Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Over de hoofdelijke gehoudenheid tot volstorting van overdragers en overnemers van niet volgestorte aandelen (Reyns Advocaten)

Auteur: Nils Verschaeren (Reyns Advocaten)

Bij de oprichting van een BVBA bestond de mogelijkheid om het maatschappelijk kapitaal van de nieuw opgerichte vennootschap nog niet meteen volledig te volstorten.

Wanneer de niet volgestorte aandelen dan werden overgedragen, rees op het moment dat een verzoek/eis tot volstorting zich aandiende – vaak wanneer de vennootschap failliet werd verklaard – de vraag wie nog moest instaan voor die volstorting: overdrager of overnemer?

Het inmiddels opgeheven Wetboek van Vennootschappen bevatte enkel een expliciet antwoord op deze vraag voor de NV, met name dat “de overdracht van niet volgestorte aandelen (…) de inschrijvers niet [kan] ontslaan van de verplichting om ten belope van het niet volgestorte bedrag bij te dragen in de schulden van voor de openbaarmaking van de overdracht”.

Het stilzwijgen van de wetgever voor wat betreft de BVBA heeft de rechtspraak en de rechtsleer decennialang beziggehouden. Grosso modo tekenden drie verschillende strekkingen zich af:

  1. Analoge toepassing van de wettelijke regeling voor de NV op de BVBA;

  2. De overdracht (al dan niet enkel bewezen door een inschrijving in het aandelenregister) bevrijdde de overdrager;

  3. Schuldvernieuwing: naast een inschrijving van de overdracht in het aandelenregister was ook het akkoord van de vennootschap nodig om de overdrager te bevrijden.

De wetgever is in de aanloop naar het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen niet blind gebleven voor deze discussie en de daarmee gepaard gaande rechtsonzekerheid en voerde een nieuwe bepaling (art. 5:66 WVV) in als volgt:

“In geval van overdracht van een niet volgestort aandeel, zijn de overdrager en de overnemer, niettegenstaande andersluidende bepaling, tegenover de vennootschap en tegenover derden hoofdelijk gehouden tot volstorting. In geval van opeenvolgende overdrachten zijn alle opeenvolgende overnemers hoofdelijk gehouden.”

De discussie leek daarmee voorgoed beëindigd, ware het niet dat het ene debat intussen ingewisseld werd voor een nieuw debat.

Zo rees de vraag in rechtspraak en rechtsleer of deze nieuwe bepaling wel of niet kan toegepast worden op besloten vennootschappen (en overdrachten/overnames van niet volgestorte aandelen van die vennootschappen) daterend van vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe bepaling, i.e. 1 januari 2020.

In een interessant arrest van 16 januari 2023 van het Hof van Beroep te Gent, oordeelt het Gentse Hof van Beroep en dat met verwijzing naar Cass. 5 juni 2014 dat “een nieuwe wet in de regel niet enkel van toepassing is op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of die voortduren onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten”.

Zo oordeelt het Hof van Beroep dat het nieuwe art. 5:66 WVV – als bepaling van dwingend recht – van toepassing is op alle reeds bestaande vennootschappen vanaf 1 januari 2020, i.e. de datum van inwerkingtreding van het nieuwe WVV (en van art. 5:66 WVV).

In casu vonden er herhaaldelijk overdrachten en overnames van niet-volgestorte aandelen plaats (al van in 2016), dus lang voor er sprake was van de per 1 januari 2020 ingevoerde hoofdelijke gehoudenheid tot volstorting.

Eind 2020 gaat de BV(BA) failliet en de faillissementscurator spreekt op basis van voormelde nieuwe wetsbepaling de overdragers en overnemers aan in volstorting. De eerste rechter geeft de curator gelijk en dit wordt nu bevestigd door het Hof van Beroep:

“De curator moet zich aldus beroepen op de wetgeving die op het ogenblik van het faillissement van toepassing is om te bepalen wie gehouden is tot volstorting van het kapitaal, meer bepaald het WVV. Daarenboven gebeurde de invordering van het nog te volstorten kapitaal door de curatele na de inwerkingtreding van het WVV, nl. voor het eerst op 14/12/2020, zodat zowel de overdrager als de overnemer hoofdelijk gehouden zijn tot volstorting op basis van art. 5:66 WVV, zoals terecht geoordeeld door de eerste rechter.”

En:

“Als derde grief werpt appellant op dat hij bevrijd is van zijn #volstortingsplicht, stellende dat in een BVBA de overdragers niet meer gehouden zijn tot volstorting zodra de overdracht aan de vennootschap kan worden tegengeworpen door o.m. de inschrijving ervan in het #aandelenregister. Dit argument faalt gezien appellant conform art. 5:66 WVV gehouden is tot volstorting van de niet volgestorte aandelen ondanks inschrijving ervan in het aandelenregister.”

Bron: Reyns Advocaten