Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Verwerpen nalatenschap en fiscale schuld: nog maar eens Paulius! (Sherpa Law)

Auteurs: Fréderic Stynen (Sherpa Law)

Publicatiedatum: 04/11/2020

In principe kan geen enkele erfgerechtigde verplicht worden een nalatenschap te aanvaarden. Dit staat met zoveel woorden in artikel 775 van het Burgerlijk Wetboek. Iedereen die tot de nalatenschap komt heeft bijgevolg een vrije keuze om de nalatenschap te aanvaarden, te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving.

Het verwerpen van een nalatenschap kan interessant lijken wanneer de erfgerechtigde hoge openstaande schulden heeft. In geval van aanvaarding zou de nalatenschap toch maar gebruikt worden om deze schulden te betalen. Bij de verwerping echter zal het part van de verwerper vaak overgaan naar familieleden, wat voor velen een aangenamer vooruitzicht blijkt. Voor de schuldeisers van de verwerper kan dit daarentegen oneerlijk overkomen. Om hieraan te verhelpen werd artikel 788 van het Burgerlijk Wetboek ingevoerd. Dit artikel is een specifieke toepassing van de Pauliaanse vordering uit het verbintenissenrecht. Schuldeisers kunnen via deze weg aan de rechtbank de machtiging vragen om de nalatenschap te aanvaarden in naam van hun erfgerechtigde schuldenaar. Een belangrijke voorwaarde om met deze vordering succes te boeken, is dat de erfgerechtigde de nalatenschap verwerpt met de duidelijke bedoeling zijn schuldeisers te benadelen. Wanneer men de nalatenschap echter verwerpt om andere, legitieme redenen, zal de rechtbank de verwerping bevestigen en zullen de schuldeisers met lege handen achterblijven.

In een eerder artikel bespraken wij al hoe het hof van beroep van Brussel, in een zaak van belastingschulden, oordeelde: “dat het verwerpen van de nalatenschap gebeurde met als enige doel het benadelen van de schuldeiser. De belastingplichtige wist immers dat de fiscus al jaren de achterstallige belastingen probeerde in te vorderen. Hij was zelfs nog kort voor het overlijden met een bevel tot betalen geconfronteerd. De belastingplichtige levert verder geen enkel bewijs dat de verwerping een andere reden zou hebben”.

In een recent arrest van 22 april 2020  doet nu ook het hof van beroep van Bergen uitspraak over deze materie. De zaak handelde over een dame, die bij haar overlijden drie dochters naliet. Eén van deze dochters had openstaande belastingschulden. Zij besloot om de nalatenschap te verwerpen, waardoor haar twee zussen de volledige nalatenschap verkregen. De Belgische Staat legde zich hier niet bij neer en was van mening dat deze verwerping een abnormaal karakter had en enkel gebeurde om de Schatkist te benadelen.

Het hof van beroep oordeelt dat de Belgische Staat inderdaad een nadeel lijdt aangezien de nalatenschap door de verwerping niet gebruikt kan worden om de achterstallige belastingschulden af te lossen. Toch krijgt de Belgische Staat het deksel op de neus. De overleden dame had immers gedurende haar leven belangrijke schenkingen gedaan aan de dochter in kwestie. De overledene heeft deze situatie maar gedeeltelijk kunnen rechtzetten door kort voor haar overlijden ook een aantal schenkingen aan haar twee andere dochters te doen. Het hof aanvaardt dan ook het standpunt dat het verwerpen van de nalatenschap niet tot doel had schuldeisers te benadelen, maar dat de verwerpende zus een zeker evenwicht en een zekere gelijkwaardigheid tussen de drie zussen wenste te bekomen. Dit was overigens de bedoeling van de overledene, zoals blijkt uit de stukken. Het hof leidt hieruit af dat de verwerping van de nalatenschap bijgevolg geen ‘abnormale’ handeling uitmaakt die tot doel had de schuldeiser te benadelen.

Het hof van beroep van Bergen maakt hier dus een correcte toepassing van artikel 788 van het Burgerlijk Wetboek. Dit arrest maakt duidelijk dat het niet voldoende is dat de schuldeisers van een verwerpende erfgerechtigde worden benadeeld. De Pauliaanse vordering slaagt maar indien deze verwerping gebeurde zonder legitieme reden en met het doel de schuldeiser te benadelen.

Hoewel de fiscus artikel 788 van het Burgerlijk Wetboek steeds vaker toepast en regelmatig gelijk krijgt, werd eerder al aanvaard dat de onderkoelde relatie met de familie of de slechte gezondheidstoestand van de verwerpende erfgerechtigde, legitieme redenen kunnen zijn om de nalatenschap te verwerpen. Het is dus steeds van belang na te denken over de concrete redenen achter de verwerping en deze eventueel op voorhand te documenteren.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen