Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024

Recente rechtspraak hof van beroep Gent aangaande de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord (DLPA Advocaten)

Auteurs: Klaas Vanneste en Lisa De Decker (DLPA Advocaten)

(Opgelet: vanaf 1 september 2023 treedt de nieuwe regelgeving inzake gerechtelijke reorganisatie in werking. Deze nieuwe wetgeving wordt in deze publicatie niet behandeld.)

De wetgever heeft de procedure van gerechtelijke reorganisatie in het leven geroepen om ondernemingen in moeilijkheden de mogelijkheid te bieden om, onder toezicht van de rechter, de continuïteit van het geheel of een gedeelte van hun activa of activiteiten te behouden.

Een procedure van gerechtelijke reorganisatie laat toe om aan de onderneming in moeilijkheden een periode van opschorting toe te kennen – met name een periode waarin de schuldeisers geen verdere uitvoeringsmogelijkheden kunnen uitoefenen – tijdens dewelke de onderneming streeft naar ofwel een minnelijk akkoord, ofwel een collectief akkoord ofwel een overdracht van een deel of het geheel van de activa of activiteiten onder gerechtelijk gezag.

Gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord

Één van de mogelijkheden voor de onderneming in moeilijkheden is dus het bekomen van een akkoord over een reorganisatieplan, het collectief akkoord. Deze reorganisatieprocedure vereist dat de onderneming tijdens de opschorting een plan opmaakt dat bestaat uit twee delen: een beschrijvend gedeelte en een bepalend gedeelte (art. XX.70, §1, WER).

De wet schrijft voor dat het beschrijvend gedeelte van het plan “de staat van de onderneming, de moeilijkheden die ze ondervindt en de middelen waarmede zij deze wil verhelpen” omschrijft en “hoe de schuldenaar de rendabiliteit van de onderneming zal herstellen” (art. XX.70, §2, WER). Het bepalend gedeelte dient dan weer de maatregelen te bevatten die de onderneming zal nemen om de schuldeisers in de opschorting te voldoen (art. XX.70, §3, WER).

Verder bepaalt art. XX.71 WER dat het plan nauwkeurig de rechten van alle personen die titularis zijn van schuldvorderingen in de opschorting dient te beschrijven en de wijziging van de rechten ten gevolge van de stemming en de homologatie van het reorganisatieplan.

De onderneming in moeilijkheden dient minstens 20 dagen voor de voorziene stemmingszitting het plan samen met de definitieve lijst van schuldeisers neer te leggen op Regsol (“het register”) en dit om de schuldeisers de mogelijkheid te geven om het plan te onderzoeken en hierover standpunt in te nemen op de zitting. Het reorganisatieplan wordt geacht goedgekeurd te zijn wanneer de meerderheid van de schuldeisers (vertegenwoordigd door hun schuldvorderingen) de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, instemmen met het plan (art. XX.78 WER).

Indien uit de stemming door de schuldeisers blijkt dat het reorganisatieplan de vereiste meerderheid heeft bereikt, dient de rechtbank nog te beslissen over de homologatie van het reorganisatieplan. De homologatie van het plan kan slechts geweigerd worden in geval van de niet-naleving van de pleegvormen die door de wet worden opgelegd of wegens een schending van de openbare orde (art. XX.79 WER).

In de praktijk wordt er nog vaak vanuit gegaan dat de homologatie van een reorganisatieplan dat de vereiste meerderheid heeft bereikt een loutere formaliteit is. Niets is minder waar, zoals blijkt uit de rechtspraak van het hof van beroep Gent die verder nader wordt toegelicht.

Hof van beroep Gent 6 april 2020

In oktober 2019 werd door de BV X een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord neergelegd amper 2 maanden nadat zij was opgericht door middel van een partiële splitsing van de vennootschap Y. Ingevolge deze partiële splitsing bleef het bedrijfsgebouw met onroerende leasing in de vennootschap Y en werden de operationele activiteiten ondergebracht in de BV X. Eind december 2019 werd het reorganisatieplan van X neergelegd waaruit onder meer bleek dat een schuldreductie van de gewone schuldeisers van 80% werd nagestreefd en dat aan enkele schuldeisers, met name de schuldeisers die een financiële lening hadden toegestaan, de mogelijkheid werd geboden om hun vordering om te zetten in aandelen.

Na neerlegging van het reorganisatieplan is één van financiële schuldeisers vrijwillig tussengekomen in de procedure om de weigering van de homologatie van het reorganisatieplan te vorderen omwille van een schending van de pleegvormen en een schending van de openbare orde. De ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Kortrijk, weigerde bij vonnis van 28 januari 2020 de homologatie van het plan zowel wegens een schending van de pleegvormen als een schending van de openbare orde, waarop de BV X hoger beroep heeft ingesteld. Het hof van beroep Gent bevestigde bij arrest van 6 april 2020 het vonnis van de eerste rechter en zette de puntjes op de i aangaande de invulling van art. XX.70 WER.

Omtrent het beschrijvend gedeelte van het plan oordeelde het hof van beroep Gent dat een te vage en algemene beschrijving van de voorgenomen maatregelen om de rentabiliteit te verbeteren niet kan worden aanvaard. Zo beschouwt het hof volgende omschrijvingen als te vaag en algemeen: “aantrekken van externe investeerders”, “verhuur van beschikbare bedrijfsruimtes”, “wijziging op logistiek vlak”, “het ERP systeem verder zal worden geïntegreerd”. Bovendien impliceert de wettelijke vereiste inzake de omschrijving van de voorgenomen maatregelen volgens het hof dat het reorganisatieplan cijfers moet bevatten m.b.t. de financiële situatie van de schuldenaar sinds het openen van de procedure en een prognose voor de periode waarin het plan moet worden uitgevoerd.

Aangaande het bepalend gedeelte van het reorganisatieplan oordeelde het hof dat de wet vereist dat een onderbouwd financieel plan dient te worden voorgelegd “met de te verwachten impact van de voorgestelde maatregelen en begroting van de te verwachten kosten en opbrengsten ervan” zodat de schuldeisers, gedelegeerd rechter, de rechtbank en het hof de haalbaarheid van het plan kunnen beoordelen.

Inzake de mogelijkheid voor enkele schuldeisers om hun schuldvorderingen in aandelen om te zetten zoals voorzien in art. XX.72, eerst lid, WER, oordeelde het hof dat het reorganisatieplan duidelijk en onvoorwaardelijk moet bepalen of bepaalde schuldvorderingen al dan niet worden omgezet in aandelen. Dat de BV X de mogelijkheid heeft gelaten aan enkele schuldeisers om na de neerlegging (en eventuele homologatie) van het plan de keuze te maken om hun vordering om te zetten, zorgt er volgens het hof voor dat het voor de schuldeisers niet mogelijk is om met voldoende kennis van zaken de haalbaarheid van het plan te beoordelen. De impact van de al dan niet omzetting van de schuldvorderingen is namelijk van groot belang voor de uitvoering van het plan en het feit dat het reorganisatieplan uitgaat van het scenario waarin deze schuldeisers niet kiezen voor de omzetting is volgens het hof niet relevant gezien de schuldeisers het plan moeten kunnen beoordelen op basis van een concreet en onvoorwaardelijk scenario.

De homologatie van het betrokken reorganisatieplan werd eveneens geweigerd wegens een schending van de openbare orde. Het hof oordeelde dat de chronologie en feitelijke omstandigheden onmiskenbaar wijzen op het opzetten van een zogenaamde ‘sterfhuisconstructie’ en de betrokken vennootschapsgroep zich schuldig heeft gemaakt aan wetsontduiking.

Hof van beroep Gent 10 juli 2023

Zeer recent diende het hof van beroep Gent zich opnieuw uit te spreken over het hoger beroep tegen de weigering tot homologatie van een reorganisatieplan dat de vereiste meerderheid had bereikt.

De ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Kortrijk, had bij vonnis van 14 februari 2023 de homologatie van een reorganisatieplan geweigerd wegens een schending van de pleegvormen. De eerste rechter oordeelde dat art. XX.70, §2, WER werd geschonden omdat er geen nauwkeurige beschrijving van de situatie van de schuldenaar was opgenomen voorafgaand en tijdens de opschorting zodat de schuldeisers de haalbaarheid van de herstelmaatregelen niet correct konden beoordelen. Zo liet de schuldenaar na om de schuldeisers te informeren over een hangende procedure inzake de ontbinding van de handelshuurovereenkomst, werd er geen informatie meegedeeld over de naleving van de lopende verbintenissen tijdens de opschorting en werd in het algemeen op bijzonder summiere wijze de staat van de onderneming omschreven. De eerste rechter was eveneens van oordeel dat er sprake was van een schending van art. XX.70, §2, WER doordat het plan geen beschrijving van de voorgenomen maatregelen op gedetailleerde en financieel onderbouwde wijze bevatte. Zo werd niet duidelijk gemaakt hoe en aan welke voorwaarden een aanzienlijke bijkomende financiële inbreng door externe investeerders zou tot stand komen en wat de impact daarvan zou zijn op de schuldenlast van de onderneming.

Verder weerhield de eerste rechter een schending van art. XX.71 WER omdat het plan geen nauwkeurig en concreet cijfermatig afbetalingsoverzicht per schuldeiser bevat in overeenstemming met de voorgestelde schuldreductie en afbetalingstermijnen.

Het hof van beroep Gent bevestigde bij arrest van 10 juli 2023 het vonnis van de eerste rechter en oordeelde dat waar de wet bepaalt dat het beschrijvend gedeelte een beschrijving van de staat van de onderneming en de moeilijkheden die zij ondervindt moet bevatten, dit inhoudt dat de betrokken onderneming melding moest maken van de lopende procedure in ontbinding van de handelshuurovereenkomst én de oplopende schulden buiten de opschorting. Volgens het hof heeft de betrokken onderneming doelbewust nagelaten om haar schuldeisers op een correcte wijze te informeren over de essentiële problemen die haar continuïteit op korte termijn bedreigen.

In dit kader bevestigde het hof van beroep Gent bovendien dat de opening van de reorganisatieprocedure niet belet dat de verhuurders de ontbinding van de handelshuurovereenkomst verder kunnen nastreven nu zij een aanmaning op grond van art. XX.56, §1, WER hadden verstuurd en de historische schulden na deze aanmaning niet werden betaald alsook op basis van de nieuwe huurschulden vervallen na de opening van de procedure.

Gezien het vrij en ongestoord kunnen beschikken over het bedrijfspand een evidente en noodzakelijke voorwaarde is om de continuïteit en de rendabiliteit van de bedrijfsactiviteit te kunnen herstellen en behouden, is de procedure in huurontbinding cruciale informatie voor de schuldeisers om de continuïteit én de haalbaarheid van de reorganisatie te beoordelen, informatie die volgens het hof bewust werd verzwegen in het plan.

Verder oordeelde het hof dat de mededeling van de omvang van de nieuwe schulden die niet onderworpen zijn aan de bepalingen van het reorganisatieplan cruciale informatie is die dient te worden opgenomen in het reorganisatieplan alsook dat voldoende transparantie moet worden gegeven omtrent de voorgehouden middelen die volgens het reorganisatieplan in de onderneming zouden worden ingebracht.

Besluitend stelt het hof dat door het ontbreken van cruciale informatie de schuldeisers hun toestemming niet op geïnformeerde wijze konden geven, reden waarom het vonnis van de eerste rechter werd bevestigd.

Aangaande het bepalend gedeelte van het reorganisatieplan oordeelt het hof – anders dan in haar arrest van 6 april 2020 – dat van een schuldenaar kan verwacht worden dat hij een afbetalingsoverzicht maakt doch dat als de schuldeisers op basis van de concrete gegevens in het plan kunnen berekenen welke bedragen zij in welke periode moeten ontvangen, dit geen daadwerkelijke schending van een pleegvorm inhoudt die een weigering van de homologatie rechtvaardigt.

Besluit

Bovenvermelde arresten van het hof van beroep Gent tonen duidelijk aan dat een reorganisatieplan niet alleen gedetailleerd en volledig moet zijn, doch ook concreet en cijfermatig moet worden onderbouwd. De onderneming in moeilijkheden moet een volledig beeld schetsen van zijn situatie. Doet hij dit niet, dan riskeert hij de weigering van de homologatie van haar reorganisatieplan.

Bron: DLPA Advocaten

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement