HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

De Coöperatieve Vennootschap in het WVV: back to basics (Deminor)

Auteur: Lien Verhasselt (Deminor)

Publicatiedatum: oktober 2019

De intrede van het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (‘WVV’) gaat gepaard met de afschaffing van verschillende vennootschapsvormen. De Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid (‘CVBA’) is een van de rechtsvormen die zich uiteindelijk wel staande wist te houden, maar wordt omgedoopt tot kortweg “de Coöperatieve Vennootschap” (‘CV’). Deze omvorming zorgt ervoor dat de CV haar oorspronkelijke eigenheid terugkrijgt.

De terugkeer van de CV naar haar oorspronkelijke grondslag betekent concreet dat de CV voortaan enkel en alleen wordt voorbehouden voor “echte” samenwerkingsverbanden. Om aan deze voorwaarde te voldoen, schrijft het WVV voor dat de vennootschap als belangrijkste doel “het voldoen aan de behoeften van de aandeelhouders en/of het ontwikkelen van hun economische/sociale activiteiten” moet hebben. De statuten van de CV moeten voortaan ook uitdrukkelijk aangeven wat de coöperatieve finaliteit en waarden zijn van de vennootschap.

Het coöperatieve gedachtegoed neemt dus opnieuw de absolute bovenhand, geïnspireerd door de zeven ‘Internationale Coöperatieve Alliantie’ (ICA)-principes:

  • Vrijwillig en open lidmaatschap;
  • Democratische controle door de leden;
  • Economische participatie door de leden;
  • Autonomie en onafhankelijkheid;
  • Onderwijs, vorming en informatieverstrekking;
  • Samenwerking tussen coöperaties;
  • Aandacht voor de gemeenschap.

De definiëring van de coöperatieve vennootschap uit het Wetboek van Vennootschappen (‘W.Venn.’) – “een Cooperatieve Vennootschap is een vennootschap die is samengesteld uit een veranderlijk aantal vennoten met veranderlijke inbreng” – moet in het WVV bijgevolg plaats ruimen voor een definitie met de nadruk op het delen van gemeenschappelijke doelstellingen. Ook het onderscheid tussen de coöperatieven met beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid vinden we er niet terug, aangezien de CVOA volledig verdwijnt. Daarnaast wordt, net zoals in de BV, eveneens het kapitaalbegrip afgeschaft en wordt de CV bijgevolg een kapitaalloze vennootschap.

Andere typerende elementen van de CVBA blijven wel aanwezig in de nieuwe CV. Denk hierbij aan de mogelijkheid om als aandeelhouder soepel in en uit te treden zonder statutenwijziging en aan de minimumvereiste van drie oprichters-aandeelhouders. De oprichting van een CV met minder dan drie aandeelhouders kan worden vernietigd. Een CV die in de loop van haar bestaan minder dan drie aandeelhouders telt, kan dan weer leiden tot gerechtelijke ontbinding, tenzij de situatie binnen de door de rechter toegestane termijn wordt geregulariseerd.

Indien een vennootschap voldoet aan de wettelijke definitie van de CV, is er de mogelijkheid een erkende CV te worden en/of erkenning te krijgen als sociale onderneming. Een vennootschap kan zo genieten van de aan deze hoedanigheid verbonden voordelen, waaronder de belastingvrijstelling van een deel van de dividenden uitgekeerd aan natuurlijke personen en de uitgebreide toepassing van het verlaagde belastingtarief voor de vennootschap. Om een erkenning te bekomen, moet de vennootschap uiteraard voldoen aan bijkomende voorwaarden. Een erkende CV beantwoordt dus automatisch aan de voorwaarden om de rechtsvorm van een CV aan te nemen, maar niet elke CV zal voldoen aan de voorwaarden om erkend te worden.

Wat als het coöperatieve gedachtegoed ontbreekt?

De logische vraag die we ons kunnen stellen, is wat er te gebeuren staat met de bestaande CVBA’s die niet aan de nieuwe wettelijke vereisten van de CV voldoen. Deze “onechte” coöperatieve vennootschappen moeten worden omgevormd tot een passende rechtsvorm.

Bij dergelijke omvormingen komt de BV naar voren als meest aangewezen vennootschapsvorm. Onder de nieuwe wetgeving vertonen de wettelijke regimes van de CV en de BV namelijk veel gelijkenissen, behoudens de uitdrukkelijk aangegeven uitzonderingen. Dit vergemakkelijkt logischerwijze de omvorming.

Voor de CVBA’s die niet aan de nieuwe definitie van de CV beantwoorden, gelden vanaf 1 januari 2020 van rechtswege de (dwingende) regels van de BV. In een volgende fase, met name op 1 januari 2024, worden deze bestaande vennootschappen daadwerkelijk omgevormd tot een BV, voor zover deze omzetting nog niet eerder werd doorgevoerd.

Vrije beroepers

De groep die waarschijnlijk de grootste impact ondervindt van de doorgevoerde wijzigingen, zijn de professionele vennootschappen waarmee de vrije beroepers (zoals artsen en advocaten) hun activiteit vandaag de dag uitoefenen. Vele vrije beroepers organiseren zich namelijk via een CVBA. Dit onder meer omwille van de mogelijkheid vennoten uit te sluiten en ten laste van het vennootschapsvermogen te laten uittreden. Het is hierbij niet nodig om de statuten te wijzigen of om rekening te houden met stroevere regels zoals deze bij de inkoop van eigen aandelenGezien deze vennootschappen evenmin voldoen aan het beoogde coöperatieve samenwerkingsverband uit het WVV, moeten ook de vrije beroepers kiezen voor een andere rechtsvorm.

De intrede van het WVV zorgt er echter voor dat we de flexibiliteit die de CVBA eens zo geliefd maakte, terugvinden in de BV. Zo kan via de statuten van de BV een uittredings- en uitsluitingsmogelijkheid ten laste van het vennootschapsvermogen worden voorzien.

Voor professionele vennootschappen is het dus eveneens aangeraden de vennootschapsvorm van de BV aan te nemen, en desgewenst een soepel, statutair uittredingsmechanisme te bedingen.

Aangepaste sanctie

Dat de wetgever het nastreven van het coöperatieve gedachtegoed au sérieux neemt, volgt kennelijk uit de voorziening van een strenge sanctie: bij miskenning kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie óf van iedere belanghebbende over gaan tot ontbinding van de desbetreffende vennootschap. Dit geldt zowel voor vennootschappen die als Cooperatieve Vennootschap worden opgericht zonder aan de wettelijke vereisten te voldoen, als voor vennootschappen die deze in de loop van hun bestaan niet langer naleven.

De term ‘belanghebbende’ moet in zijn gebruikelijke betekenis worden geïnterpreteerd en kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een (minderheids)aandeelhouder, maar kan evenzeer een belanghebbende derde of concurrent van de vennootschap zijn.

De rechter kan echter wel een regularisatietermijn toestaan gedurende welke de vennootschap hetzij de nodige maatregelen kan nemen om (desgevallend opnieuw) aan de wettelijke vereisten te voldoen, hetzij zich in een andere vennootschapsvorm kan omzetten.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen