Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Opmerkelijk arrest over gunstregime auteursrechten lijkt toepassingsgebied drastisch in te perken (De Broeck Van Laere & Partners)

Auteur: De Broeck Van Laere & Partners

Een architect die zijn auteursrechten tegen vergoeding overdraagt aan zijn managementvennootschap, mag het fiscale gunststelsel voor auteursrechten niet toepassen op die vergoeding. Dat vindt alvast het Hof van Beroep te Luik. Al even opmerkelijk is dat het Hof daarvoor de notie fiscaal misbruik inroept. De architect zou de bedoeling van de wet gefrustreerd hebben door een regime te claimen dat alleen bedoeld zou zijn voor kunstenaars met een onzeker inkomen. Als die redenering doorgetrokken wordt, zou dat verreikende gevolgen hebben voor de toepasbaarheid van het gunstregime bij het merendeel van de belastingplichtigen die er op dit moment gebruik van maakt. Kan de uitspraak van het Hof echt die draagwijdte hebben? Of speelt hier vooral de feitelijke context, en meer bepaald het feit dat de architect in kwestie er toch wel de kantjes af liep? En zitten er misschien zelfs positieve kanten aan het arrest?

Het fiscale regime voor vergoedingen voor de cessie of concessie van overdrachten houdt in dat de vergoedingen belast worden als roerende inkomsten aan een gunsttarief van 15%, met ook nog eens een gunstig kostenforfait. Als de fiscus die vergoedingen zou willen belasten als een beroepsinkomen, dus in principe aan 50%, is dat natuurlijk een lelijke streep door de rekening. Het overkwam een architect die de auteursrechten op al zijn creatieve werken ter exploitatie overgedragen had aan zijn managementvennootschap, en daarvoor een vrij riante vergoeding ontving.

Fiscale marges tot op de laatste cent benut

Opvallend in dit geval was dat de architect maximaal gebruik had gemaakt van de fiscale plafonds. Het bedrag van de vergoeding voor auteursrechten die hij zich liet uitbetalen door zijn vennootschap, kwam namelijk exact overeen met het grensbedrag in artikel 37, 2e lid van het WIB 1992. In de huidige stand van zaken (geïndexeerd voor inkomstenjaar 2023) spreken we dan van 70.220 euro per jaar. Onder die drempel wordt het inkomen onweerlegbaar beschouwd als een roerend inkomen (vergoeding voor de overdracht van auteursrechten), zelfs in een professionele context. Boven dat bedrag zal de fiscus ervan uitgaan dat we te maken hebben met een beroepsinkomen, en is het aan de belastingplichtige om eventueel het (moeilijke) bewijs te leveren dat het nog steeds gaat om roerende inkomsten.

De architect had de mogelijkheden van de fiscale wetgeving dus tot het uiterste benut. Dat viel des te meer op omdat hij gemiddeld amper 15.000 euro uitbetaald kreeg bij wijze van bedrijfsleidersbezoldiging. Die wanverhouding was een beetje te flagrant in de ogen van de fiscus. Daarom besloot die om toepassing van het gunstregime voor auteursrechten te weigeren en de hele vergoeding te belasten als een beroepsinkomen.

Rulingpraktijk legt (bijkomende) grenzen op

De cijfers van de architect stroken in elk geval niet met de gekende rulingpraktijk. De rulingcommissie (Dienst voor Voorafgaande Beslissingen) gaat ervan uit dat het creëren van een auteursrechtelijk werk niet puur een kwestie is van creativiteit en inspiratie maar ook een “prestatie” vergt, een fysieke inspanning dus. Ook voor dat laatste moet een vergoeding betaald worden, is de redenering. En die vergoeding wordt niet belast als een roerend inkomen maar (in een professionele context) als een beroepsinkomen. Die “prestatievergoeding” moet bovendien substantieel zijn – in absolute maar vooral in relatieve termen, meer bepaald in vergelijking met de eigenlijke vergoeding voor auteursrechten. Veelal stelt de rulingcommissie voorop (m.b.t. de oude regeling, waarover het ook in het arrest ging) dat van de totale vergoeding (prestatie en auteursrechten samen) 50% tot 75% een prestatievergoeding moet zijn, belastbaar als beroepsinkomen. In het hervormde fiscale auteursrechtenregime, dat op 1 januari 2023 in werking is getreden, is die opdeling trouwens geformaliseerd door een minimum van 70% in de wet op te nemen. In de geschetste situatie kwam het er eigenlijk op neer dat de architect een percentage van ongeveer 20% toepaste, ver onder wat in de rulingpraktijk als aanvaardbaar beschouwd wordt dus. En dan spreken we nog niet eens over het feit dat het werk van de architect voor zijn vennootschap ook nog uit andere dingen bestaat dan louter creatief werk. Voor dat andere werk moet hij ook verondersteld worden een (100% beroeps)inkomen te ontvangen.

Specifiek in de relatie tussen een “auteur” en zijn/haar managementvennootschap stelt de rulingscommissie bovendien nog strengere eisen. Zo vindt de commissie dat ten hoogste 50% van de (“creatieve”) omzet van de vennootschap uitgekeerd mag worden aan de bedrijfsleider bij wijze van auteursrechtenvergoeding. En als die laatste minder dan 45.000 euro ontvangt aan bedrijfsleidersbezoldigingen, valt dat percentage zelfs terug op 5%.

Dat de architect in kwestie er zo manifest de kantjes af liep en bovendien volledig voorbijging aan de gevestigde rulingpraktijk, was begrijpelijkerwijs een door in het oog van de fiscus. En uiteindelijk ook van het Hof van Beroep te Luik.

Architect komt wel degelijk in aanmerking

Op één wel heel fundamenteel punt kreeg de belastingplichtige nochtans gelijk van het Hof. De fiscus had aangevoerd dat een architect principieel niet in aanmerking komt voor het fiscale gunstregime voor auteursrechten omdat de “werken” van een architect niet auteursrechtelijk beschermd zouden zijn. Maar daar is het Hof het helemaal niet mee eens. Ook een architect die plannen tekent, brengt originele intellectuele creaties tot stand, waarin hij zijn persoonlijkheid tot uiting brengt. Nergens in de literatuur (of in de rulingpraktijk) wordt daar trouwens aan getwijfeld. De architect kan de auteursrechten op die werken dus overdragen (cessie of concessie), bijvoorbeeld aan zijn vennootschap, zodat die laatste de werken kan reproduceren. Dat het de vennootschap is die de “werken” exploiteert, en dat er dus effectief sprake is van cessie of concessie, daar kan ook al geen twijfel over bestaan, want de architect oefent zijn vak niet uit in persoonlijke naam maar alleen via zijn vennootschap, aldus het Hof.

Het Hof ziet voorts ook geen probleem in het feit dat de overeenkomst tussen de architect en zijn managementvennootschap over de overdracht van de auteursrechten, alleen in algemene termen spreekt over de betrokken “werken”. Er is sprake van plannen, studies, artikels voor de website enz., maar er worden geen concrete werken genoemd. Dat laatste is geen bezwaar volgens het Hof. De bedoeling van de partijen blijkt duidelijk genoeg zelfs uit die algemene omschrijvingen.

Misbruik, gelet op doel van wetgever

Maar vervolgens loopt het toch nog mis voor de belastingplichtige. Want volgens het Hof heeft hij zich bezondigd aan fiscaal misbruik in de zin van artikel 344, §1 van het WIB 1992.

Van fiscaal misbruik is er sprake als een belastingplichtige, met als enige bedoeling een fiscaal voordeel te behalen, een fiscaal gunstregime toepast in een situatie waarin dat indruist tegen de doelstellingen van de betreffende regeling.

Voor die doelstellingen verwijst het Hof naar de parlementaire voorbereiding van de wet die het fiscale gunstregime ingevoerd heeft (in 2008). Daarin staat o.m. te lezen dat het de bedoeling was om een oplossing te vinden voor de precaire fiscale situatie van kunstenaars en artiesten. Zij hebben veelal wisselvallige en onzekere inkomsten omdat ze tijdens de periode waarin ze met de creatie van het werk bezig zijn, (nog) geen inkomen ontvangen. Een kunstenaar die, na enkele jaren zonder inkomsten, ineens de volledige uitbetaling ontvangt in het jaar waarin het “werk” klaar is, voelt de volle impact van de progressiviteit van de belastingtarieven en zal daardoor zwaarder belast worden dan iemand die hetzelfde inkomen kan spreiden over een aantal jaren en daardoor in een lagere tariefschaal valt. Het gunsttarief van 15% moet die impact milderen. Temeer daar de kunstenaars niet eens zeker zijn überhaupt een inkomen te zullen ontvangen na die creatieve periode, omdat alles afhangt van het succes van hun “werk” bij het publiek.

Alleen voor “echte” kunstenaars en artiesten?

De situatie van de architect in kwestie is daarmee helemaal niet vergelijkbaar, oordeelt het Hof. Hij ontvangt integendeel een regelmatig én substantieel inkomen van de vennootschap. Het gunstregime is dus niet voor hem bedoeld, besluit het Hof.

Op het eerste gezicht komt iedereen met een vast inkomen die het gunstregime claimt, nu in de vuurlinie te liggen. Maar zo’n vaart loopt het wellicht niet. Het is nog maar de vraag of het arrest zomaar veralgemeend kan worden. We mogen de uitspraak immers niet los zien van de specifieke feitelijke context van de zaak, en met name het feit dat de architect toch wel wat overdreven lijkt te hebben met de bedragen. Met een redelijkere verhouding tussen beroepsinkomsten en auteursrechtenvergoedingen zou er waarschijnlijk geen vuiltje aan de lucht geweest zijn. Er zijn al veel rulings afgeleverd waarin misbruik van het auteursrechtenregime expliciet uitgesloten wordt (in een “redelijke” situatie). Het is moeilijk in te zien waarom één arrest heel die gevestigde rulingpraktijk op losse schroeven zou zetten.

Hof leest voorbereidende werken selectief

En dat staat dan nog los van de overweging dat het Hof vrij selectief is in zijn lezing van de voorbereidende werken. In het laatste stadium van de parlementaire bespreking is immers vastgesteld dat, door het gunstregime in algemene termen te formuleren, het toepassingsgebied uiteindelijk veel ruimer uitviel dan de oorspronkelijke doelgroep van kunstenaars en artiesten alleen. Er zijn trouwens ook artiesten met een regelmatig inkomen. Ook de nadruk op de terugkeer naar de “oorspronkelijke” doelstellingen ter gelegenheid van de invoering van het vernieuwde auteursrechtenregime, krijgt om die reden dus geen bijzondere extra betekenis in het licht van het arrest. Dat neemt niet weg dat de architect in kwestie (ook) problemen zou krijgen onder het nieuwe regime. Maar dat zou dan vooral te maken hebben met de nieuwe officiële 70/30-opdeling (zie hoger). In dat opzicht blijft de conclusie dezelfde onder het nieuwe en het oude regime: men moet redelijk blijven.

Bron: arrest van het Hof van Beroep te Luik van 8 maart 2023 (rolnr. 2022/RG/129)

Bron: De Broeck Van Laere & Partners

» Bekijk alle artikels: IT & IP, Successie & Vermogen