Cryptomunten anno 2025:
een stand van zaken

Mr. Jonas Helaut en mr. Mégdi Zagheden

(Everest Advocaten)

Webinar op donderdag 12 juni 2025


Antiwitwasverplichtingen en ondernemen: een overzicht van technieken en risicovolle sectoren, de juridische gevolgen van witwasmeldingen en de relatie met de bank

Dhr. Hans Van Hemelrijck (CFI) en

mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 20 mei 2025


Vennootschapsrecht:
recente wetgeving en rechtspraak
anno 2025

Mr. Joris De Vos en mr. Laurens Engelen (Dentons)

Webinar op vrijdag 17 oktober 2025


Conflicten in rechtspersonen

Mr. Vanessa Ramon (Cygnus Advocaten)

Webinar op donderdag 9 oktober 2025


Faillissementsrecht anno 2025:
recente wetgeving én rechtspraak

Mr. Ilse Van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op donderdag 27 november 2025


Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers

Faillissement: waarborg van de bank versus voorrecht van de onderaannemer. Cassatie spreekt zich uit (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

De feiten

Begin 2000 wordt aan bouwfirma X een bouwopdracht toegekend, maar deze bekomt op 11 juli 2003 een gerechtelijk akkoord.

Op 14 augustus 2003 factureert de onderaannemer Y 21.422,32 EUR voor het plaatsen van een afsluiting rond de gebouwen. Op 21 juni 2004 dagvaardt onderaannemer Y vervolgens bouwfirma X en de commissaris inzake opschorting tot betaling van het saldo van de factuur, zijnde 18.885,67 EUR.

Op 1 juli 2004 wordt bouwfirma X failliet verklaart en een curator aangeduid.

De bank van de bouwfirma X dient een schuldvordering in voor een vaststaand bedrag van 1.263.934,18 EUR en een waarschijnlijk bedrag van 121.706,54 EUR op basis van verschillende hypothecaire waarborgen en pand op het handelsfonds.

Onderaannemer Y dient een schuldvordering van 18.885,67 EUR, en dit op basis van zijn voorrecht volgens artikel 20, 12° van de Hypotheekwet.

Op 28 mei 2020 kent de curator in navolging van art. 79 van de Faillissementswet 18.885,67 EUR toe aan onderaannemer Y en 28.482,60 EUR aan de bank.

Op 23 augustus 2021 oordeelde de Ondernemingsrechtbank van Luik dat de schuldvordering van onderaannemer X voorrang had op deze van de bank.

Na beroep was het hof van beroep te Luik op 13 september 2022 ook van mening dat de schuldvordering van onderaannemer X voorrang had op deze van de bank.

Het hof baseert zich op artikel 13 van de Hypotheekwet, dat het volgende bepaalt: ‘Tussen de bevoorrechte schuldeisers wordt de voorrang geregeld naar de verschillende aard van de voorrechten’.

De motivering voor het Cassatie-beroep

‘Conformément aux articles 8 et 9 de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851, les biens du débiteur sont le gage commun de ses créanciers et le prix s’en distribue entre eux par contribution à moins qu’il n’y ait entre les créanciers des causes légitimes de préférence que sont les privilèges et hypothèques.

En vertu de l’article 20, 12°, de cette loi, applicable au litige, est privilégiée, pendant cinq ans à dater de la facture, la créance que les sous-traitants employés à la construction d’un bâtiment ou d’autres ouvrages faits à l’entreprise ont contre leur cocontractant-entrepreneur pour les travaux qu’ils ont effectués ou fait effectuer, sur la créance se rapportant à la même entreprise qu’a ce cocontractant-entrepreneur contre le maître de l’ouvrage.

Le droit de préférence conféré au sous-traitant pour le paiement de sa créance contre l’entrepreneur principal ne s’exerce que sur et jusqu’à concurrence de la créance, née de l’exécution des travaux, détenue par cet entrepreneur contre le maître de l’ouvrage.
Il s’ensuit que cette assiette doit subsister jusqu’à l’attribution préférentielle de cet actif.’

De visie van het Hof van Cassatie

Op 27 oktober 2023 oordeelde het Hof als volgt:

‘Après avoir décidé que « le conflit entre le droit de gage sur fonds de commerce et le privilège du sous-traitant se règle par application de l’article 13 de la loi hypothécaire » et qu’il faut dès lors « préférer le droit du sous-traitant à celui du créancier gagiste sur fonds de commerce », l’arrêt, qui considère qu’« à l’entame de la procédure de faillite, il était dû à la société Socotra par le maître de l’ouvrage à tout le moins un montant de 213 000 euros dans le cadre du chantier […] de sorte que l’assiette du privilège existait manifestement » au 1er juillet 2004, sans examiner, comme le contredit de la demanderesse l’y invitait, si, dans le projet de répartition, le privilège de la défenderesse avait « pour assiette l’un des éléments d’actifs récupéré ou valorisé par la curatelle », viole l’article 20, 12°, précité. Le moyen est fondé.’

Lees het Cassatie-arrest van 27 oktober 2023

Lees de conclusies van het Openbaar Ministerie

Webinar on demand

Kijk op uw eigen tempo, zo vaak u wilt.

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement

Boeken in de kijker: