Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Oprichting maatschap met schenking via beding ten behoeve van derde. Voorafgaande Beslissing Vlabel (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Op 15 januari 2024 heeft Vlabel de Voorgaande Beslissing VB 23083 van 18 december 2023 gepubliceerd.

Wat was de aanvraag?

X is een alleenstaande moeder en eigenaar van 7.486 van de in totaliteit 7.487 aandelen van de nv Z die tot haar eigen vermogen behoren. Het andere aandeel behoort toe aan B.

X zal haar 7.486 aandelen van de nv Z inbrengen in een nieuw op te richten Belgische maatschap (hierna de “maatschap” genoemd). Deze inbreng zal worden verricht via de techniek van de inbreng ten behoeve van een derde, waardoor de aandelen uitgegeven naar aanleiding van de inbreng deels rechtstreeks worden uitgegeven aan de kinderen in volle eigendom.

Naar aanleiding van de oprichting van de maatschap zullen 1.000 aandelen op naam worden gecreëerd die als volgt zullen worden toebedeeld:

  • X krijgt 2 delen in volle eigendom die tot haar eigen vermogen behoren;
  • A krijgt 499 delen in volle eigendom die tot haar eigen vermogen behoren;
  • B krijgt 499 delen in volle eigendom die tot zijn eigen vermogen behoren.

Elk aandeel krijgt 1 stem. De algemene vergadering zal beslissen met unanimiteit.

A en B zullen partij zijn bij de oprichtingsakte waarbij A liquide middelen met een waarde van € 300,00 zal inbrengen in de maatschap die gelijk zijn aan de waarde van 1 aandeel van de nv Z en waarbij B 1 aandeel op een totaliteit van 7.487 aandelen van de nv Z zal inbrengen.

X bewerkstelligt middels de inbreng ten behoeve van een derde een onrechtstreekse schenking, waarvan naderhand een pacte adjoint zal worden opgemaakt, strekkende tot bewijs van onrechtstreekse schenking.

De pacte adjoint zal onder meer volgende voorwaarden en modaliteiten verbonden aan de onrechtstreekse schenking uitdrukkelijk schriftelijk bevestigen:

  • Facultatief beding van terugkeer;
  • Verbod inbreng huwgemeenschap;
  • Zaakvervangingsclausule;
  • Ontbindende voorwaarde van faillissement, staat van collectieve schuldenregeling, staat van onvermogen;
  • Last tot uitkering van een jaarlijkse periodieke rente van € 75.000,00 per begiftigde, jaarlijks te indexeren met 2%, en voor het eerst met betrekking tot het jaar 2025 waarbij de totale uitkering 50% van de waarde van de schenking op het moment van de schenking als bovengrens geldt.
Elk van de kinderen geeft als begiftigde volmacht aan de zaakvoering om de last tot uitkering van een periodieke rente uit te voeren door intering op zijn aandeel in de maatschap.

Wat is de visie van Vlabel?

Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF?

Artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF treft schenkingen van roerende goederen die door de erflater zijn gedaan onder een opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt door het overlijden van de schenker. De ratio legis van deze bepaling is dat de schenker niet de facto de overdracht van de geschonken goederen mag uitstellen tot op het ogenblik van het overlijden. Gelet op de concrete feitenconstellatie zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.7 VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF?

Artikel 2.7.1.0.7 VCF is hier niet aan de orde, aangezien het niet gaat om roerende of onroerende goederen die gesplitst worden aangekocht noch om effecten of geldbeleggingen die gesplitst zijn ingeschreven, voor het vruchtgebruik op naam van de erflater en voor de blote eigendom op naam van een derde.

Er zal geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.7 VCF, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.9 VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF?

Door de plafonnering van de last per schenking op 50% van de waarde van elke schenking op het moment van de schenking, wordt beoogd dat de last niet zo hoog gaat oplopen dat het in feite geen schenking meer is, waardoor er zich een herkwalificatie naar een contract onder bezwarende titel zou opdringen.

Het besluitvormingsorgaan aanvaardt dat voor zover de schenkingen niet kunnen worden uitgeput door de plafonnering van de last, er geen herkwalificatie naar een contract ten bezwarende titel zal gebeuren.

Voor zover de inbreng van vermogensbestanddelen in de maatschap door X, met uitgifte van maatschapsdelen rechtstreeks aan haar kinderen A en B, inderdaad een (geldige) schenking uitmaakt en deze schenking niet uitgeput kan worden door de plafonnering van de last, zal er geen toepassing gemaakt worden van artikel 2.7.1.0.9 VCF, noch rechtstreeks, noch op basis van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.5 VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF?

Aanvrager verwijst naar Standpunt nr. 20067 van 21 juni 2021 van de Vlaamse Belastingdienst om aan te geven dat de winstreservatie door de algemene vergadering van de maatschap niet valt onder de belastbaarheid van artikel 2.7.1.0.5 VCF. In casu is er inderdaad geen sprake van een gesplitste inschrijving van effecten of geldbeleggingen, waardoor de eventuele winstreservatie in hoofde van de maatschap geen onrechtstreekse schenking is in de zin van standpunt nr. 20067.

In het geval de schenker komt te overlijden binnen de 3 jaar na de winstreservatie én de (geldige) schenking van de aandelen, en in de mate dat op dat moment aangetoond wordt dat de schenking van de aandelen van de vennootschap NV Z plaatsgevonden heeft vóór de winstreservatie, is deze winstreservatie bijgevolg niet onderworpen aan artikel 2.7.1.0.5 VCF.

Mogelijke toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF en artikel 3.17.0.0.2 VCF?

Een maatschap is fiscaal transparant. De Vlaamse Belastingdienst beoordeelt de overdracht van deelgerechtigdheden van een maatschap in het kader van de registratie- en erfbelasting als een overdracht van de respectievelijke goederen die in de maatschap werden ingebracht waarbij de aard van die goederen de belastbaarheid bepaalt. Artikel 2.7.1.0.6 VCF treft bedingen ten behoeve van een derde. Een beding ten behoeve van een derde is een beding in een contract waarbij een van de contractanten van de medecontractant bedingt dat deze laatste iets zal geven of iets zal doen in het voordeel van een derde, die vreemd is aan het contract en er niet in vertegenwoordigd is. Gezien een maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, kan X geen contract met de maatschap sluiten. Artikel 2.7.1.0.6 VCF is hierop niet van toepassing. Dezelfde redenering is van toepassing op de latere uitkeringen via het doelvermogen dat de maatschap is. De uitkeringen uit dit doelvermogen worden fiscaal aanzien als uitkeringen uit de achterliggende goederen, zodat artikel 2.7.1.0.6 VCF niet van toepassing is.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Lees verder

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen