Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Toekenning van schuldvorderingen in een globale erfovereenkomst (Tiberghien)

Auteur: Rik Deblauwe (Tiberghien)

Publicatiedatum: 18/11/2019 – Deze tekst werd eerder gepubliceerd op www.taxwin.be.

In Standpunt nr. 19006 dd. 18.03.2019 heeft de Vlaamse Belastingdienst zich uitgesproken over de gevolgen voor de registratie- en erfbelasting van het opleggen van een last op een schenking die vroeger gebeurd is.

Het ging meer bepaald over de toekenning van een schuldvordering in een globale erfovereenkomst, waar de ouder of ouders aan één of meer kinderen, die reeds een schenking of een ander voordeel hebben gekregen, de last opleggen een geldsom te betalen aan één of meer andere kinderen die tot dan toe minder werden bevoordeeld.

Vlabel

De Vlaamse belastingdienst redeneert als volgt:

  1. De toekenning van een schuldvordering zoals bedoeld in artikel 1100/7, §1, derde lid BW moet beschouwd worden als een onrechtstreekse schenking door de ouders aan het kind dat de schuldvordering verkrijgt.

Bijgevolg is er op de waarde van de schuldvordering schenk- of erfbelasting verschuldigd in de rechte lijn, volgens het hierna aangeduide onderscheid.

  1. Wordt de betaling van de schuldvordering opgelegd aan een kind dat eerder een met schenkbelasting belaste schenking heeft verkregen, dan is de toekenning van de schuldvordering een last die onder de toepassing valt van artikel 2.8.3.0.1, §3 VCF, m.a.w. als de hoofdschenking een onroerend goed betrof, wordt ook op de last het tarief voor onroerende goederen toegepast.
  2. De last zal in mindering worden gebracht van het bedrag van de hoofdschenking nadat de last op zijn beurt is belast in hoofde van de begunstigde van de schuldvordering. Door de heffing op de secundaire schenking ontstaat een recht op teruggave voor de hoofdbegiftigde. Wanneer dat recht ontstaat, hangt er van af.
  3. Wordt de schuldvordering betaalbaar gesteld bij het overlijden van de toekomstige erflater en wordt de schuldvordering niet opgelegd als last van een gedane onroerende schenking, dan is de toekenning van de schuldvordering een legaat in de zin van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF, zodat ze onder de toepassing valt van de erfbelasting.
  4. In de andere gevallen valt de schuldvordering onder de toepassing van de schenkbelasting.
Enkele opmerkingen:
  1. Dit is een van de eerste toepassingen van de registratie- en erfbelasting op erfovereenkomsten. Door het nieuwe artikel 1100/7 van het Burgerlijk Wetboek wordt nu toegestaan om een globale erfovereenkomst op te stellen, die een evenwicht moet vaststellen tussen de vermoedelijke erfgenamen. Artikel 1100/7 §1, 3e lid bepaalt hierbij uitdrukkelijk dat de overeenkomst aan een of meerdere vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn een schuldvordering kan toebedelen ten laste “van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen”, dus ten laste van de andere kinderen of enkele van hen, die tot dan toe minder gekregen hebben.

Schenking van onroerend goed

  1. Veronderstel aldus dat een kind een onroerend goed gekregen heeft van € 1.000.000, en dat zijn broer niets gekregen heeft, dan zou in de globale erfovereenkomst bedongen kunnen worden dat het begiftigde kind onmiddellijk, bij de akte, een bedrag van € 500.000 zal betalen aan zijn broer, en zo het evenwicht zal herstellen.

Op de oorspronkelijke schenking zal in principe schenkbelasting geheven zijn, en wanneer we hierop de nieuwe tarieven toepassen dan zou deze in principe € 198.000 bedragen hebben:

€ 1 000 000,00    
€ 450 000,00   € 49 500,00
€ 550 000,00  27% € 148 500,00
    € 198 000,00

Door het opleggen van de last vermindert de belastbare grondslag nu in hoofde van de oorspronkelijke begiftigde tot € 63.000:

€ 500 000,00    
€ 450 000,00   € 49 500,00
€ 50 000,00 27% € 13 500,00
    € 63 000,00

Ook de broer zal het zelfde tarief betalen, waardoor de totale heffing vermindert tot € 63.000 x 2 = € 126.000, wat resulteert in een teruggave van € 198.000 – € 126.000 =  € 72.000.

  1. Veronderstel daarentegen dat de last van €500.000 maar betaald zal moeten worden bij het overlijden van de ouder. Wanneer zal de herberekening van de oorspronkelijke schenkbelasting dan gebeuren? M.i. toch ook op het ogenblik van de schenking zelf. Het overlijden van de schenker is immers geen onzekere gebeurtenis, en het is dus geen voorwaarde, maar een termijn. De heffing op de last zal dus m.i. ook onmiddellijk gebeuren, en de teruggave ook. De beslissing stelt immers: “Door de heffing op de secundaire schenking ontstaat een recht op teruggave voor de hoofdbegiftigde.” Welnu, die heffing gebeurt dus m.i. ook onmiddellijk. Wel zal de last eventueel gewaardeerd moeten worden, want een bedrag dat maar binnen x jaren betaald moet worden, is minder waard dan een bedrag dat nu onmiddellijk betaald moet worden.

Schenking van roerend goed

  1. Veronderstel nu dat het gaat om een vroegere schenking van een roerend goed van € 1.000.000, en een last van € 500.000, die onmiddellijk bij de globale erfovereenkomst betaald moet worden.

De totale heffing zal dan gelijkblijven: de last komt in aftrek van de belastbare grondslag voor de oorspronkelijke begiftigde, maar aangezien het telkens om afstammelingen in rechte lijn gaat, bedraagt de heffing op de gerechtigde van de last even veel. Er zal dus, per saldo, geen teruggave noch bijheffing zijn.

  1. Wanneer de last echter pas bij het overlijden van de schenker moet betaald worden, is het anders.

Ook dan zal er een teruggave gebeuren van de schenkbelasting, gelijk aan  € 500.000 x 3% = € 15.000, maar de last zal beschouwd worden als een fictief legaat voor de heffing van de erfbelasting, op grond van artikel 2.7.1.0.3, 3° van de Vlaamse codex fiscaliteit., en de heffing zal maar gebeuren op het ogenblik van het overlijden. Ook het recht op teruggave zal dan maar op dat ogenblik ontstaan.

  1. Wanneer die (uitgestelde) secundaire schenking van € 500.000 , het enige roerend goed zou zijn dat de broer ontvangt (of geacht wordt te ontvangen) in de nalatenschap van zijn ouder, dan zou de erfbelasting hierover € 87.000 bedragen:
€ 500 000,00    
€ 250 000,00   € 19 500,00
€ 250 000,00 27% € 67 500,00
    € 87 000,00

Per saldo zou dus  een bijkomende heffing zijn van € 87.000 (erfbelasting) min € 15.000 (teruggave schenkbelasting)=  € 72.000.

Mochten er nog andere roerende goederen in de nalatenschap aanwezig zijn, dan wordt deze optie nog nadeliger, omdat deze dan in de hogere schijven terechtkomen.

Samenvattend

  1. Schematisch kunnen we het dus samenvatten als volgt:
  Onmiddellijk te betalen last Last te betalen bij het overlijden van de schenker
Schenking van onroerend goed Teruggave van schenkbelasting op de hoofdschenking, heffing op de last Teruggave van schenkbelasting op de hoofdschenking, en heffing van erfbelasting op de last op het ogenblik van het overlijden van de schenker
Schenking van roerend goed Teruggave op de hoofdschenking een heffing op de last compenseren elkaar Teruggave van schenkbelasting op de hoofdschenking, en heffing van erfbelasting op de last op het ogenblik van het overlijden van de schenker
  1. Veronderstel dat de schenker, die de last oplegt, ondertussen naar het buitenland verhuisd zou zijn. Dan is de nalatenschap niet langer onderworpen aan Vlaamse erfbelasting. Of veronderstel dat hij naar Brussel of Wallonië verhuist. Ook dan is de nalatenschap niet langer onderworpen aan de Vlaamse erfbelasting. De vraag rijst of in dat geval herberekening van de oorspronkelijke schenkbelasting toegestaan zou worden. De beslissing geeft hier geen antwoord. Indien het antwoord negatief zou zijn, rijst wel de vraag of dit in overeenstemming zou zijn met de Europese vrijheid van kapitaalverkeer.
  1. Bemerk ook het verschil met standpunt 16119: daar werd gesteld “De door B verschuldigde erfbelasting dient door B (de secundaire begiftigde) eerst volledig te worden voldaan. Hierna kan A een verzoek tot ontheffing indienen voor de te veel betaalde schenkbelasting.” In het nieuwe standpunt 19006 wordt geen betaling geëist, maar volstaat de heffing: “Door de heffing op de secundaire schenking ontstaat een recht op teruggave voor de hoofdbegiftigde.”

Praktisch

  1. Het opleggen van een last in een globale erfovereenkomst kan per saldo resulteren in een teruggave, maar ook in een bijheffing. Wat het zal worden, hangt af van de concrete casus.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen