Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Is effectentaks te omzeilen? (De Broeck, Van Laere & Partners)

Auteur: De Broeck, Van Laere & Partners

Publicatiedatum: 12/07/2018

De taks op de effectenrekeningen wordt ingehouden door de bank van zodra er 500.000 euro op een effectenrekening staat (zie ons artikel “Taks op effectenrekeningen is nu effectief van kracht geworden”). Dat bedrag geldt echter per titularis van de rekening. Om het voor de banken simpel te houden, mogen zij ervan uitgaan dat elke titularis een gelijk aandeel heeft. Bijvoorbeeld: er staat voor 600.000 euro op de rekening, 90% van titularis A en 10% van titularis B. Dan mag de bank aannemen dat A en B elk 300.000 euro hebben en dat er dus geen taks op de effectenrekeningen ingehouden moet worden. Ook al heeft A in werkelijkheid 540.000 euro en overschrijdt hij daarmee de drempel van 500.000 euro. In de wet staat er wel bij dat die situatie achteraf “geregulariseerd” kan worden in een aangifte.

De vraag is dan of A, zodra hij vaststelt dat de bank geen taks ingehouden heeft, nog moet “regulariseren”, d.w.z. een aangifte moet doen om op die manier de taks te betalen die eigenlijk verschuldigd is op zijn effectenbezit.

Enigszins verrassend zegt de minister nu dat dat niet nodig is. De proportionele verdeling van het effectenbezit over alle titularissen geldt niet alleen voor de inhouding door de bank maar ook voor de definitieve belasting. De minister vindt dat niet onlogisch omdat elke titularis evenwaardige beheersbevoegdheden heeft over de rekening. De wet zegt wel dat het vermoeden van proportionele verdeling “weerlegbaar” is, maar het is blijkbaar niet de fiscus die het vermoeden kan weerleggen door het werkelijke effectenbezit in te roepen. Alleen de belastingplichtige kan de werkelijke verdeling van de effecten inroepen als dat hem beter uitkomt.

Die interpretatie impliceert dat er een eenvoudige manier is om aan de taks te ontkomen. De titularis kan een symbolische hoeveelheid effecten op de rekening schenken aan bijvoorbeeld een van de kinderen om op die manier onder de drempel van 500.000 euro te blijven. Stel dat er voor 900.000 euro aan effecten op de rekening van de vader staat en dat hij 1% daarvan schenkt aan zijn dochter. Hoewel de vader daarmee juridisch gezien (ver) boven het drempelbedrag blijft, geldt voor de taks op de effectenrekeningen toch het vermoeden dat vader en dochter elk “maar” 450.000 bezitten. De vader betaalt dus geen effectentaks.

Een vrijbrief is dat echter niet, voegt de minister eraan toe. Men moet wel alle gevolgen aanvaarden van de schenking, anders is er sprake van veinzing. En in combinatie met andere rekeningen blijft het “vermoeden” overeind. Dat wil zeggen dat als de dochter uit ons voorbeeld nog 60.000 aan effecten bezit die op een andere rekening staan, zij geacht wordt de drempel van 500.000 euro te overschrijden (450.000 + 60.000 = 510.000), en dus belast wordt, ook al bezit zij in werkelijkheid slechts 69.000 euro.

Bron: Vragen van Peter Vanvelthoven en Roel Deseyn van 22 mei 2018

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen