Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024

De asymmetrische uitbreng bij leven en de minister (ECGB Advocaten)

Auteur: Nicolas Geelhand de Merxem (ECGB Advocaten)

Op 5 december 2023 stelde Vlaams Parlementslid Björn Rzoska (Groen) een vraag om uitleg aan minister Matthias Diependaele over de asymmetrische uitbreng bij leven (“asymmetrische uitbreng om de erfbelasting te ontwijken”, Parl.Hand. Vl.Parl. 2023-24, nr. 419).

  1. De vraag en het antwoord

Het parlementslid stelt letterlijk: “Deze zogenaamde asymmetrische uitbreng zorgt ervoor dat bij een overlijden van de terminale persoon het gemeenschappelijk vermogen leeg is en er dus ook geen erfbelasting betaald hoeft te worden.

De Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) heeft deze manier van werken proberen aan te vechten als misbruik, maar verschillende gerechtshoven, waaronder het Hof van Cassatie, hebben geoordeeld dat er geen misbruikbepaling kan worden ingeroepen.

Via deze weg kan er 9 of 27 procent erfbelasting ontweken worden en wordt er slechts 2,5 procent verdeelrecht op de waarde van onroerende goederen betaalt. Vlaanderen loopt hiermee dus een pak geld mis. Hierover had ik volgende vragen.

Hoe kijkt u naar deze manier om erfbelastingen te ontwijken?

Een eerder ontwijkingsmechanisme, het sterfhuisbeding, hebt u terecht gesloten. Wat houdt u tegen om ook deze manier van ontwijken onmogelijk te maken?

Hoe gaat u ervoor zorgen dat Vlaanderen op deze manier geen geld misloopt?”.

De minister antwoordt letterlijk als volgt: “Laat ons beginnen met het belangrijkste, namelijk dat er hier – en dat geeft u ook zelf aan in uw vraag – alvast geen sprake is van enig fiscaal misbruik. U zegt ook dat dat niet de bedoeling is, maar ik bevestig het graag”.

Vervolgens beschrijft de minister de kwestieuze verrichting en geeft finaal een antwoord op de gestelde vraag : “U schetst dit in uw vraag als een techniek van creatieve vermogensplanning, maar volgens mij is net het tegenovergestelde waar. Het leegmaken van het gemeenschappelijk vermogen in geval van een terminaal zieke partner duidt eerder op het zoeken naar een lastminuteoplossing dan op een uitgekiende vermogensplanning. Het is immers zo dat er geen enkele zekerheid is dat op die manier finaal minder belastingen moeten worden betaald. Mogelijk zal er uiteindelijk in zijn totaliteit zelfs meer belasting verschuldigd zijn.

Ik verklaar mij nader. Zoals u weet, wordt bij de berekening van de erfbelasting niet met vlakke tarieven gewerkt, maar met progressieve. Met andere woorden, hoe hoger het aandeel dat uit een nalatenschap toekomt aan een erfopvolger, hoe hoger de tariefschijf zal zijn waarin deze erfopvolger terechtkomt en dus, hoe hoger de erfbelasting zal oplopen.

Laat ons dat nu even toepassen op de situatie die u voorlegt. Aangezien de goederen uit de huwgemeenschap al bij leven aan de niet-zieke partner zijn toegewezen, zal er bij het overlijden van de zieke echtgenoot geen erfbelasting verschuldigd zijn op goederen van de vroegere gemeenschap. Maar – en dit is een gevolg van de progressiviteit van de erfbelasting – bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot kan diens vermogen in een keer aan hogere progressieve erfbelasting onderworpen zijn. Het gaat hier om een verschil in timing, maar in hoogte zal de belasting uiteindelijk wel betaald worden. Zoiets kan echter pas na het overlijden van de langstlevende beoordeeld worden en moet geval per geval bekeken worden. Het is dus niet zo dat de fiscus automatisch minder inkomsten heeft, doordat er minder of geen erfbelasting verschuldigd is bij een eerste overlijden. We mogen deze techniek dus niet zomaar als een ontwijkingsmechanisme in de erfbelasting bestempelen”. (…).

U maakt ook de vergelijking met het zogenaamde sterfhuisbeding, maar beide gevallen zijn toch wel duidelijk verschillend”. (…)

Om het nog eens kort samen te vatten. In tegenstelling tot het sterfhuisbeding gaat het in de door u geschetste situatie om een verdeling van het gemeenschappelijk vermogen bij leven en tijdens het huwelijk, en dus niet om een modaliteit van verdeling van het gemeenschappelijk vermogen bij overlijden van een van de echtgenoten. Zoals uit de rechtspraak blijkt, worden daarbij dus geen bepalingen uit de erfbelasting geschonden. De doelstelling van de erfbelasting is immers om te belasten bij overlijden.

In een concreet geval had VLABEL inderdaad fiscaal misbruik op basis van ontwijking van artikel 2.7.1.0.4 van de VCF aangevoerd bij zo’n asymmetrische uitbreng. U weet ook dat we hier niet op individuele cases ingaan, maar VLABEL zal daar zeker zijn redenen voor hebben gehad in dat specifieke geval. Maar zoals u zelf ook aangeeft, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat er van misbruik geen sprake kon zijn, aangezien het bij een asymmetrische uitbreng gaat over een verrichting bij leven, waardoor een artikel dat betrekking heeft op de erfbelasting, daarbij niet miskend kan worden.

Ik zie dan ook geen reden om een aanpassing van de regelgeving voor te stellen” (…).

Ik zie inderdaad geen reden om de regelgeving aan te passen, ook omdat het Hof van Cassatie enigszins bevestigd heeft dat er inderdaad geen probleem is. In die zin denk ik dat het overeind blijft” (eigen klemtoon).

  1. Bespreking

Het antwoord van minister Diependaele is opmerkelijk en dit om drie redenen.

De eerste reden is dat de minister zich neerlegt bij de rechtspraak van het Hof van Cassatie dat op 6 januari 2023 besliste dat een asymmetrische uitbreng bij leven geen fiscaal misbruik uitmaakt om de goede reden dat de echtgenoten niet handelden in strijd met de doelstellingen van art. 2.7.1.0.4 VCF. Zoals de minister terecht stelt viseert deze bepaling enkel de ongelijke verdeling bij overlijden. Dat is een welgekomen uitspraak. Het is goed dat de uitvoerende macht in het algemeen, en Vlabel in het bijzonder, de arresten van het Hof van Cassatie respecteert. Hopelijk zal Vlabel in de toekomst deze techniek niet langer als fiscaal misbruik kwalificeren.

De tweede reden is dat, niettegenstaande deze rechtspraak die toelaat te ontsnappen aan de erfbelasting, de minister niet van plan is om de regelgeving aan te passen. De motivering is dat “het Hof van Cassatie enigszins bevestigd heeft dat er inderdaad geen probleem is”. Wellicht had de vraagsteller het helemaal anders gezien: juist omdat deze ontwijking van erfbelasting geen fiscaal misbruik is en op die basis niet kan beteugeld worden, zou de VCF moeten worden aangepast om deze ontwijking van erfbelasting een halt toe te roepen, om dit wettig “achterpoortje” te sluiten. Hoe dan ook, de minister zal dit niet doen. Gelet op de samenstelling van de meerderheid in het Vlaams Parlement, is het weinig waarschijnlijk dat dit standpunt van de minister niet gevolgd zal worden.

De derde reden is de belangrijkste. De minister ziet in dat een horizontale fiscale successieplanning (overdracht van het (ganse) vermogen aan de langstlevende echtgenoot) niet tot gevolg heeft dat, indien men de twee overlijdens in ogenschouw neemt, de erfbelasting verlaagd wordt. Integendeel. Elke berekening leert dat het bedrag van de erfbelasting veel hoger is wanneer er bij het eerste overlijden niets wordt belast, en bij het tweede overlijden het ganse vermogen wordt belast, dan wanneer het vermogen bij elk overlijden voor de helft belast wordt. Dat is bv. het geval wanneer de gezinswoning volledig aan de langstlevende echtgenoot wordt toebedeeld of vermaakt (maximalisatie van de vrijstelling) en bij het overlijden van de langstlevende voor de totaliteit wordt belast in hoofde van de kinderen. Wat voor de gezinswoning geldt, geldt a fortiori ook wanneer het ganse eigen en/of gemeenschappelijk vermogen aan de langstlevende toekomt, zonder betaling van erfbelasting, bv. ingevolge een huwelijksvoordeel waarop art. 2.7.1.0.4 VCF niet van toepassing is, ingevolge een beding van aanwas, ingevolge een laag belaste schenking tussen echtgenoten, enz. Er is derhalve een “terugverdieneffect”. Het wordt tijd dat men dat eens uitrekent, vermits dit reeds sinds jaren aan de gang is in verband met de maximalisatie van de vrijstelling van de gezinswoning.

Op de keper beschouwd is een dergelijke horizontale fiscale successieplanning zelfs gunstig voor de Vlaamse Gewestkas. Men kan, zoals de minister het zegt, “deze techniek niet zomaar als een ontwijkingsmechanisme in de erfbelasting bestempelen”.

Hopelijk kan hij deze boodschap duidelijk doorgeven aan Vlabel, want Vlabel heeft dat nog niet door. Vlabel poogt sinds 2015 alle horizontale fiscale successieplanningen te bekampen aan de hand van de fiscale anti-misbruik bepaling: de wederkerige schenkingen tussen echtgenoten, de Casman-clausule, het finaal verrekenbeding, de sterfhuisclausule, de “vierde piste”, het beding van aanwas (na uitbreng uit het gemeenschappelijk vermogen of overstap naar een stelsel van scheiding van goederen), enz.

Meer nog, mede gelet op het voormelde “terugverdieneffect” en het feit dat er bijgevolg (minstens op termijn) geen negatieve weerslag is voor de begroting van het Vlaams Gewest, rijst de vraag waarom men niet elke verkrijging door de langstlevende echtgenoot (of partner) vrijstelt van erfbelasting (zoals dat in Frankrijk het geval is bv.). Dat zou logisch zijn.

Het bijkomend voordeel van een dergelijke algemene vrijstelling is dat er geen discriminatie meer bestaat tussen echtgenoten op grond van hun huwelijksvermogensstelsel. Thans is een horizontale fiscale successieplanning tussen echtgenoten veel gemakkelijker te verwezenlijken wanneer de echtgenoten gehuwd zijn met een stelsel van scheiding van goederen. Maar dat is juist een minderheid van de echtgenoten. Veruit de meesten zijn gehuwd onder een gemeenschapsstelsel en voor hen zijn er niet veel fiscaal-vriendelijke technieken. Om die gunstige technieken te kunnen benutten moeten ze eerst overstappen naar een stelsel van scheiding van goederen, maar precies die overstap wordt door Vlabel als een fiscaal misbruik gekwalificeerd.

Kortom, de minister heeft gelijk. Hopelijk kan de boodschap tot bij Vlabel doorsijpelen en hopelijk kan de decreetgever op korte termijn de erfbelasting tussen echtgenoten (partners) volledig afschaffen.

Wellicht zullen de progressieve politieke partijen stellen dat dit weer enkel de vermogende belastingplichtigen ten goede komt. Men vergeet daarbij dat voor de minder vermogende echtgenoten, althans wanneer ze correct geïnformeerd worden door hun notaris, er bij het eerste overlijden geen erfbelasting hoeft betaald te worden. Het volstaat de helft van het gemeenschappelijk vermogen (dat in principe belastbaar is, zoals spaargelden boven de 50.000 euro) toe te bedelen aan de langstlevende echtgenoot en de gezinswoning toe te bedelen aan de nalatenschap. De eerst overleden echtgenoot kan dan de gezinswoning bij testament vermaken aan de langstlevende echtgenoot, vrij van erfbelasting. Dat werd laatst nog meegedeeld aan de notarissen naar aanleiding van een congres op 6 februari ll. Jan met de Pet hoeft dus ook niets te betalen bij het overlijden van zijn echtgenoot.

Bron: ECGB Advocaten

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen