Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024

Andermaal over de verzekeringsgift – Vlabel toont zich een slechte verliezer (ECGB Advocaten)

Auteur: Nicolas Geelhand de Merxem en Ayfer Aydogan (ECGB Advocaten)

Op 21 april ll. heeft het Hof van Cassatie vier belangrijke arresten gewezen over de verzekeringsgift.

Een verzekeringsgift is de schenking van alle rechten uit een levensverzekeringspolis door de verzekeringnemer (vaak een ouder, die ook de verzekerde is) aan de begunstigde (vaak één of meer kinderen). Volgens de federale belastingadministratie, die vóór 1 januari 2015 aan zet was, werd de begunstigde door een dergelijke schenking, zelf de verzekeringnemer. Door de verzekeringsgift werd het beding ten behoeve van een derde dan ook omgevormd in een beding ten behoeve van zichzelf (van een AAB-polis naar een BAB-polis). In dat geval is art. 8 (oud) Vl. W.Succ., dat alleen de derdenbedingen belast, niet van toepassing. Geen successierechten dus bij het overlijden van de oorspronkelijke verzekeringnemer.

Op 23 oktober 2015 besliste de Vlaamse Belastingadministratie daarentegen dat een verzekeringsgift niet belet dat art. 2.7.1.0.6 VCF (de opvolger van art. 8 oud Vl. W.Succ.) van toepassing blijft. Dat werd in daaropvolgende standpunten bevestigd. De rechtvaardiging is volgens Vlabel dat de ouder-verzekeringnemer ook na de schenking de verzekeringnemer blijft, waardoor het een derdenbeding blijft. Bovendien zou dit strengere standpunt van toepassing zijn op alle verzekeringsgiften uit het verleden indien de schenker zou overlijden vanaf 1 maart 2016.

Deze standpunten werden fors bekritiseerd door de rechtsleer en afgekeurd door het Hof van beroep te Gent.

Ook het Hof van Cassatie maakt nu brandhout van deze twee stellingen van Vlabel:

  • De toepassing van het strengere standpunt op oude verzekeringsgiften is strijdig met het rechtszekerheidsbeginsel (zie eerder nieuwsbericht).
  • Wat de grond van de zaak betreft, stelt het Hof dat het vroegere standpunt van de federale fiscale administratie juist is, en het standpunt van Vlabel onjuist is (onwettig). Door de schenking wordt de begiftigde de nieuwe verzekeringnemer. Indien hij ook de begunstigde is, is er een beding voor zichzelf.

Dit betekent dat Vlabel onterecht erfbelasting heeft geheven op verzekeringsgiften waarvan de oorspronkelijke schenker/verzekeringnemer is overleden tussen 1 maart 2016 tot 31 december 2016.

Men zou dan verwachten dat Vlabel zou beslissen om de onwettig geheven erfbelasting terug te betalen.

Niets is minder waar.

In een standpunt van 9 mei 2022, gepubliceerd op 31 mei 2022, stelt Vlabel weliswaar dat, voor overlijdens tot en met 31 december 2016, de cassatiearresten van toepassing zijn, maar voegt zij er aan toe: “Voormelde rechtspraak en het daarmee in overeenstemming gebrachte standpunt worden niet aangezien als een nieuw gegeven (zie art. 3.6.0.0.1, tweede lid VCF) en kunnen bijgevolg niet leiden tot ambtshalve ontheffing”.

In mensentaal: er wordt dus niets terugbetaald, ondank dat er onterecht is belast.

De reden die Vlabel naar voren schuift, is dat volgens art. 3.6.0.0.1, eerste lid VCF, een ambtshalve ontheffing (terugbetaling van erfbelasting) enkel mogelijk is in welbepaalde gevallen (“overmatige belastingen die (…) blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten, waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen”). Het tweede lid voegt er aan toe: “Een nieuw rechtsmiddel of een wijziging van jurisprudentie wordt niet beschouwd als nieuw gegeven”.

Wellicht alludeert Vlabel op het feit dat de cassatiearresten een wijziging van jurisprudentie inhouden. Maar dat is in de verste verte hier niet het geval. Zoals gezegd was het standpunt van de federale fiscale administratie reeds in die zin gevestigd. Na 1 januari 2015 is er geen rechtspraak op het niveau van het Hof van beroep bekend die op dat standpunt is teruggekomen. Ook de rechtsleer bekritiseerde de Vlaamse standpunten. De cassatiearresten zijn de eerste in hun soort. Er is dus wel “jurisprudentie” maar zeker geen “wijziging van jurisprudentie”. Dat laatste veronderstelt immers dat er een ommekeer in de rechtspraak is.

Daarbij komt nog dat in art. 134 van het Wetboek Successierechten dat tot 31 december 2014 van toepassing was, uitdrukkelijk bepaald is dat successierechten dienen te worden teruggegeven “wanneer de wet slecht toegepast werd”. Deze hypothese werd te rekenen vanaf 1 januari 2015 niet expliciet opgenomen in de VCF, met name in artikel 3.6.0.0.1 VCF, maar in de parlementaire voorbereiding staat letterlijk dat de nieuwe bepaling ook deze hypothese van de slechte toepassing van de wet dekt.

Kortom, Vlabel heeft de wet slecht toegepast, wordt daarvoor op de vingers getikt door het Hof van Cassatie, maar weigert de schade die de belastingplichtigen daardoor geleden hebben, te vergoeden.

Nu zou men kunnen zeggen dat dit niet zo erg is omdat het Grondwettelijk Hof de nieuwe correctie (art. 2.7.3.2.8 VCF) ook van toepassing heeft verklaard op overlijdens vóór 9 januari 2017. Volgens deze correctie wordt de belastbare grondslag van de sommen, renten of waarden die aan de begunstigde toekomen en belast worden (op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF), verminderd met het bedrag dat als belastbare grondslag heeft gediend voor de heffing van de schenkbelasting indien het contract door de erflater aan die persoon werd geschonken.

Maar daarvan maakt het nieuwe standpunt geen melding, integendeel. Die correctie wordt enkel van toepassing verklaard op overlijdens vanaf 1 januari 2017 tot en met 8 januari 2017, en dus, a contrario, niet op overlijdens tot en met 31 december 2016. Dat is enigszins wel verklaarbaar: er is geen correctie nodig als het strenge art. 2.7.1.0.6 VCF niet van toepassing is. Maar een correctie is wel op haar plaats wanneer Vlabel weigert de onwettig geheven erfbelasting terug te betalen.

Er is meer. Die correctie is enkel nuttig voor de verzekeringsgiften die in België werden geregistreerd en dus tot schenkbelasting hebben geleid. Maar vaak werden deze verzekeringsgiften ook bij buitenlandse notariële schenkingen doorgevoerd. Ook deze schenkingen leiden volgens het Hof van Cassatie niet tot toepassing van de erfbelasting. Voor die schenkingen helpt de voornoemde correctie totaal niet.

Wij herhalen: het besluit is dat het Hof van Cassatie thans vaststelt dat Vlabel door haar standpunten vanaf 23 oktober 2015 de wet (art. 2.7.1.0.6 VCF) verkeerd heeft toegepast inzake verzekeringsgiften. Dit zou logischerwijze tot een teruggave van erfbelasting moeten leiden. Maar Vlabel weigert dat.

Dit is verwerpelijk. Vlabel moet de wet correct en niet lichtzinnig toepassen. Als dat niet gebeurt, maakt Vlabel, en dus het Vlaamse Gewest, een fout. Het is onbehoorlijk dat de belastingplichtigen thans geen vergoeding krijgen voor de schade die hierdoor is geleden via een terugbetaling.

Andermaal verplicht Vlabel de belastingplichtigen om lange en dure gerechtelijke procedures te voeren om te krijgen waar ze recht op hebben, en bovendien zonder garantie dat zij dat zullen krijgen.

En er is nog meer.

De slechte toepassing van de wet door de onwettige standpunten van Vlabel heeft uiteindelijk geleid tot een decretale verankering van deze standpunten. De decreetgever heeft de visie van Vlabel in de VCF overgenomen om de zogenaamde “rechtsonzekerheid” te verhelpen. Met andere woorden, Vlabel past de wet verkeerd toe, er volgt een unanieme kritiek in de rechtsleer, Vlabel gaat klagen bij de minister van Financiën over een zogenaamde “rechtsonzekerheid”, en het Vlaams Parlement, volgt Vlabel hierin zonder enig debat en neemt de onwettige standpunten op in de VCF.

En als achteraf het Hof van Cassatie stelt dat de standpunten van Vlabel onwettig zijn, volgt geen enkele sanctie.

Helaas kan dit niet anders worden begrepen dan dat Vlabel kennelijk haar gang mag gaan en lichtzinnig te werk mag gaan, want zij wordt toch niet gesanctioneerd.

Dit is niet ernstig. We leven in een rechtsstaat of niet?

Bron: ECGB Advocaten

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen