Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?
Overweeg dan zeker ons jaarabonnement
Krijg toegang tot +150 opleidingen
Live & on demand webinars
Voor uzelf en/of uw medewerkers
Schadevergoeding bij de onregelmatige gunning van overheidsopdrachten
Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)
Webinar op donderdag 5 juni 2025
Update Omgevingsrecht:
recente wijzigingen onder de loep
Mr. Bart De Becker (De Becker Advocaten)
Webinar op dinsdag 18 februari 2025
Contracten anno 2025:
een praktijkgerichte blik na de inwerkingtreding van boek 6 BW
Prof. dr. Ignace Claeys en prof. dr. Thijs Tanghe (Eubelius)
Webinar op donderdag 6 februari 2025
De oplevering, haar gevolgen
en de (tienjarige) aansprakelijkheid.
Recente rechtspraak (2022 – 2024)
Mr. Els Op de Beeck en mr. Sophie De Krock (Schoups)
Webinar op donderdag 6 februari 2025
Vanaf wanneer begint de 15-dagentermijn voor een UDN-procedure inzake een overheidsopdracht te lopen? (Schoups)
Auteurs: Sophie Bleux, Ellen Gerits en Lieze Verheyen (Schoups)
In arrest nr. 260.147 van 17 juni 2024 heeft de Raad van State nogmaals duidelijk toegelicht hoe de termijn van 15 dagen moet worden berekend waarbinnen een schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) bij overheidsopdrachten moet worden opgestart.
In deze zaak had de verzoekende partij haar verzoekschrift op 11 mei 2024 ingediend. De bestreden beslissing was haar immers ter kennis gebracht via (i) een e-mail van 17 april 2024 en (ii) een aangetekende brief van 19 april 2024, die haar op 26 april 2024 werd aangeboden. Omdat de aangetekende brief als laatste aankwam, ging de verzoekende partij ervan uit dat de 15-dagentermijn begon te lopen vanaf 26 april 2024, waardoor zij uiterlijk op 11 mei 2024 haar vordering diende in te stellen.
De Raad van State heeft deze redenering echter niet gevolgd en de vordering onontvankelijk verklaard. De Raad bracht hierbij onder meer de volgende principes in herinnering:
- Volgens artikel 23, § 3 van de Rechtsbeschermingswet moet een vordering tot schorsing op straffe van onontvankelijkheid worden ingediend binnen een termijn van 15 dagen. Het gaat om een termijn in kalenderdagen;
- Uit artikel 23, § 1 van de Rechtsbeschermingswet vloeit voort dat wanneer de kennisgeving via aangetekende brief en e-mail niet op dezelfde dag gebeurd, de datum van verzending van de laatste kennisgeving als startpunt moet worden genomen.
Hoewel deze benadering in principe minder voordelig is voor de geadresseerde, biedt deze wel meer rechtszekerheid. Een verzenddatum kan tenslotte objectief worden vastgesteld, terwijl een ontvangstdatum afhankelijk is van externe factoren, zoals de postbezorging;
- Uit artikel 68 van de Rechtsbeschermingswet, dat verwijst naar Verordening nr. 1182/71, volgt dat (i) de dag van de verzending zelf niet in de termijn moet worden meegerekend en (ii) indien de laatste dag een feestdag, zondag of zaterdag is, de termijn wordt verlengd tot het einde van de eerste daaropvolgende werkdag.
Gelet op het voorgaande, moest hier dan ook 19 april 2024 – de datum van verzending van de laatste kennisgeving, zijnde de aangetekende brief – als uitgangspunt worden genomen. De 15-dagentermijn verstreek bijgevolg in principe op 4 mei 2024. Aangezien die dag evenwel een zaterdag was, werd de termijn nog verlengd tot de eerstvolgende werkdag, dus tot 6 mei 2024.
Uit dit arrest blijkt nog maar eens het belang van een nauwkeurige termijnberekening bij het opstarten van een procedure bij de Raad van State. Het niet naleven van de wettelijke termijn zal in principe steeds leiden tot onontvankelijkheid van het beroep, ongeacht hoe sterk de inhoudelijke argumenten zijn. Of, om het wat luchtiger te zeggen: een gewaarschuwd inschrijver is er twee waard!
Bron: Schoups
» Bekijk alle artikels: Overheid & Aanbesteding