Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Hof van beroep Gent versoepelt bezoldigingstheorie onroerend goed voor vennootschappen (Everest)

Auteur: Everest

Het Hof van Beroep te Gent heeft met het arrest van 5 september 2023 de zgn. “bezoldigingstheorie” aanzienlijk versoepeld. Een vennootschap die vastgoed ter beschikking stelt aan haar bestuurder moet niet langer aantonen hoeveel prestaties haar bedrijfsleider precies leverde om de kostenaftrek van de woning te verantwoorden.

Wat is die zogenaamde “bezoldigingstheorie” nu ook alweer?  

Een vennootschap kan een gebouw in eigendom deels of geheel ter beschikking stellen aan haar bestuurder, dit voor privégebruik, als onderdeel van het verloningspakket. Uit deze zgn. “bezoldigingstheorie” vloeit voort dat de kosten die verbonden zijn aan het onroerende goed aftrekbaar zijn in hoofde van de vennootschap, aangezien de terbeschikkingstelling een onderdeel uitmaakt van het bezoldigingspakket dit in ruil voor de werkprestaties geleverd door de bestuurder. 

Vanzelfsprekend dient de bestuurder effectief prestaties uit te voeren alvorens de kosten van de terbeschikkingstelling aftrekbaar zijn in hoofde van de vennootschap. Dit betekent dat de vennootschap in de praktijk steeds zal moeten bewijzen dat de kosten van het onroerende goed die door de vennootschap gedragen worden gelden als tegenprestatie voor de inspanningen geleverd door de bestuurder. 

De praktijk leert dat de toepassing van de bezoldigingstheorie een veelvoorkomende bron van geschillen is tussen de belastingplichtige en de fiscus. De fiscus houdt de aftrek van de kosten verbonden aan het in aftrek genomen gebouw namelijk nauwgezet in de gaten. De oorzaak dient niet zo heel ver gezocht te worden.  

De bestuurder wordt in de personenbelasting belast op het onroerende goed dat hij van de vennootschap ter beschikking gesteld krijgt. De terbeschikkingstelling maakt immers een “voordeel van alle aard” uit waarop de bestuurder forfaitair belast wordt. Deze forfaitaire belasting is fiscaal interessant, aangezien dit forfait doorgaans veel kleiner is dan de reële waarde van de terbeschikkingstelling. Enerzijds wordt de bestuurder dus op een fiscaal vriendelijke (forfaitaire) wijze belast, anderzijds mag de vennootschap echter wel het reële bedrag van de kosten in aftrek nemen.  

Versoepeling van de toepassing van de bezoldigingstheorie

De fiscus was jarenlang van mening dat een terbeschikkingstelling van een onroerend goed gepaard diende te gaan met een bijkomende prestatie van de bestuurder. Wanneer er niet aangetoond kon worden dat er daadwerkelijk sprake was van een bijkomende prestatie werden de in aftrek genomen kosten van het onroerende goed zonder meer verworpen. Vaak werden ondernemingen verplicht om een gedetailleerde loonpolitiek voor te leggen, waaruit de verantwoording voor de bijkomende verloning bleek.  

Met de uitspraak van 5 september 2023 komt het Hof van Beroep terug op de strenge interpretatie aangehouden door de Administratie. De fiscus had in deze zaak de kosten, verbonden aan een onroerend goed dat door een doktersvennootschap ter beschikking gesteld werd aan haar bestuurder, integraal verworpen wegens gebrek aan bewijs van bijkomende prestaties. Volgens het Hof van Beroep heeft de fiscus zich echter op ongeoorloofde wijze gemengd in de verloningspolitiek van de vennootschap. Het Hof stelde klaar en duidelijk dat het volstaat dat de vennootschap met de terbeschikkingstelling werkelijke prestaties van de bestuurder wenst te vergoeden, van bijkomende prestaties diende dus géén sprake te zijn.  

Het Hof benadrukt expliciet dat er géén elementen moeten aangevoerd worden om de omvang van de prestatie van de bestuurder aan te tonen en om te verantwoorden dat deze prestatie in verhouding staat met de verloning in de vorm van een terbeschikkingstelling van een onroerend goed. Zolang er sprake is van werkelijk geleverde prestaties door de bestuurder kan de vennootschap dus de verloning toekennen die zij geschikt acht. Het standpunt van de fiscus dat een bijkomende verloning onder de vorm van een terbeschikkingstelling van een gebouw een bijkomende prestatie dient te hebben, wordt door het Hof beschouwd als een ongeoorloofde inmenging in de loonpolitiek van de vennootschap. 

Wat zijn de gevolgen in de praktijk? 

De uitspraak zal  een welgekomen geruststelling zijn voor vele ondernemingen, gezien voortaan voordelen in natura toegekend kunnen worden aan de bestuurder zonder rekening te moeten houden met de verhouding tussen de geleverde prestaties en de omvang van de verloning.  

Het is nu weliswaar afwachten of andere rechterlijke instanties eenzelfde standpunt zullen hanteren, gelet op de opmerkelijk trendbreuk met het verleden. 

Alleszins wordt het in het licht van het arrest van 5 september 2023 eenvoudiger voor vennootschappen om hun bestuurders te verlonen aan de hand van een terbeschikkingstelling van een onroerend goed.  

De proportionaliteit van de verloning is dus niet langer een criteria om de kostenaftrek in hoofde van de vennootschap toe te passen. De aftrekbaarheid blijft echter wél afhankelijk van de voorwaarde dat de bestuurder werkelijk prestaties geleverd geeft, in ruil waarvoor een onroerend goed ter beschikking gesteld wordt.  

Bron: Everest