Vennootschapsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Joris De Vos en mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op donderdag 21 november 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024

Spelregels voor bezoldigingen van bedrijfsleiders (Vandelanotte)

Auteur: Jordy De Decker (Vandelanotte)

In dit artikel worden enkele fiscale topics besproken die verband houden met bedrijfsleidersbezoldigingen. Eerst gaan we in op de herkwalificatie van onroerend inkomen als bezoldiging. Vervolgens behandelen we de problematiek rond de bezoldigingstheorie. Ten slotte bespreken we het fiscale statuut van de vaste vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon.

First things first: wat is een bedrijfsleidersbezoldiging?

Alle beloningen die aan een natuurlijk persoon worden verleend of toegekend voor zijn functie als bestuurder of zaakvoerder, worden beschouwd als bezoldigingen van bedrijfsleiders. Deze bezoldigingen omvatten onder meer vergoedingen, tantièmes en voordelen van alle aard, en worden belast aan de progressieve tarieven in de personenbelasting.

Herkwalificatie onroerend inkomen als bezoldiging

Een veel voorkomende situatie is dat een bedrijfsleider zijn onroerend goed verhuurt aan de vennootschap waarin hij bedrijfsleider is. In de personenbelasting vormt dit geen probleem, aangezien zowel onroerende inkomsten als bezoldigingen progressief worden belast. De uitdaging ligt op het vlak van de sociale zekerheid, waar enkel rekening wordt gehouden met bezoldigingen voor de berekening van de te betalen sociale bijdragen.

Om te voorkomen dat bedrijfsleiders sociale bijdragen ontwijken door loon in te wisselen voor hogere huurinkomsten, werd een anti-ontwijkingsmaatregel ingevoerd. Deze maatregel houdt in dat de huurinkomsten worden beperkt tot 5/3 van het gerevaloriseerd kadastraal inkomen. Het deel boven deze grens wordt fiscaal beschouwd als bezoldigingen, waarop dus wel sociale bijdragen verschuldigd zijn.

Bezoldigingstheorie

De bezoldigingstheorie vloeit voort uit situaties waarbij een vennootschap (onroerende) goederen gratis of tegen een beperkte vergoeding ter beschikking stelt aan haar bedrijfsleider. In dit geval kan de vennootschap de werkelijke kosten aftrekken, terwijl de belastbaarheid in hoofde van de bedrijfsleider vaak wordt gewaardeerd aan een lager forfaitair voordeel van alle aard.

Deze discrepantie tussen aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting en (beperktere) belastbaarheid in de personenbelasting is een aandachtspunt voor de fiscus, die verschillende aanvalsroutes heeft ingezet. Zo wordt onder meer de finaliteits- of intentionaliteitsvoorwaarde onder de loep genomen, waarbij wordt betwist of de kosten door de vennootschap werden gemaakt met de intentie belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Vanuit de bezoldigingstheorie wordt echter gesteld dat er wel degelijk werkelijke prestaties werden geleverd door de bedrijfsleider. De manier waarop prestaties worden vergoed (in speciën of in natura) zou geen invloed mogen hebben op de beoordeling van de aftrekbaarheid.

De evolutie in de rechtspraak omtrent dit onderwerp is bemoedigend. Wel dient rekening te worden gehouden met een aantal zaken. Zo is het raadzaam een formele goedkeuring te voorzien van de bezoldigingspolitiek door de algemene vergadering, gevolgd door een uitdrukkelijke vermelding in de notulen. Daarnaast moet er gekeken worden naar het verband tussen de prestaties van de bedrijfsleiders en de evolutie van de omzet van de vennootschap. Een toenemende omzet doet vermoeden dat prestaties van de bedrijfsleider weldegelijk belastbare inkomsten voortbrengen. Ten slotte merken we op dat de discrepantie tussen aftrekbaarheid en belastbaarheid op zich geen reden vormt om de aftrek te verwerpen, aangezien dit louter een gevolg is van de strikte toepassing van de wet die voorziet in forfaitaire voordelen van alle aard.

Fiscaal statuut vaste vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon

Lange tijd bestond onduidelijkheid over het fiscale statuut van een natuurlijk persoon die optreedt als de vaste vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon. In 2020 heeft het Hof van Cassatie echter duidelijkheid verschaft. Het Hof oordeelde dat de functie van vaste vertegenwoordiger ‘gelijksoortig’ is met de functie van bestuurder, en bijgevolg fiscaal wordt beschouwd als een bedrijfsleider.

Dit arrest heeft een brede fiscale impact, waardoor de vaste vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon onder meer onderworpen is aan:

  • Herkwalificatie van huurinkomsten in bedrijfsleidersbezoldigingen

  • Herkwalificatie van (aftrekbare) interest in (niet-aftrekbaar) dividend bij overdreven interest of wanneer de rekening-courant hoger is dan de som van belaste reserves en het gestort kapitaal

  • Het attractiebeginsel (alles wat de bedrijfsleider ontvangt, wordt beschouwd als een bedrijfsleidersbezoldiging)

  • Belastbare voordelen van alle aard

  • Bepaalde ficheverplichtingen in hoofde van de bestuurde vennootschap

Bron: Vandelanotte