Contractuele modaliteiten van beleggingsvastgoed
Mr. Ruben Volckaert, mr. Manon De Craene
en mr. Maarten Heyvaert (Bricks Advocaten)
Webinar op donderdag 20 maart 2025
Contracten anno 2025:
een praktijkgerichte blik na de inwerkingtreding van boek 6 BW
Prof. dr. Ignace Claeys en prof. dr. Thijs Tanghe (Eubelius)
Webinar op donderdag 6 februari 2025
Successieplanning anno 2025:
wat wijzigt er?
Mr. Olivier De Keukelaere en mr. Rinse Elsermans (Cazimir)
Webinar op donderdag 24 april 2025
De insolventie van een
onderneming-natuurlijke persoon
Mr. Jens Vrebos, mr. Astrid Lescouhier
en mr. Marthe Oosthuyse (Crivits legal)
Webinar op donderdag 13 februari 2025
Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?
Overweeg dan zeker ons jaarabonnement
Krijg toegang tot +150 opleidingen
Live & on demand webinars
Voor uzelf en/of uw medewerkers
De afschaffing van de quasi-immuniteit van de bestuurder: waarom delegatie én compliance nog belangrijker zijn geworden
Mr. Stijn De Meulenaer en mr. Fien Schreurs (Everest)
Webinar op dinsdag 18 februari 2025
Familiale vennootschap: verlaagd tarief erfbelasting en verhuur. Hof van beroep Gent fluit Vlabel terug op 19 november 2024 (Recht op zaterdag)
Auteur: Marc Vandecasteele (Recht op zaterdag)
De motivatie van het hof van beroep
Voor de toepassing van het gunstregime is een reële economische activiteit vereist, wat de erfgenamen dienen te bewijzen. Waar de decreetgever geen enkele nadere bepaling voorziet voor de definitie of omschrijving van het begrip ’een reële economische activiteit’, moet dat begrip in zijn gewone betekenis worden opgevat en uitgelegd. Het hof wijst er nu reeds op dat er geen enkele reden is om vastgoedactiviteiten in principe uit te sluiten van het begrip ‘reële economische activiteit’. Door de begrippen “nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of vrij beroep” letterlijk te interpreteren onder verwijzing naar wetgeving in het handels- en economisch recht en zo vastgoedactiviteiten uit te sluiten, voegt VLABEL een voorwaarde toe aan de wet. Met ‘nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijven’ worden bedoeld, ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen, zonder uitsluiting van de ondernemingen die vastgoedactiviteiten ontwikkelen, behalve wanneer zij enkel tot doel hebben de eenvoudige verkrijging en het in bezit houden van vastgoed (zie ook Cassatie 15 oktober 1998).
Aldus, indien de vastgoedactiviteiten voor de vennootschap een reële economische activiteit uitmaken, in de zin dat ze op duurzame wijze een maatschappelijke meerwaarde genereren en het louter passief beheer van onroerend goed overstijgen, maken deze vastgoedactiviteiten een reële economische activiteit uit, zoals vereist door de decreetgever.
De erfgenamen dienen aan te tonen dat de BV B op het ogenblik van het overlijden van de erflaatster een ‘reële economische activiteit’ had. De erfgenamen stellen dat de vennootschap effectief onroerende goederen verhuurt. Het ene onroerende goed zou zijn verhuurd aan BV W en het andere onroerend goed zou zijn verhuurd aan dochtervennootschap A. Het feit dat een van de onroerende goederen extern verhuurd zou worden, doet volgens de erfgenamen geen afbreuk aan het besluit dat de vennootschap wel degelijk voldeed aan de activiteitsvoorwaarde want een reële economische activiteit had.
Uit de aan het hof overgelegde jaarrekeningen blijkt dat de BV B economische vastgoedactiviteiten ontplooide. Immers, de beide onroerende goederen die op haar jaarrekeningen stonden, betroffen bedrijfsvastgoed en werden op het ogenblik van het overlijden verhuurd enerzijds aan een 100% dochtervennootschap die dit onroerend goed daadwerkelijk gebruikte voor haar economische activiteit (m.n. als garage en kantoor) en anderzijds aan een derde die dit onroerend goed ook daadwerkelijk gebruikte voor haar economische activiteit (m.n. als bedrijfsruimte voor de verkoop, het onderhoud en de reparatie van personenwagens en lichte bedrijfsauto’s).
De verhuur van dit bedrijfsvastgoed genereerde een structurele jaarlijkse netto-omzet van 185.585 euro voor 2019, 173.636 euro voor 2018 en 161.949 euro voor 2017.
De (verhuurde) onroerende goederen genereren ontegensprekelijk een maatschappelijke meerwaarde want worden actief gebruikt voor de exploitatie van handelsactiviteiten. De verhuur van dit bedrijfsvastgoed overstijgt het louter passief beheer van onroerend goed aangezien de beide onroerende goederen beroepsmatig voor lange duur worden verhuurd voor doeleinden van de economische exploitatie van de huurders. Evenmin worden de onroerende goederen voor privédoeleinden aangewend. De onroerende goederen die zich in de vennootschap bevinden, betreffen geen privaat patrimonium doch worden geëxploiteerd in die zin dat zij aan een dochtervennootschap en aan derden ter beschikking worden gesteld voor de exploitatie van hun handelsactiviteit. Van een patrimoniumvennootschap in de betekenis zoals deze term wordt gebruikt in de voorbereidende Werken bij (de voorloper van) art. 2.7.4.2.2 VCF is geen sprake. Dat het belangrijkste actief van deze vennootschap bestaat uit liquide middelen die belegd zijn op depositorekeningen, doet aan dit alles geen afbreuk.
Het is overigens onduidelijk waarom VLABEL de externe verhuur uitsluit als handelsactiviteit en enkel ‘exclusieve’ intragroepsverhuur als handelsactiviteit aanvaardt. De wet voorziet dergelijke voorwaarde niet. Bovendien volstaat de uitoefening van één reële economische activiteit voor de toepassing van het gunstregime voor familiale vennootschappen. Indien een onroerende intragroepsverhuur kwalificeert als een economische activiteit, zoals VLABEL zelf stelt, is de reële uitoefening van deze activiteit voldoende om te voldoen aan de activiteitsvoorwaarde, ongeacht of er nog onroerende goederen buiten de groep worden verhuurd. VLABEL voegt een voorwaarde toe aan de wet waar zij in Omzendbrief 2015/2 een exclusiviteitsvoorwaarde stelt.
Het hof besluit dat de erfgenamen voldoende aantonen dat BV B op het ogenblik van het overlijden van de erflaatster wel degelijk een reële economische activiteit had en voldeed aan de activiteitsvoorwaarde opgenomen in art. 2.7.4.2.2, §2, 2°, eerste lid VCF.
» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen