Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Bewakingscamera die meer filmt dan privédomein vangt boete (aternio)

Auteur: Tim De Bock (aternio)

Publicatiedatum: 21/04/2021

Bewakingscamera’s zijn de uitgewezen manier om privé-eigendom te beschermen tegen inbraak, vandalisme en/of diefstal. Deze camera’s filmen echter vaak meer dan enkel de eigendom van de eigenaar van het bewakingssysteem. Zo kan een deel van de openbare weg of de privé-eigendom van een buur mee zichtbaar zijn op de camerabeelden. Hoewel het bij de plaatsing van de camera’s de bedoeling is om zo maximaal mogelijk bescherming te bieden moet ook rekening gehouden met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (“AVG” of “GDPR”). De Gegevensbeschermingsautoriteit (“GBA”) beboette op 24 november 2021 het filmen van de openbare weg.

Plaatsen van bewakingscamera’s

Het plaatsen van bewakingscamera’s dient ter bescherming van privé-eigendom van natuurlijke personen en ondernemingen. Op het plaatsen van camera’s is de camerawet van 21 maart 2007 van toepassing. Deze wet regelt de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s. Eigenaars van dergelijke camera’s moeten echter ook rekening houden met de GDPR bij het verwerken van de camerabeelden.

Het Europees Hof van Justitie bevestigde dat beelden gemaakt door een camera ook onder het toepassingsgebied van de GDPR vallen. In de GDPR is wel een uitzondering voorzien voor zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteiten.  Deze uitzondering dient ertoe privépersonen die persoonsgegevens verwerken binnen de privécontext vrij te stellen van de verplichtingen van de GDPR. Dit laatste is bijgevolg niet noodzakelijk altijd van toepassing op natuurlijke personen. Camera’s die zich op privédomein bevinden, maar die de openbare weg of het domein van een derde (gedeeltelijk) filmen, kunnen niet gebruik maken van deze vrijstelling.

Onrechtmatige verwerking persoonsgegevens

Bij de beoordeling of het maken van beelden via bewakingscamera’s gerechtvaardigd is, moet er onder andere een rechtsgrond krachtens artikel 6, lid 1 GDPR aanwezig zijn. Zo kan er bijvoorbeeld toestemming gegeven zijn door de buur wiens privédomein (gedeeltelijk) gefilmd wordt. De overige voorwaarden, zoals het vervullen van een taak van openbaar belang of voldoen aan een wettelijke verplichting, zullen meestal niet voorhanden zijn. Hierdoor zal een privépersoon of onderneming terug moeten vallen op een verwerking op basis van het gerechtvaardigd belang.

Gerechtvaardigd belang

Bij de toetsing van de aanwezigheid van een gerechtvaardigd belang kijkt de GBA eerst naar de belangen waarop de verwerking gesteund is. De GBA ziet de bescherming van goederen, de gezondheid en het leven van de eigenaars en familieleden, door het plaatsen van bewakingscamera’s als gerechtvaardigd. Het plaatsen van bewakingscamera’s om diefstal, inbraak en vandalisme te bestrijden zijn normaal gerechtvaardigd.

De GBA haalt in onderhavige beslissing aan dat er in het verleden concrete schadegevallen aanwezig waren. Ze wijst hierbij op het ontbreken van een louter hypothetisch risico op beschadigingen, diefstal of inbraak. Het lijkt ons dat ook zonder dergelijke historische gebeurtenissen, de belangen voor de plaatsing van bewakingscamera’s gerechtvaardigd zijn. Dit met name bij de plaatsing van camerabewaking door een privépersoon of onderneming om diens privé-eigendom te beschermen.

Niet noodzakelijk en belangen wegen niet op

De GBA zag echter wel een probleem bij de toetsing van de noodzakelijkheid en bij de afweging van de belangen. Aan deze voorwaarden zal veelal niet voldaan zijn indien een (gedeelte) van de openbare weg of het privédomein van een derde mee gefilmd worden.

“Uitgebreid en constant filmen van de openbare weg” ziet de GBA niet als noodzakelijk om de gerechtvaardigde belangen te behartigen. Dit gaat namelijk voorbij aan het principe van de minimale gegevensverwerking. Dat door de herpositionering van de camera, deze bijna nutteloos is, vormt volgens de GBA geen tegenargument. Zij stelt dat een dergelijk technisch vervelend gevolg geen ‘ontsnappingsroute’ kan vormen.  Een dergelijke redenering geldt eveneens voor het filmen van het privédomein van een derde. Deze derde zou echter wel diens toestemming kunnen geven.

Bij de afweging van de belangen van de eigenaar van de camerabewaking en de belangen van diegene die gefilmd worden, ziet de GBA wederom een probleem. De GBA weegt de gerechtvaardigde belangen af tegen de eerbiediging van het privéleven en de gegevensbescherming van de gefilmde personen. Het voortdurend in beeld brengen van de openbare weg of het privédomein van een derde vormt een ernstige inbreuk op deze grondrechten. Bewakingscamera’s zullen bijgevolg geen deel van de openbare weg in beeld mogen brengen. Zelfs al heeft de cameraeigenaar een gerechtvaardigd belang om diens privédomein te beschermen.

Wel kan opgemerkt worden dan het toevallig en kleinschalig filmen van de openbare weg aanvaardbaar kan zijn. Zo zal vaak een klein stukje van de openbare weg zichtbaar zijn op camera’s die op de voorgevel/tuin gericht zijn. Wanneer dit er niet voor zorgt dat personen en/of kinderen zichtbaar zijn, zal dit wellicht toch gerechtvaardigd zijn.

Opmerkelijk: gegevensbescherming door ontwerp

Een opmerkelijk element aan de beslissing van de GBA is dat zij een berisping uitdeelt op grond van de “gegevensbescherming door ontwerp“. Dit principe wordt echter traditioneel in een andere context geplaats. Zo tracht men in de computerwetenschappen ervoor te zorgen dat bij het maken van onder meer software de gegevensbescherming reeds is ingebouwd in het systeem. Het mag dus verbazen dat de GBA dit principe aanhaalt om de plaatsing van camera’s te beoordelen.

De GBA oordeelde dat bij de plaatsing van bewakingscamera’s men eveneens passende maatregelen moet nemen. Indien de openbare weg of het privédomein van een derde gefilmd worden, dan zal dit vrijwel zeker lijden tot de verwerking van persoonsgegevens. Aangezien deze verwerking onrechtmatig zal zijn, zie hierboven, is dus niet voldaan aan het principe van de gegevensbescherming door ontwerp.

Wat de keuze door de GBA voor de gegevensbescherming door ontwerp opmerkelijk maakt, is dat er een alternatief beschikbaar is. Zo bestaat het algemene gegevensbeschermingsbeginsel van de minimale gegevensverwerking. Dit beginsel stelt dat men enkel die gegevens mag verwerken die daadwerkelijke noodzakelijk zijn voor de doeleinden van de verwerking. Dit beginsel dient er bijgevolg uitdrukkelijk voor om buitensporige verwerking van gegevens in te perken. De GBA haalt in haar beslissing echter aan dat, voor de toepassing van de gegevensbescherming door ontwerp, geen daadwerkelijke verwerking dient plaats te hebben. Hierbij verschilt dit principe toch van het beginsel van de minimale gegevensbescherming.

Besluit

Het mag dus duidelijk zijn dat de plaatsing van een bewakingscamera ook voor de gegevensbescherming belangrijk is. De maximale beveiliging van het privédomein zal dus plaats moeten ruimen voor de gegevensbescherming van derden. In casu bleef de sanctionering door de GBA evenwel beperkt: een berisping en een boete van 1.500 euro uit. Dit laatste echter na rekening te hebben gehouden met het feit dat het om particulieren ging en dat de plaatsing van de camera’s reeds werd aangepast.

Vergeet voor de plaatsing van een bewakingscamera de verplichting van een melding hiervan bij de politie niet.

Dit is wettelijk vereist, net als het plaatsen van een pictogram en het bijhouden van een verwerkingsregister.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Privacy & Gegevensbescherming