Het belang van exit regelingen
voor aandeelhouders:
6 exit methoden onder de loep

Mr. Francis van der Haert (Cazimir)

Webinar op donderdag 22 mei 2025


Contractuele modaliteiten van beleggingsvastgoed

Mr. Ruben Volckaert, mr. Manon De Craene

en mr. Maarten Heyvaert (Bricks Advocaten)

Webinar op donderdag 20 maart 2025


De afschaffing van de quasi-immuniteit van de bestuurder: waarom delegatie én compliance nog belangrijker zijn geworden

Mr. Stijn De Meulenaer en mr. Fien Schreurs (Everest)

Webinar op dinsdag 18 februari 2025


Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


Successieplanning anno 2025:
wat wijzigt er?

Mr. Olivier De Keukelaere en mr. Rinse Elsermans (Cazimir)

Webinar op donderdag 24 april 2025

De tweede discriminatie op korte tijd m.b.t. de ontvangst van schenkingen en legaten (Schuermans Advocaten)

Auteur: Schuermans Advocaten

Eerder meldden wij op onze website dat het Grondwettelijk Hof (hierna: GwH) zich in een arrest van 15 februari 2024 boog over de vraag of er een redelijke verantwoording is voor de wetgever om een onderscheid te maken tussen de bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant is van de beschermde persoon en de bewindvoerder die dit wél is. Het GwH oordeelde dat het discriminerend was dat een bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant of partner is van de beschermde persoon absoluut rechtsonbekwaam wordt geacht voor het ontvangen van schenkingen of legaten, terwijl de bewindvoerder die een nauwe bloedverwant of partner is van de beschermde persoon wél bekwaam wordt geacht.

In een arrest van 3 oktober 2024 heeft het GwH zich over een gelijkaardige kwestie uitgesproken.

Ditmaal was de vraag of het grondwettig is dat er een verbod bestaat voor de beheerders en het personeel van een instelling voor residentiële ouderenzorg om schenkingen en legaten te ontvangen van een bewoner (artikel 909, tweede lid oud BW, thans art. 4.142 BW), terwijl dit verbod voor de instelling voor residentiële ouderenzorg zelf niet geldt.

Op basis van gelijkaardige motieven als bij het eerste arrest van het GwH werd besloten dat er een discriminatie bestaat tussen de verzorger-natuurlijke persoon én de instelling voor residentiële ouderenzorg.

Het GwH argumenteert dat de doelstelling van de wetgever om misbruik te voorkomen een wettig karakter heeft  maar dat dit geen redelijke verantwoording is voor het onderscheid. Ook rechtspersonen kunnen, volgens het GwH, misbruik maken van de zorgrelatie. De bewoners van instellingen voor residentiële ouderenzorg moeten ook hiertegen beschermd worden.

Het GwH verduidelijkt in een persbericht dat de schenkingen aan de instellingen voor residentiële ouderenzorg van vóór de datum van de uitspraak geldig blijven. M.a.w. zullen voortaan de schenkingen gedaan aan de voormelde instellingen nietig zijn.

Bron: Schuermans Advocaten

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen

Boeken in de kijker: