Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Actualia Overheidsopdrachten
2023/2024

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof) en mr. Peter Teerlinck (& De Bandt)

Webinar op donderdag 5 december 2024

Raad van State – Over de grenzen tot wijziging van een lopende overheidsopdracht zonder een nieuwe plaatsingsprocedure (GD&A Advocaten)

Auteur: Anse Speetjens (GD&A Advocaten)

Publicatiedatum: 28/02/2019

Op 13 augustus 2014 sloten de Belgische Staat en NV Vanassche FFE een overeenkomst voor het leveren van tankwagens. Deze opdracht had een oorspronkelijke duurtijd van vier jaar. De overeenkomst tussen beide partijen nam een aanvang op 17 oktober 2014 en eindigde op 16 oktober 2018. Op 3 september 2018 besliste de Belgische Staat echter om de opdracht met één jaar te verlengen onder dezelfde voorwaarden van het huidig contract.

De NV Fire Technics was echter van mening dat door deze verlenging een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen zonder gebruik te maken van een plaatsingsprocedure, hetgeen volgens haar een schending uitmaakt van de regelgeving inzake overheidsopdrachten en van de beginselen inzake mededinging.

Het geschil werd bijgevolg voorgelegd aan de Raad van State.

Gebrekkig verweer van de Belgische Staat

De Belgische Staat verantwoordt haar beslissing met verwijzing naar de rechtsgrondslag in artikel 38/1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten (AUR).

Op basis van dit artikel mag een wijziging zonder nieuwe plaatsingsprocedure worden doorgevoerd  door de oorspronkelijke opdrachtnemer te verrichten aanvullende werken, leveringen of diensten die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke opdracht waren opgenomen, indien de verandering van de opdrachtnemer tot aanzienlijk ongemak of een aanzienlijke kostenstijging zou leiden voor de aanbesteder. Bovendien mag de prijsverhoging die het gevolg is van de wijziging niet hoger zijn dan vijftig procent van de waarde van de oorspronkelijke opdracht.

Echter, bij het nemen van haar beslissing tot verlenging voerde de Belgische Staat geen motieven aan die doen blijken dat aan bovenvermelde voorwaarden is voldaan. Later voerde de Belgische Staat aan dat het openen van dergelijke omvangrijke en complexe aankoopmarkten door de directie Materieel veel tijd vergt. De vereiste om dit om de vier jaar over te doen zorgt voor ongemak en veel kosten. Daarom verlengt de Belgische Staat de huidige markt met één jaar en zal ze in de toekomst nieuwe opdrachten uitschrijven voor een duurtijd van vijf jaar. Deze redenen liggen echter niet aan de grondslag van de beslissing tot verlenging van de opdracht.

De Raad van State grijpt in …

De bestreden beslissing valt onder het toepassingsgebied van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies (hierna: Rechtsbeschermingswet).

Artikel 15 van deze wet voorziet in een schorsingsmogelijkheid die uitgeoefend kan worden bij de Raad van State volgens een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

Schorsing op basis van dit artikel is mogelijk indien er sprake is van een ernstig middel of een klaarblijkelijke onwettigheid.

De Raad van State oordeelt dat, aangezien de Belgische Staat niet met afdoende veruitwendigde motieven in de bestreden beslissing heeft aangegeven dat aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 38/1 AUR is voldaan, op het eerste zicht niet is aangetoond dat een verlenging op basis van deze rechtsgrond mogelijk was.

Het feit dat het om een reeds gesloten overeenkomst gaat, ontneemt het vereiste belang van de verzoekende partij bij haar vordering tot schorsing niet. Bovendien sluit dit feit het bestaan van enig uiterst dringende noodzakelijkheid tot schorsing niet uit.

Moraal van het verhaal?

Indien aanbesteders gebruik willen maken van de wijzigingsmogelijkheden voorzien in artikel 38/1 AUR en volgende, zullen zij erover moeten waken dat de wijziging(en) op afdoende en aanvaardbare wijze gemotiveerd wordt (worden) in de desbetreffende wijzigingsbeslissing zelf.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Overheid & Aanbesteding