Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Wat is een uitvinding en wat kan er dus beschermd worden? Enkele interessante Belgische uitspraken (LegalNews.be)

Auteur: LegalNews.be

Publicatiedatum: 15/02/2019

Dit artikel is gebaseerd op het hoofdstuk ‘Evoluties in het octrooirecht. Overzicht van rechtspraak 2014-2018’ geschreven door mr. Philippe De Jong, mr. Christophe Ronse en mr. Kirian Claeyé van Altius Advocaten voor het nr. 2018/8 van het tijdschrift TBH-RDC, documentatie van de studienamiddag ‘Evoluties in de recente Belgische octrooi-rechtspraak 2014-2018’ , waar de 3 auteurs zullen spreken.

Is er een definitie?

Noch het Belgische Wetboek van economisch recht, noch het Europees octrooiverdrag bevatten een (positieve) definitie van het begrip “uitvinding”.

Interessant is dat de Gentse rechtbank van koophandel op 4 februari 2016 een uitvinding omschreef als “een eindpunt in een evolutief intellectueel proces dat experimenteel verloopt en gepaard gaat met zoeken en tasten, vallen en opstaan (‘trial and error’), en onverwachte wendingen allerhande impliceert, omdat het resultaat ervan per definitie tegelijk verrassend en onvoorspelbaar is”

Zijn er uitvindingen die niet kunnen beschermd worden?

1. Uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie strijdig zou zijn met de openbare orde of met de goede zeden

Artikel 6, 2., sub c) van richtlijn nr. 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen voorziet dat het gebruik van menselijke embryo’s voor industriële of commerciële doeleinden omwille van strijdigheid met de openbare orde als niet octrooieerbaar wordt beschouwd. Dit artikel moet aldus worden uitgelegd dat een onbevruchte menselijke eicel die door parthenogenese is gestimuleerd zich te verdelen en ontwikkelen, geen “menselijk embryo” in de zin van die bepaling is indien zij, gelet op de huidige kennis van de wetenschap, als zodanig niet het inherente vermogen bezit zich te ontwikkelen tot een mens.

2. (Producten bekomen uit) wezenlijk biologische werkwijzen

Het Europees Octrooibureau besloot om met ingang van 1 juli 2017 artikel 27, (b) van zijn uitvoeringsregels aan te passen door verwijzing naar een nieuw artikel 28, (2) dat de octrooieerbaarheid verbiedt van planten en dieren die uitsluitend verkregen zijn uit een wezenlijk biologische werkwijze.

Wanneer is een uitvinding nieuw?

Een uitvinding is nieuw wanneer zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek. De stand van de techniek omvat alles beschikbaar gemaakt aan het publiek middels een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere manier voor de aanvraag- of prioriteitsdatum van het octrooi.

Openbaar toegankelijk

De vraag of iets tot de stand van de techniek behoort en aldus voor de prioriteits- of aanvraagdatum openbaar toegankelijk was, is een feitenkwestie die met alle middelen van recht kan worden bewezen.

– Het hof van beroep te Gent diende in die zin te oordelen over een uitvinding betreffende een dakbedekkingssysteem, dat bestaat uit een ondoordringbaar membraan van synthetisch materiaal en bijzonder aangepaste latvormige opstaande profielen, eveneens van synthetisch materiaal. Het hof oordeelde op 5 mei 2014 dat de uitvinding nieuwheid ontbeerde omdat het betrokken systeem voor deze datum op een dak was toegepast (a) waarvan niet vaststond dat het tijdens de constructie aan het oog van de arbeiders op de werf, van de werknemers in het bedrijf en van de voorbijgangers werd onttrokken en dat de dakleggers en bouwvakkers gebonden waren door een verplichting tot geheimhouding, respectievelijk (b) dat dit vanuit een ander gebouw rechtstreeks waarneembaar was, waardoor “een vakman, eventueel met behulp van een verrekijker, de vormen en materialen [kon] waarnemen”.

– De Nederlandstalige rechtbank van koophandel te Brussel oordeelde op 11 december 2015 dat het loutere feit dat een geneesmiddel met dezelfde naam (“Livial”) als datgene dat ten tijde van de uitspraak gecommercialiseerd werd en de geoctrooieerde uitvinding omvatte, reeds op de markt was voor de prioriteitsdatum van het octrooi, onvoldoende was om voorgaand publiek gebruik aan te tonen. Daartoe diende in casu te worden aangetoond dat het oudere product dezelfde graad van kristallijne zuiverheid (hoger dan 90%) bezat als die waarop aanspraak gemaakt werd in het octrooi.

Compacte anterioriteit

Het is een vaststaand beginsel in de Belgische rechtspraak dat een anterioriteit “compact” moet zijn om als nieuwheidsschadelijk beschouwd te worden, d.w.z. dat alle relevante kenmerken van de uitvinding moeten worden aangetroffen in de ingeroepen anterioriteit die bovendien moeten leiden tot hetzelfde technische resultaat.

In navolging van dit beginsel werd geoordeeld door de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel op 31 juli 2017 dat een Belgisch octrooi voor een apparaat dat de starttijd van de geboorte van kalveren meet, met voor zich sprekende tekening, nieuwheid ontbeerde ten aanzien van een eerder octrooi voor een uitvinding met dezelfde kenmerken.

Wanner wordt een uitvinding als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt?

Dat is het geval indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek.

De Belgische rechtbanken maken ten aanzien van uitvinderswerkzaamheid doorgaans toepassing van de zogenaamde “probleem-oplossing-benadering” of “problem-solution-approach” van het Europees Octrooibureau.

In dat opzicht bevestigde het Hof van Cassatie op 22 maart 2018 dat de probleem-oplossingbenadering impliceert, volgens het Brusselse hof van beroep, dat de volgende stappen worden gezet:

  1. het bepalen van de meest nabije stand van de techniek niet de enige mogelijke toets is om de uitvinderswerkzaamheid te beoordelen
  2. het bepalen van het verschil tussen de opgeëiste uitvinding en de meest nabije stand van de techniek
  3. het bepalen van het technisch effect dat wordt teweeggebracht door het verschil
  4. het bepalen van het objectief technisch probleem dat wordt opgelost door dat verschil
  5. nagaan of de beweerde oplossing, uitgaande van de meest nabije stand van de techniek en van het op te lossen objectief technisch probleem, al of niet voor de hand liggend zou zijn geweest voor de vakman.

Interessant zijn ook de uitspraken van de Brusselse hoven (1 april 2014, 20 februari 2018) dat om uitvinderswerkzaamheid te vertonen, een uitvinding verder dient te gaan dan de loutere logische ontwikkeling van de stand van de techniek. Als blijkt dat de vakman op de aanvraag- of prioriteitsdatum van het octrooi op voor de hand liggende wijze tot de uitvinding zou gekomen zijn op basis van zijn kennis van de stand van de techniek, voldoet de uitvinding niet aan de vereiste van uitvinderswerkzaamheid.

Aldus werd een octrooi dat een werkwijze beschermde voor het bereiden van een met gist gerezen donut zonder te frituren (in plaats van de donut te frituren, leerde het octrooi het product te besproeien met bakvet na het bakken), nietig verklaard door het hof van beroep te Brussel op 15 september 2015 wegens gebrek aan uitvinderswerkzaamheid aangezien het voor de vakman vanzelfsprekend zou zijn het bakvet aan te brengen nadat de donut gerezen was door gist, in plaats van daarvoor.

Meer weten?

Volg op 12 maart 2019 de studienamiddag (met debat) ‘Evoluties in de recente Belgische octrooi-rechtspraak 2014-2018’ 

 

» Bekijk alle artikels: IT & IP