandeel in volle eigendom en 3.495 aandelen in blote eigendom.

Het vermogen van de maatschap omvat in 2022 uitsluitend geld. De familie wenst dan ook om met een deel van het vermogen van de maatschap twee levensverzekeringen van het type tak 23 af te sluiten met als verzekeringsnemer en begunstigde de maatschap en als verzekerde de langstlevende van de ouders. Concreet betekent dit dat (i) de verzekeringsnemer de maatschap is en bij gebreke aan rechtspersoonlijkheid in feite de onderliggende vennoten van de maatschap in verhouding tot hun gerechtigdheden in de maatschap; (ii) het verzekerd hoofd de langstlevende van de ouders is en (iii) de begunstigde de maatschap is en bij gebreke aan rechtspersoonlijkheid in feite de onderliggende vennoten van de maatschap naar verhouding tot hun gerechtigdheden in de maatschap. De uitkering zou dus in de maatschap vallen.

De levensverzekering van het type tak 23 is een zogenaamde gemengde levensverzekering, die volgens de aanvragers te beschouwen is als een belegging die een spaarverrichting uitmaakt, waarbij eenzelfde finaliteit wordt nagestreefd als andere meer “reguliere” beleggingen of investeringen die door een maatschap kunnen worden aangehouden, zoals bijvoorbeeld een beleggingsportefeuille, aandelen, goud, … Die finaliteit is telkens het familiale vermogen beheren als een voorzichtige en redelijke persoon, zodat het wordt in stand gehouden en vergroot, overeenkomstig het voorwerp van de maatschap.

Volgens de aanvragers zal er dan ook geen erfbelasting verschuldigd zijn op de uitkering van de polis na het overlijden van de langstlevende van de ouders.

Beslissing

Vlabel is evenwel een andere mening toegedaan en beslist dat er (deels) erfbelasting verschuldigd zal zijn.

Zoals hierboven wordt uiteengezet, zou de polis uitgekeerd worden bij het overlijden van de langstlevende van de ouders. Bij overlijden van de eerststervende wordt er niets uitgekeerd, waardoor er op dat moment geen erfbelasting geheven zou worden op basis van artikel 2.7.1.0.6, §1, lid 1 en lid 2 VCF. Bij overlijden van de langstlevende echter zal de polis wel uitgekeerd worden aan de maatschap, waarvan de aandelen door elk kind voor 50% zullen worden aangehouden. Aangezien de maatschap fiscaal transparant is, zal de uitkering voor de erfbelasting geacht worden te gebeuren aan de twee kinderen, elk voor 50%.

Vlabel oordeelt dat, als de begunstiging uitgaat van de twee kinderen zelf, er sprake is van een beding ten behoeve van zichzelf, waarvoor geen toepassing zal worden gemaakt van artikel 2.7.1.0.6 VCF, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF. In de mate dat de begunstiging uitging van de overleden ouders, is er sprake van een beding ten behoeve van een derde en is artikel 2.7.1.0.6 VCF van toepassing in hoofde van de kinderen, die erfbelasting zullen moeten betalen op een gedeelte van de uitkering.

Vlabel zaait verwarring

De vraag rijst hoe men de verschuldigde erfbelasting concreet dient te berekenen. Vlabel stelt dat er voor een gedeelte van de uitkering uit de polis een belastbaar beding ten behoeve van een derde voorligt, maar licht niet toe hoe dit gedeelte exact begroot moet worden. Dient dit gedeelte bepaald te worden op het moment van het afsluiten van de levensverzekering en de betaling van de eenmalige premie, of dient dit bepaald te worden op het moment van de uitkering van de levensverzekering? De laatste optie lijkt ons het juiste antwoord, aangezien de uitkering pas plaatsvindt bij het overlijden van de langstlevende ouder. De waarde van het vruchtgebruik is dan 0 geworden en er is dus geen sprake meer van erfbelasting, tenzij ten belope van 4/6.996sten, dit is 2/6.996sten in de nalatenschap van ouder A en 2/6.996sten in de nalatenschap van ouder B.

Bron: Delboo

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen