Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Nieuwe taks op de effectenrekeningen: quid tak 21 reserves? (Tiberghien)

Auteurs: Christophe Coudron en Anouk Van der Mast (Tiberghien)

Publicatiedatum: 24/11/2020

Begin november 2020 heeft de Ministerraad een voorontwerp van wet goedgekeurd waarbij een jaarlijkse taks op de effectenrekeningen ingevoerd wordt in het Wetboek diverse rechten en taksen. Het voorontwerp werd ondertussen naar de Raad van State verzonden.

Het toepassingsgebied van de nieuwe taks is opmerkelijk ruimer dan het toepassingsgebied van de taks op de effectenrekeningen die op 17 oktober 2019 vernietigd werd door het Grondwettelijk Hof. Zo viseert de nieuwe taks niet enkel natuurlijke personen maar ook rechtspersonen en oprichters van juridische constructies. Ook het materieel toepassingsgebied wordt aanzienlijk uitgebreid. (zie hier)

Een gevolg daarvan is dat ook vennootschappen onder de nieuwe taks op de effectenrekeningen vallen. Een vrijstelling ratione personae wordt echter voorzien voor effectenrekeningen die aangehouden worden door een aantal rechtspersonen.. Meer specifiek is taks onder meer niet van toepassing op effectenrekeningen die “uitsluitend voor eigen rekening worden aangehouden” door bepaalde financiële ondernemingen. Hierbij wordt verwezen naar de  lijst van financiële ondernemingen zoals opgesomd in artikel 198/1, §6, 1° tot en met 12° WIB92. Het betreft onder meer de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de ICB’s (zowel de alternatieve ICB’s als de ICB’s die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG). Verder in de tekst wordt via een verwijzing naar de kaaimantaks-regels een bijkomende vrijstelling voor bepaalde ICB’s voorzien, met een uitzondering voor de fonds dédié-compartimenten , die terug uitgesloten worden van de “vrijstelling ratione personae”. Op deze bepaling van het ontwerp gaan wij thans niet verder in.

Voor wat betreft de “verzekeringsondernemingen” wordt verwezen naar de definitie zoals vervat in de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen. Onder deze wet wordt het begrip “verzekeringsonderneming” gedefinieerd als een onderneming die voor eigen rekening het verzekeringsbedrijf uitoefent, namelijk het bedrijf dat bestaat in het sluiten van verzekeringsovereenkomsten of het uitvoeren van verzekeringsverrichtingen.

Zoals hierboven aangehaald, voorziet het wetsontwerp in een vrijstelling van de taks voor zover de effectenrekening “uitsluitend voor eigen rekening wordt aangehouden” door (bijvoorbeeld) de verzekeringsonderneming.   De memorie van toelichting verduidelijkt echt niet wat precies bedoeld wordt met “aanhouden voor eigen rekening”.  Wel wordt voorzien in een voorbeeld met betrekking tot effectenportefeuilles die worden aangehouden door verzekeringsinstellingen in het kader van met een verzekeringnemer afgesloten Tak 23-verzekeringen. Volgens de memorie van toelichting vallen Tak 23-verzekeringen wél onder de toepassing van de taks, aangezien het aanhouden van een portefeuille middels een Tak 23-verzekering en een er achterliggende effectenrekening een volledig substituut uitmaakt voor een direct aangehouden effectenrekening.

Hoewel het voorontwerp niet uitdrukkelijk verwijst naar Tak 23 – levensverzekeringen, lijkt de wetgever de bedoeling te hebben deze levensverzekeringen dus wel te viseren. Wij gaan thans niet in op de problematiek van de Tak 23 – verzekeringen.

In geen geval kan het voorbeeld van de memorie van toelichting inzake Tak 23-verzekeringen worden doorgetrokken worden naar levensverzekering van het type Tak 21. Een Tak 21-verzekering voorziet immers naast een kapitaalgarantie dat de gestorte premies (na aftrek van kosten) teruggekregen worden, ook in een gewaarborgd rendement. De verzekeringsonderneming heeft bijgevolg een resultaatverbintenis ten opzichte van de verzekerde. Het is dan ook de verzekeringsmaatschappij – en niet de verzekerde – die het risico draagt van de investeringen die gedaan worden met de premies ontvangen onder een Tak 21-verzekering. De “dekkingswaarden” van een tak 21 verzekeringspolis zijn m.a.w. beleggingen die een verzekeringsmaatschappij “voor eigen rekening” doet.

Aangezien de Tak 21- verzekerde / verzekeringsnemer niet de juridische eigenaar is van de achterliggende effectenrekeningen,  en evenmin enig risico draagt, kan het aanhouden van een portefeuille middels een Tak 21-verzekering , in geen geval beschouwd worden als “een volledig substituut voor een direct aangehouden effectenrekening”. De verzekeringsonderneming houdt de effectenrekening dus aan voor eigen rekening daar zij wél de juridische eigenaar is én de risico’s draagt van de waarde-schommelingen waaraan de effectenrekening onderhevig is (eventuele negatieve waardeschommelingen doen immers geen afbreuk aan de garanties die door de verzekeraar werden gedaan bij het afsluiten van de overeenkomst).

Lees hier het originele artikel