Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024

Stelsel van de kwijtschelding van de restschulden van de gefailleerde natuurlijke persoon: wijzigingen door de wet van 7 juni 2023 (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Webinar ‘Insolventierecht: de wet van 7 juni 2023 houdende omzetting van de Herstructureringsrichtlijn en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit

  • Sprekers: mr. Jürgen Egger en mr. Glenn Hansen (Deloitte Legal)
  • 19 september 2023 live (12.30-14.30 uur), nadien on demand aangeboden

***

De wet van 7 juni 2023 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 en houdende diverse bepalingen inzake insolvabiliteit werd op 7 juli 2023 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en de wet treedt in werking.

Door een aantal arresten van het Grondwettelijk Hof bestond er enige rechtsonzekerheid over het stelsel van de kwijtschelding van de restschulden van de gefailleerde natuurlijke persoon.

Het goedgekeurde wetsontwerp voorziet nu dat de gefailleerde natuurlijke persoon automatisch wordt bevrijd van zijn restschulden zonder dat hij daartoe een formeel verzoek moet indienen. In geval van misbruik of bedrog kunnen het openbaar ministerie, de curator of andere belanghebbenden zich daar wel tegen verzetten. In dit geval zal de kwijtschelding van de restschulden door de rechter getoetst worden.  Om die reden en ook meer algemeen om misbruiken te bestrijden, is het verbodsstelsel bijgewerkt.

Artikel 233. Wijziging artikel XX.173

Artikel XX.173, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, gewijzigd bij de wet van 15 april 2018 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 151/2021 van het Grondwettelijk Hof, wordt vervangen als volgt:
“Art. XX.173.

§ 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of een derde. De kwijtschelding heeft geen gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft.

§ 2. Onverminderd paragraaf 1, bevrijden de sluiting van het faillissement bedoeld in artikel XX.135 en de sluiting bedoeld in artikel XX.171 de schuldenaar van zijn restschulden.

§ 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd bij met redenen omklede beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement, of wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand op de vragen van de rechter-commissaris of van de curator onjuiste inlichtingen heeft verstrekt.

Het recht te vorderen dat de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, vervalt na drie jaar te rekenen vanaf het ogenblik dat het recht opname te vorderen bedoeld in XX.165, derde lid, verstreken is. Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het vonnis van sluiting van het faillissement, en voor zover deze termijn van drie jaar niet verstreken is.

De door de rechtbank gedeeltelijk geweigerde kwijtschelding wordt evenredig verdeeld over alle schuldeisers zonder inachtneming van de wettige reden van voorrang.

Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens orde of instituut in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel of volledig wordt geweigerd. Het vonnis dat de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk weigert wordt door de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.”

(Toelichting in het wetsvoorstel)

Dit artikel wijzigt artikel XX.173 van het WER.

Om tegemoet te komen aan de arresten van het Grondwettelijk Hof wordt het stelsel van de kwijtschelding vereenvoudigd door de vereiste van een formeel verzoek tot kwijtschelding op te heffen. De gefailleerde hoeft bijgevolg de kwijtschelding niet meer te vragen, zij wordt rechtens toegekend en is het automatische gevolg van het vonnis van sluiting. Misbruiken vanwege de gefailleerde moeten wel vermeden worden en daarom wordt ook de mogelijkheid bewaard dat de curator of andere belanghebbenden zich tegen de kwijtschelding kunnen verzetten. Zij dragen de bewijslast van de redenen die wettigen dat geen of geen volledige kwijtschelding kan worden verleend. Dit artikel omschrijft ook, met gebruik van de begrippen van de Richtlijn in artikel 23, welke gegevens toelaten om de kwijtschelding volledig of gedeeltelijk te weigeren. Conform de Richtlijn bepaalt het ontwerp op welke termijn de schuldenaar volledige zekerheid kan krijgen wat betreft de kwijtschelding. In realiteit geniet hij weliswaar virtueel van de kwijtschelding vanaf de faillietverklaring, maar kan steeds vrezen dat de curator, het openbaar ministerie of een derde belanghebbende het initiatief zouden nemen van een vordering tot weigering van de kwijtschelding op grond van de enge grond van grove kennelijke fout. Het ontwerp verplicht dat een vordering tot weigering van de kwijtschelding wordt ingesteld binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf het ogenblik dat het passief gekend is (dit is de termijn van één jaar bedoeld in artikel XX.165). Hoewel de termijn op grond van de exceptie voorzien in artikel 23 van de Richtlijn zou verlengd kunnen worden, leek het beter verzoenbaar met de geest van de Belgische wet en van de Richtlijn om een termijn van drie jaar op te leggen. Het is overigens weinig waarschijnlijk dat er nog nieuwe grove feiten aan het licht komen als deze termijn voorbij is. Niets belet de rechter om zijn uitspraak aan te houden. Er kan bijvoorbeeld een strafonderzoek hangende zijn waardoor het niet aangeraden is onmiddellijk te beslissen. De termijn van drie jaar geldt voor iedereen, ongeacht of de vordering is ingesteld voor de sluiting, ter gelegenheid van de sluiting of bij wege van derdenverzet na de sluiting.

Indien een gedeeltelijke kwijtschelding wordt bevolen zal een evenredige vermindering van alle schulden gebeuren ook al werd de weigering slechts door één schuldeiser gevraagd. De beslissing tot gedeeltelijke weigering is immers in hoofdorde een sanctie genomen in het kader van een collectieve procedure en de individuele genoegdoening is hier een bijzaak. Dit strookt met het advies van de Raad van State in Parl.Doc.nr. 54-2454.

Artikel 234. Wijziging artikel XX.174

In artikel XX.174, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de woorden “krachtens de wet of de overeenkomst” ingevoegd tussen de woorden “de wettelijke samenwoning”en de woorden “was aangegaan”.

(Toelichting in het wetsvoorstel)

Dit artikel, dat artikel XX.174 van het WER wijzigt, beoogt te benadrukken dat het werkwoord “aangegaan” de kwijtschelding niet beperkt tot contractuele verplichtingen.

Lees hier de volledige fiche van het wetsontwerp

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement