De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024

Hypotheekvestiging door omzetting van een notariële volmacht ná faillissement toch tegenstelbaar aan de boedel (GSJ Advocaten)

Auteur: GSJ Advocaten

Met een recent arrest van 11 juni 2024 zorgt het hof te Brussel voor een ommekeer in het faillissementsrecht. Het hof oordeelde dat ook een hypotheek, gevestigd op initiatief van de kredietverstrekker op grond van een notariële volmacht na datum van het faillissement, tegenstelbaar is aan de boedel. Het hof gaat daarmee in tegen eerder gevestigde rechtspraak en rechtsleer, die een zeer ruime interpretatie gaf aan de artikelen XX.110 en volgende van het Wetboek Economisch Recht (WER).

Artikel XX.110, §2 WER stel dat betalingen, verrichtingen en handelingen van de gefailleerde, gedaan vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring, niet aan de boedel kunnen worden tegengeworpen.

Artikel XX.111, 3° WER regelt in dezelfde zin de situatie waarin de gefailleerde nog handelingen verricht tijdens de verdachte periode, hetzij de periode tussen de datum van staking van betaling en die van het faillissement en verklaart niet tegenstelbaar, de in die periode gevestigde bedongen hypotheken.

Nogal wat rechtspraak en rechtsleer trok die lijn door naar hypotheken die gevestigd worden krachtens een vooraf gegeven volmacht tot hypothekeren, veelal onder de redenering dat de handelingen van de gevolmachtigde geacht moeten worden handelingen van de gefailleerde te zijn.

Het hof volgt die redenering niet en houdt vast aan de letterlijke tekst van de wet, die enkel handelingen “van de gefailleerde” of “door de schuldenaar verricht” viseert:

De omzetting kan niet worden beschouwd als een verrichting uitgevoerd door de gefailleerde in de zin van artikel XX.110 en artikel XX.111,3°WER. Niet de debiteurs, niet de gefailleerde, besliste(n) tot hypotheekvestiging over te gaan. Deze beslissing en het tijdstip waarop hiertoe werd overgegaan zijn zaak van de kredietverstrekker die hieromtrent volledig autonoom heeft beschikt.”

Hiermee sluit het hof geheel aan bij de mening van wijlen professor en raadsheer in het Hof van Cassatie Eric Dirix, die het standpunt verdedigde dat een beperkte hypotheek en aansluitende hypothecaire volmacht één zekerheidsmechanisme vormen en de omzetting van de volmacht ná faillissement buitenom de medewerking van de gefailleerde verloopt. Hij vreesde dat de veelal gevolgde strekking de zwanenzang van de rechtsfiguur van de hypothecaire volmacht inluidde.

Ook volgens het hof te Brussel dient die figuur nochtans de belangen van de kredietnemers, die zo behoed worden voor al zwaardere kosten. Men zou daarbij kunnen redeneren, dat finaal ook de massa van schuldeisers daarvan gediend is geweest.

Het arrest geeft de techniek van de hypothecaire volmacht alleszins terug meer bestaansrecht.

Bron: GSJ Advocaten

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement