Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Funding loss-vergoedingen – recente rechtspraak springt ondernemingen bij! (Imposto Advocaten)

Auteurs: Bram Stragier en Caitlin Moenaert (Imposto Advocaten)

Publicatiedatum: 28/09/2017

Bij de vervroegde terugbetaling van bancaire kredieten worden ondernemingen veelal geconfronteerd met een pittige afrekening onder de vorm van een funding loss-vergoeding of een wederbeleggingsvergoeding.

Deze conventionele vergoeding dient als compensatie voor de verloren, toekomstige rente en de administratiekosten. Soms bedraagt deze vergoeding zelfs meer dan de totaliteit van de rente over de resterende looptijd van het krediet.

Voor kredieten aan KMO’s die dateren van na 10 januari 2014 heeft de wetgever ingegrepen en de funding loss-vergoeding aan een plafond van zes maanden rente onderworpen.

Voor de kredieten die niet onder de toepassing van deze wet vallen, biedt artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek al eens soelaas. Dit artikel geldt voor leningen op intrest en verbiedt de verstrekker van een lening om bij de vervroegde terugbetaling ervan een wederbeleggingsvergoeding van meer dan zes maanden rente aan te rekenen.

Een lening op intrest is een zakelijke overeenkomst waarbij de kredietgever het geleende bedrag in één keer aan de kredietnemer overdraagt, en waarbij de kredietnemer gehouden is om dit bedrag met rente terug te betalen tegen een vervaldatum of vervaldata.

Een lening op intrest valt uit zijn aard te onderscheiden van zogenaamde kredietopeningen, waar in de regel fondsen kunnen opgenomen en heropgenomen worden, indien en in de mate dat de kredietnemer dit nodig acht, tegen betaling van zowel een commissie als een rente.

Het spreekt voor zich dat banken zoveel mogelijk uit het vaarwater van artikel 1907bis willen blijven en hun leningen vaak ten onrechte verpakken als ‘kredietopeningen’.

Over de herkwalificatie van ‘kredietopeningen’ in ‘leningen op intrest’ is er intussen een ruime casuïstiek. Een aantal recente tendensen in de rechtspraak zijn het vermelden waard.

Zo oordeelt men steeds vaker dat de concrete vrijheid van de kredietnemer om opnames te doen doorslaggevend is.

Indien deze vrijheid beperkt of onbestaande is, door bij voorbeeld een zeer korte periode om opnemingen te doen of door een vergoeding die verschuldigd is ingeval het geheel of een deel van het krediet niet gebruikt wordt, kan een herkwalificatie in een lening op intrest zich opdringen.

Ook het ontbreken van enige vrijheid in de aanwending van het krediet, wijst in de richting van een lening op intrest. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als het krediet moet aangewend worden om een onroerend goed op te richten of te verwerven en de kredietnemer daarvan de verantwoordingsstukken moet overmaken om de afgifte van het kredietsom te bekomen.

Een andere ontwikkeling heeft betrekking op de contractuele uitsluitingen van vervroegde terugbetalingen van leningen.

De kredietovereenkomst sluit niet zelden vervroegde terugbetalingen uit. De banken puurden daaruit een argument om artikel 1907bis te omzeilen. Men maakte immers de goedkeuring tot vervroegde terugbetaling afhankelijk van de betaling van een hoge vergoeding, die dan géén wederbeleggingsvergoeding zou zijn in de zin van artikel 1907bis, maar wél een schadevergoeding wegens het verbreken van de overeenkomst.

Het Hof van Cassatie stelde in november 2016 paal en perk aan dit middel, door te oordelen dat artikel 1907bis van het Burgerlijk Wetboek ook toepassing vindt wanneer een kredietovereenkomst elke vervroegde terugbetaling uitsluit.

Intussen vestigt de rechtspraak zich in die zin dat artikel 1907bis geldt voor eender welke vergoeding die de bank claimt n.a.v. de vervroegde terugbetaling van een lening op intrest, ongeacht de rechtsgrond of de naam die de kredietverstrekker inroept.

De rechtspraak zet overdreven funding loss-vergoedingen steeds vaker onder druk. De mogelijkheden om met de kredietverstrekker het debat aan te gaan worden verruimd en de verweermiddelen voor de bank worden ingeperkt. Dit neemt niet weg dat deze tendensen geen algemeen toepassingsgebied kennen en er steeds in concreto moet nagegaan worden of een herkwalificatie van het krediet in een lening op intrest mogelijk is.

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen