Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024

Wetsvoorstel Koen Geens i.v.m. wijzigingen inzake insolventie van ondernemingen (o.a. de ‘lege dozen’). Advies Raad van State (LegalNews)

Auteur: LegalNews

Publicatiedatum: 31/01/2021

Op 21 oktober 2020 heeft dhr. Koen Geens een wetsvoorstel ingediend, waarbij onder meer voorgesteld wordt dat de rechter binnenkort (voornamelijk in het geval van een lege “doos”) voorkeur kan geven aan de procedure van gerechtelijke ontbinding in plaats van het faillissement uit te spreken. Ondertussen werd op de website van de Kamer op 27 januari 2021 het advies van de Raad van State bekendgemaakt.

Motivatie van het wetsvoorstel wat het luik ‘lege dozen’ betreft

Tal van faillissementen betreffen rechtspersonen in onbeheer, die niet meer over activa beschikken, geen personeel (meer) tewerkstellen, om wie niemand zich nog bekommert en die best kunnen verdwijnen om te voorkomen dat zij voor ongewenste doeleinden zouden worden gebruikt.
Het is dus raadzaam – voornamelijk in het geval van een lege “doos” – de gerechtelijke ontbinding te bevoorrechten in plaats van het faillissement uit te spreken. Dit voorstel strekt er dus toe de keuze voor de meest geschikte discontinuïteitsprocedure over te laten aan de rechter; hij kan dan onderscheid maken tussen enerzijds de rechtspersoon waarvan de discontinuïteit een einde stelt aan een daadwerkelijke activiteit en waarvoor het voor de sociaal-economische orde van belang is dat de vereffening ervan plaatsvindt volgens de complexe regels van een faillissementsprocedure, en anderzijds de rechtspersoon die al jarenlang geen activiteiten, activa, werknemers meer heeft of zelfs nooit gehad heeft, en die tegen een minimum aan kosten moet verdwijnen. Het is dus niet de bedoeling te verhinderen dat de rechtbanken de definitieve stakingen van betaling vaststellen, maar louter de rechtbanken de mogelijkheid te bieden om te opteren voor vereffeningsmodaliteit die het meest geschikt is op sociaal en economisch vlak.

Advies van de Raad van State

Algemene opmerking

De afdeling Wetgeving vestigt de aandacht van de wetgever op het feit dat een nieuwe Europese regelgeving inzake het insolventierecht uitgevaardigd is: het gaat om richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 “betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van richtlijn (EU) 2017/1132 (richtlijn betreffende herstructurering en insolventie)”. Luidens artikel 34 van die richtlijn verstrijkt de omzettingstermijn op 17 juli 2021.

Ter wille van de samenhang dient de wetgever bijgevolg na te gaan of het niet opportuun zou zijn de voorgestelde wijzigingen in te passen in het ruimere kader van een volledige omzetting van de voornoemde richtlijn. Het verdient aanbeveling om in de parlementaire stukken die de parlementaire voorbereiding met betrekking tot het voorstel omvatten, uitleg te verstrekken aangaande dat punt.

Wat specifiek de ‘lege dozen’ betreft

De Raad van State wijst er op dat wat de wet van 17 mei 2017 “tot wijziging van diverse wetten met het oog op de aanvulling van de gerechtelijke ontbindingsprocedure van vennootschappen” betreft vanuit de rechtsleer weliswaar enige punten van kritiek geformuleerd werden die een “reparatiewet” noodzakelijk maakten, maar niet op het vlak van de wettelijke middelen die in het kader van de strijd tegen het fenomeen van de “lege dozen” ter beschikking zijn gesteld.
Dus meent de Raad van State dat de wetgever er in het vervolg van de parlementaire voorbereiding moet op toezien dat het doel dat met de voorgestelde maatregelen wordt nagestreefd, verduidelijkt wordt.

Vervolgens worden de artikelen van het wetsvoorstel gedetailleerd besproken.

Het wetsvoorstel vindt u hier

Het advies van de Raad van State vindt u hier